Important Announcement
PubHTML5 Scheduled Server Maintenance on (GMT) Sunday, June 26th, 2:00 am - 8:00 am.
PubHTML5 site will be inoperative during the times indicated!

Home Explore Antwoordmodel: Theoriewerkboek Sociale Hygiëne

Antwoordmodel: Theoriewerkboek Sociale Hygiëne

Published by marcom, 2019-12-18 07:57:50

Description: 20190828_TWB_Sociale Hygiene_Antwoordmodel_HR

Search

Read the Text Version

5GESPREKSMODELLEN  3 N EE VERKOPEN 15vraag A. XWxaxn neer gJebAr ui knjeeehet gespreksmodel Nee verkopen? Wanneer je een vraag, een wens of een gast moet weigeren of als een bepaald product op is B. Xxx B. Welke twee afwegingen moet je maken voordat je het gespreksmodel toepast? 1  Welke regel ga ik handhaven en waarom? 2  Is dit een uitzonderlijke situatie? C. Uit welke vijf stappen bestaat het gespreksmodel Nee verkopen? Zet de elementen in de juiste volgorde. 1  gesprek openen 4  bij geen medewerking: waarschuwen 2  ruimte geven voor een reactie 5  nog steeds geen medewerking: sanctioneren 3  ombuigen van de reactie D. Gebruik je altijd alle stappen uit dit gespreksmodel? Leg uit waarom wel of niet. NEE Als de gast al direct medewerking verleent, hoef je geen reactie om te buigen. Verder hoef je ook geen waarschuwing te geven of de gast te sanctioneren als er al eerder medewerking wordt verleend. 4 OPENLIJKE REGELOVERTREDING 6vraag A. Welke drie afwegingen moet je maken voordat je het gespreksmodel Openlijke regelovertreding toepast? 1  Welke regel ga ik handhaven en waarom? 2  Wat is het doel van mijn handhaven (medewerking vragen of sanctie opleggen)? 3  Wanneer ga ik optreden? 51

5  SOCIALE HYGIËNE B. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Je moet vooraf bedenken wat het doel is van het handhaven. Juist Je moet altijd direct optreden wanneer je een gast een regel ziet overtreden.   Onjuist Je moet het gedrag van de regelovertreder bestraffen. Onjuist Je werkt in een discotheek achter de bar. Op een gegeven moment geef je je collega een seintje dat je zo terug bent, want je moet toch echt even naar het toilet. Als je daar aankomt, ruik je een bekende geur. Je kijkt om en ziet dat twee gasten in een hoek staan te roken. Als je hen hierop aanspreekt en aangeeft dat ze binnen niet mogen roken vanwege het rookverbod, zegt een van de jongens: “We staan hier in een rustig hoekje, mensen hebben toch geen last van ons?” C. Hoe kun je deze situatie oplossen? Beschrijf het verloop van het gesprek aan de hand van het gespreksmodel Openlijke regelovertreding. Je probeert hun reactie om te buigen. Je toont begrip, geeft argument en vraagt nogmaals om hun medewerking. Dit kun je doen door te zeggen: “Ik begrijp dat jullie willen roken, maar dit is binnen helaas niet toegestaan. Hier binnen roken is door de wet verboden. Bij overtreding van deze wet kan de discotheek een boete krijgen en dat willen we voorkomen. Ik vraag jullie nogmaals om naar buiten te gaan als jullie willen roken.” Als de gasten alsnog niet meewerken, dan geef je een waarschuwing. Je stelt hen voor de keuze: meewerken of direct de discotheek uit. Je kunt zeggen: “Ik verwacht dat jullie je aan de regels houden. Zo niet, dan moeten jullie de zaak verlaten.” Als de gasten nog steeds niet meewerken, dan voer je een sanctie uit en zet je de jongens de discotheek uit. 5 VERBORGEN REGELOVERTREDING 7vraag A. Wanneer gebruik je het gespreksmodel Verborgen regelovertreding? Leg dit uit in je eigen woorden en beschrijf een voorbeeldsituatie. Je gebruikt dit gespreksmodel als je een sterk vermoeden hebt dat de gast een regel overtreden heeft, maar je dit niet zelf hebt gezien en de gast het makkelijk kan ontkennen. Je kunt in dit geval alleen optreden op basis van vermoedens. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn als gasten bijvoorbeeld stiekem drugs gebruiken of verhandelen, als ze stiekem iets vernield hebben of als een gast aangeeft dat er sprake was van seksuele intimidatie door een andere gast. 52

5GESPREKSMODELLEN  B. Wat maakt een verborgen regelovertreding zo lastig? Het lastige aan een verborgen regelovertreding is dat je het niet zelf gezien hebt. Als de gast de overtreding ontkent, heb je dus geen bewijs. Je kunt de gast niet corrigeren. C. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan. Stelling waar niet waar X Als een andere gast getuige is van de regelovertreding, gebruik je het gespreksmodel Openlijke regelovertreding. Wanneer een verborgen regelovertreding plaatsvindt in een groep, dan dien je de groepsleider X hierop aan te spreken. Het gespreksmodel Verborgen regelovertreding wordt alleen toegepast bij overtredingen X binnen het bedrijf of op het bedrijfsterrein. D. Welke stappen voer je uit bij het gespreksmodel Verborgen regelovertreding? Vul de tabel in. Stap Omschrijving 1 Gesprek openen Eerst beschrijf je de aanwijzingen en geef je jouw vermoeden aan over 2 Ruimte geven voor een reactie welke regel de gast volgens jou of iemand anders overtreden heeft. Daarna beschrijf je de regel die de gast daarmee overtreden heeft en geef je een waarschuwing. Je geeft de gast ruimte om te reageren op je vermoeden en waarschu- wing. De kans is groot dat de gast de regelovertreding die je vermoedt, ontkent. 3 De reactie ombuigen Vervolgens toon je begrip voor zijn reactie en geef je argumenten waarom je optreedt naar aanleiding van je vermoeden of de aanwijzin- gen van iemand anders. Je geeft de gast nogmaals een waarschuwing. 4 Sanctioneren Bij herhaling van de overtreding voer je een sanctie uit door de gast uit de horecagelegenheid te verwijderen. 53

5  SOCIALE HYGIËNE E. Wat moet je vooral niet doen bij het gespreksmodel Verborgen regelovertreding? Je moet bij dit model niet zeggen: “Als u de regel weer overtreedt…”. Hiermee beschuldig je de gast namelijk van een regelovertreding, terwijl je daar geen bewijs voor hebt. Daarom kun je in dergelijke situaties alleen een waarschuwing geven. 6 AGRESSIE EN GEWELD 8vraag A. Wat zijn oorzaken van agressief gedrag? 1  Je hebt tegenwerkend gedrag niet goed omgebogen. 2  Je hebt geen begrip getoond voor het tegenwerkend gedrag. B. Welke twee afwegingen moet je maken voordat je het gespreksmodel toepast? 1  Met welk soort agressief gedrag heb ik te maken? 2  Wat is het doel van mijn handhaven (waarschuwing geven en/of sanctie opleggen)? Een groepje jongeren zit op het terras en ze zijn vrij luidruchtig. Uiteindelijk merken andere gasten op dat dit gezelschap wel erg veel lawaai maakt en of je hen hierop wilt aanspreken. Dit doe je, waarop een van de jongeren reageert: “Wie denk je dat je bent?! Jij hebt zeker geen vak geleerd, anders stond je hier nu niet.” Tot het vermaak van zijn vrienden maakt hij nog een aantal beledigende opmerkingen. Je reageert op de gast aan de hand van het gespreksmodel Agressie en geweld. Je beschrijft zijn gedrag, roept de gast tot de orde en geeft aan dat hij zijn gedrag moet stoppen. C. Hoe zou je de rest van dit gesprek aanpakken? Beschrijf dit op basis van het gespreksmodel en geef voorbeelden van wat je zou zeggen. Vervolgens geef je de gast een waarschuwing. Je kunt de gast voor de keuze stellen: meewerken of direct het terras verlaten. Zo kun je bijvoorbeeld zeggen: “Ik wil dat je ophoudt met het maken van vervelende opmerkingen tegen mij. Je kunt nu kiezen: je stopt met dit gedrag of je moet de zaak verlaten.” Als de gast deze waarschuwing negeert, kun je overgaan tot sanctioneren: “Ik heb je zojuist verzocht om mee te werken en je doet dit niet. Daarom wil ik dat je nu de zaak verlaat.” 54

5GESPREKSMODELLEN  D. Hoe moet je handelen als de gast gewelddadig gedrag vertoont? Als een gast gewelddadig gedrag vertoont, dan dien je direct op te treden met een sanctie. In dit geval moet de gast de zaak verlaten. Vraag hierbij hulp van collega’s of een nachtportier. Aanvullend kun je de gast een ontzegging opleggen. notities 55

6 Alcohol In het restaurant waar je werkt zit een vriendengroep die een vrijgezellenfeest viert. Regelmatig bestellen ze bier. “Wel doordrinken, hè!” hoor je een van hen tegen een ander zeggen, terwijl hij je wenkt om meer bier te bestellen. Je vraagt je collega om nootjes voor deze groep te pakken. Zelf loop je naar de groep en zeg je: “Jullie houden het tempo er goed in! Wie van jullie is de BOB?” Gasten komen onder andere in horecagelegenheden als ze iets te vieren hebben. Hierbij drinken ze graag alcoholhoudende dranken. Soms zijn er gasten die te veel drinken, waardoor er onprettige of zelfs onveilige situaties kunnen ontstaan. Het is dus belangrijk dat je weet wat alcohol is en hoe je hiermee om moet gaan. Ook moet je weten hoe het zit met de wetgeving rondom het verstrekken en verkopen van alcohol. Gebruik voor het maken van de opdrachten het hoofdstuk Alcohol uit het boek Sociale Hygiëne en/of het online magazine Alcohol. Bij dit onderwerp: „„ leg je uit wat alcohol is; „„ leg je uit wat het bloedalcoholgehalte is; „„ benoem je de effecten van alcohol; „„ beschrijf je wat verantwoord alcoholgebruik is; „„ leg je uit wat alcoholmisbruik is en hoe je dit kunt herkennen; „„ beschrijf je de wettelijke regels die je moet kennen rondom alcohol en hoe je die handhaaft; „„ benoem je wat je kunt doen om verantwoord alcoholgebruik te bevorderen en alcoholmisbruik te voorkomen. 1 DE STOF 1vraag A. Hoe ontstaat alcohol? Alcohol ontstaat door natuurlijke gisting van granen, zoals gerst of vruchtensuikers. B. Bij welk alcoholpercentage wordt gesproken van een zwak alcoholhoudende drank en bij welk percentage van een sterk alcoholhoudende drank? Geef ook voorbeelden. Sterk alcoholhoudende drank: Sterk alcoholhoudende dranken hebben een alcoholpercentage van 15% alcohol of meer. Voorbeelden hiervan zijn sterke shotjes, cognac, jenever, likeuren, rum en whisky. 56

6ALCOHOL  zwak alcoholhoudende drank: Zwak alcoholhoudende dranken zijn dranken van meer dan 0,5 tot 15%. Voorbeelden hiervan zijn bier, wijn, premixdrankjes en lichte shotjes. Ook port, sherry en vermout worden hiertoe gerekend, ondanks dat ze vaak meer dan 15% alcohol bevatten. 2vraag A. Alle soorten alcoholhoudende dranken hebben een eigen standaardglas met een verschillende inhoud. Wat is de reden hiervoor? Een sterkere alcoholhoudende drank gaat in een kleiner glas, zodat je ondanks de verschillende alcoholpercentages ongeveer evenveel pure alcohol binnenkrijgt per glas. B. Welk alcoholpercentage hoort bij welke drank? Maak de juiste combinaties. bier 40% cognac 35-38% jenever 4% mixdrank 12% whisky 5% wijn 40% 21 INHLEETIDEFINFGECOTP AARDAPPELEN 13vraag A. WXxaxt is het bJloAe  d anlceoeholgehalte (BAG)? Het BAG is het aantal milligram alcohol per milliliter bloed; dit wordt aangegeven in procenten. Een ander woord hBi.e rXvxoxor is het promillage. Het BAG wordt bepaald door de hoeveelheid alcohol die iemand per tijdseenheid drink. B. Hoeveel iemand merkt van de hoeveelheid alcohol die hij of zij drinkt, is afhankelijk van verschillende factoren. Welke van de volgende factoren spelen hierbij een rol? Omcirkel de juiste factoren. algehele gezondheid    gelegenheid   geslacht   gewenning    leeftijd    lengte    lichaamsgewicht    omgeving   stemming   verwachting    vooraf iets eten 57

6  SOCIALE HYGIËNE C. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis de juiste optie aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Vrouwen merken minder van alcohol dan mannen doordat zij meer lichaamsvocht hebben dan mannen. X X Gezonde mensen kunnen beter tegen alcohol en hebben een kortere hersteltijd, omdat hun X lichaam de alcohol beter afbreekt. Iemand die vaak alcohol drinkt, heeft evenveel last van de effecten hiervan als iemand die niet vaak alcohol drinkt. Door iets te eten voordat je alcohol gaat drinken heeft de alcohol minder effect. X Als je weinig merkt van de effecten van alcohol, dan is de alcohol ook minder schadelijk. 4vraag A. De effecten van alcohol op korte termijn zijn te verdelen in vijf verschillende stadia. Welk promillage hoort bij elk stadium? Maak de juiste combinaties. 0 – 0,5 aangeschoten 0,5 – 1,5 dronken, zat 1,5 – 3 knock-out 3 – 4 laveloos 4+ ontspannen, ontremd B. Welke kortetermijneffecten van alcohol horen bij elk stadium? Plaats de effecten in de juiste kolom in de tabel. Laveloos Knock-out Ontspannen, Dronken, zat Aangeschoten geremd In de war en afwezig Ademhaling en Minder pijn Misselijk en Beoordelen van polsslag vertragen Vaker plassen mogelijk braken situaties is moeilijker Wat er gebeurt dringt Risico op coma Warm gevoel Overdreven Tunneleffect nauwelijks door emotioneel gedragen Zintuigen verdoven Risico op Verwijde pupillen Zelfoverschatting hartstilstand C. Welke gezondheidsklachten kunnen zich op de lange termijn voordoen bij regelmatig overmatig alcoholgebruik? Noem er vier. 1 hersenbeschadiging of -bloeding  3  levercirrose, -ontsteking of -vervetting 2  maagontsteking of -zweer 4  hart- en vaatziekten 58

6ALCOHOL  5vraag Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Alcohol drinken beïnvloedt de werking van geneesmiddelen. Juist De nieren breken medicijnen in combinatie met alcohol te snel af.   Onjuist De effecten van drugs verzwakken als je tegelijkertijd alcohol drinkt. Juist 6vraag A. Welk orgaan breekt alcohol af en hoe verlaten deze stoffen je lichaam? Alcohol wordt grotendeels afgebroken in de lever, waar de alcohol omgezet wordt in water en kooldioxide. Deze stoffen verlaten je lichaam door te urineren, te transpireren en uit te ademen. B. Hoelang doet het lichaam erover om één standaardglas drank af te breken? Je lichaam breekt 0,002 promille af per kilogram lichaamsgewicht per uur, dus het duurt ongeveer vijf tot zes kwartier om één standaardglas drank af te breken. 3 HET GEBRUIK 7vraag A. Wat zijn gelegenheidsdrinkers? Mensen die enkel alcohol gebruiken bij (speciale) gelegenheden, zoals verjaardagen en bruiloften. B. Wat wordt verstaan onder verantwoord alcoholgebruik? Als er matig gedronken wordt, om positieve redenen, zoals smaak, een feestje of gezelligheid, en alleen als de situatie het toelaat. 59

6  SOCIALE HYGIËNE C. Hoe ga je verantwoord met alcohol om? Maak de checklist af. gematigd alcoholgebruik checklist drankjes verspreiden over de tijd jezelf op de hoogte stellen van de gezondheidsri- sico’s van alcoholmisbruik alleen voor plezier en ontspanning alleen in goede gezondheid alleen in vrije tijd niet dagelijks niet bij deelname aan het verkeer niet tijdens zwangerschap of het geven van niet tijdens sport borstvoeding rondjes overslaan en afwisselen met non-alcoho- niet verschillende dranken combineren en niet lische dranken combineren met medicijnen of drugs 8vraag A. Wanneer spreek je van alcoholmisbruik? Je spreekt van alcoholmisbruik als het drinken van alcohol ongewenste effecten heeft op drinkers en/of hun omgeving. B. Hoe herken je alcoholmisbruik bij gasten? Gasten drinken overmatig, ze drinken veel in korte tijd en/of ze drinken in ongewenste situaties (bijvoorbeeld tijdens een zwangerschap of in het verkeer). C. Waarom moet je extra alert zijn op het alcoholgebruik van jongeren in de horeca? Jongeren zijn een grote risicogroep die op steeds jongere leeftijd begint met het drinken van alcohol. Uit onderzoek is gebleken dat alcoholgebruik onder de 16 jaar schade toebrengt aan de hersenen. Daarnaast hebben jongeren de neiging om te snel te veel te drinken en om hun grenzen te verleggen. Hierdoor kunnen ze in een coma raken. Dit verschijnsel heet comazuipen of bingedrinken. 9vraag A. Wanneer spreek je van alcoholverslaving? Je spreekt van alcoholverslaving als de gebruiker afhankelijk is geworden van de alcohol. 60

6ALCOHOL  B. Wat is het verschil tussen lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid? Lichamelijke afhankelijkheid: Lichamelijke afhankelijkheid is dat je lichaam steeds meer alcohol nodig heeft om hetzelfde effect te bereiken. Dit komt doordat je lichaam gewend raakt aan de alcohol en heet gewenning of tolerantie. Geestelijke afhankelijkheid: Bij geestelijke afhankelijkheid hebben gebruikers het gevoel niet meer zonder alcohol te kunnen. Ze hebben continu behoefte aan alcohol en kennen geen grenzen meer aan de hoeveelheid die ze drinken. 4 DE WET 10vraag Een groepje jongeren van 16 tot 18 jaar wil gaan picknicken in het park. Het is zondag en de plaatselijke supermarkt is dicht. Omdat het mooi weer is, hebben de jongeren wel zin in een lekker koud biertje bij hun meegebrachte eten. Ze gaan naar het nabijgelegen restaurant en vragen of ze een aantal flesjes bier kunnen kopen om mee te nemen. A. Mag het restaurant de jongeren bier verkopen? Leg uit waarom wel of niet. nee Nee, dit mag niet. Ten eerste mag je in een horecalokaliteit geen alcohol verstrekken die ergens anders gebruikt zal worden. Het restaurant mag dan ook geen afgesloten flessen verkopen. Daarnaast zijn een aantal van de jongeren nog geen 18 jaar. De jongeren die wel 18 zijn, mogen de drank alleen voor zichzelf kopen, maar niet voor hun vrienden die jonger zijn. Als het restaurant dit wel toestaat, heet dit indirecte verstrekking. B. Wanneer moet je als horecaondernemer weigeren om alcohol aan een gast te verstrekken? Als de gast jonger is dan 18 jaar. Dit is vast te stellen aan de hand van de identificatieplicht. Verder mag je geen alcohol verstrekken als je redelijkerwijs vermoedt dat dit voor overlast zal zorgen. 61

6  SOCIALE HYGIËNE 11vraag A. Wie controleert of de Drank- en Horecawet worden nageleefd? Dit wordt gedaan door buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s). Zij controleren horecabedrijven en slijterijen namens de gemeente. Zij controleren onder andere of bij twijfel over de leeftijd van een gast om een legitimatiebewijs wordt gevraagd. B. Wat gebeurt er als een horecabedrijf niet naar een legitimatiebewijs vraagt bij twijfel over de leeftijd van een gast? Dan is het horecabedrijf in overtreding van de Drank- en Horecawet. Hierdoor kan het bedrijf een boete krijgen. Een grote groep jongeren neemt plaats op het terras. Hun leeftijd is lastig in te schatten – ze lijken tussen de 18 en 25 jaar. De bediening vraagt de jongeren naar hun leeftijd. De jongeren zeggen allemaal tussen de 21 en 24 te zijn. De jongeren willen bier en wijn bestellen. C. Mag de bediening deze dranken verstrekken? Leg uit waarom wel of niet. Niet direct, want vragen naar de leeftijd is niet voldoende. Omdat er sprake is van twijfel over de leeftijd, moet de bediening eerst alle jongeren om hun legitimatiebewijs vragen. Aan degenen die zich niet kunnen legitimeren of die jonger dan 18 jaar blijken te zijn, mag de bediening geen alcohol verstrekken. Zo wordt indirecte verstrekking en een boete voor het horecabedrijf voorkomen. 12vraag Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis de juiste optie aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Als je alcohol drinkt, reageer je sneller op onverwachte situaties. Je mag geen voertuig besturen als het alcoholgehalte in de adem hoger is dan 88 microgram X per liter uitgeademde lucht. Je mag geen motorrijtuig laten besturen door iemand waarvan je weet of redelijkerwijs zou X moeten weten dat hij niet in staat is om het voertuig veilig te besturen. Je mag geen voertuig besturen als je zodanig onder invloed bent van een stof dat je niet meer in X staat bent het voertuig veilig te besturen. 62

6ALCOHOL  13vraag Autorijden onder invloed van alcohol is niet verantwoord. Lees het volgende voorbeeld en omcirkel de juiste antwoorden. Als je 80 km per uur rijdt in normale, nuchtere toestand, dan heb je een stopafstand van 52 meter. Dan moet je wel alert zijn en gereageerd hebben binnen 1 seconde Bij een snelheid van 80 km per uur is de afstand die je aflegt per seconde 22 meter. De remweg is dan 30 meter. Als je 4 seconden later reageert, is je stopafstand dus al 118 meter. 14vraag Welke twee voorbeelden kun je noemen van situaties waarin je als medewerker een boete of straf opgelegd kunt krijgen volgens het Wetboek van Strafrecht? 1  Je verkoopt alcohol aan iemand die duidelijk dronken is. 2  Je maakt een kind dat jonger is dan 16 jaar dronken. 15vraag A. Wat staat er in de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken (RvA)? In deze code staan regels over wat er wel en niet in reclames voor alcoholhoudende dranken mag staan en wie deze reclames wel en niet mogen zien. Zo mogen alcohol en drugs geen positief imago hebben in de reclames en mogen de reclames niet op jongerenzenders worden uitgezonden. Gebruik je proeverijen of ‘sampling’ als reclame, dan mag je niet meer dan 50% korting geven op de alcohol. B. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? De RvA wordt elk jaar aangepast.  Onjuist Indien een fabrikant of producent reclame wil maken voor alcoholhoudende dranken, dan moet hij dit minimaal vijf werkdagen van de voren melden bij STIVA.  Juist STIVA zet steekproefsgewijs mysteryguests in om horecagelegenheden te controleren.  Juist Bij een overtreding krijgt een horecalokaliteit een boete van € 2.000. Bij herhaling is dit € 4.000.  Onjuist 63

6  SOCIALE HYGIËNE 5 ALCOHOLBELEID 16vraag A. Wat staat er in een alcoholbeleid? Hierin staat welke wettelijke regels gehandhaafd moeten worden, en welke preventieve en reactieve maatregelen je neemt om ervoor te zorgen dat er verantwoord omgegaan wordt met alcohol. B. Het liefst wil je problemen met alcohol voorkomen. Wat zijn drie preventieve maatregelen die je in je alcoholbeleid kunt opnemen? 1  Plak leeftijdsstickers op bij de toegang van de horecalokaliteit. Zo worden gasten eraan herinnerd dat ze onder de 18 jaar geen alcohol mogen nuttigen. Deze maatregel is wettelijk verplicht. 2  Stel huisregels op en zorg dat deze duidelijk zichtbaar zijn voor gasten. Zet hier bijvoorbeeld in dat ze alleen in jouw horecalokaliteit en/of op jouw terras hun drank mogen nuttigen, en dat ze niet dronken mogen zijn/worden. 3  Zorg voor deurcontroles. De horecaportier kan toezicht houden op de leeftijd van gasten en kan mensen die dronken of onder invloed van drugs zijn buiten de deur houden. C. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis de juiste optie aan in de tabel. Stelling waar niet waar Als horecabedrijf kun je verantwoord alcoholgebruik bevorderen … X … door happy hours te organiseren. X … door te vragen wie de BOB is. X X … door alternatief vervoer (taxi of openbaar vervoer) voor te stellen indien er geen BOB is. X … door lege glazen direct weg te halen. X … door het drinktempo van de groep aan te moedigen. X X … door hapjes of nootjes te serveren. … door te vragen wat mensen willen drinken, zodat mensen die een non-alcoholische drank willen de kans krijgen om dit te bestellen. … door wijnglazen regelmatig bij te schenken. 64

6ALCOHOL  17vraag A. Hoe kun je alcoholmisbruik aan het gedrag van de gast herkennen? Noem twee gedragingen. 1 Je kunt kijken naar hoeveel eenheden alcohol iemand per uur drinkt. Zo kun je het BAG van de gast en het mogelijke effect inschatten. 2 Je kunt kijken naar het gedrag van gasten: - dingen per ongeluk omstoten - dingen per ongeluk uit hun handen laten vallen - onvast op de benen staan - tegen mensen en voorwerpen botsen - verlies van hand-oogcoördinatie - wartaal uitslaan - andere gasten lastigvallen B. Welke maatregelen kun je nemen als je met dronken gasten of met alcoholmisbruik te maken krijgt? 1 Nee-verkopen: Als het uit de hand loopt kun je besluiten om geen alcoholhoudende drank meer te verstrekken. Gasten kunnen dan tegenwerken. Geef daarom goed aan dat je optreedt op basis van de Drank- en Horecawet. Het kan ook zijn dat je nee moet verkopen omdat iemand onder de 18 jaar alcohol wil bestellen of kopen. 2  Verwijderen: Als de gast echt aangeschoten of dronken is, dan moet je de gast verwijderen uit de zaak. notities 65

7 Drugs In het café waar je werkt zit een groepje studenten. Een van hen gaat een tijdje weg en komt later weer binnen. Terug bij zijn vrienden lijkt hij iets aan hen door te geven. Omdat het druk is aan de bar, denk je hier verder niet over na. Als je de groep later hun laatste drankjes van de avond brengt, hoor je dat ze straks naar een dansfeest gaan. Bij het betalen valt je op dat een paar studenten zich overdreven opgewekt en druk gedragen en dat hun pupillen verwijd lijken. Je vermoedt dat ze drugs hebben gebruikt. Deze situatie loopt goed af, omdat de gasten die mogelijk drugs hebben ingenomen al snel vertrekken. Maar drugsgebruik kan tot gevaarlijke situaties leiden. Bovendien mag je geen gasten onder invloed van drugs binnenlaten. Het is dus belangrijk dat je weet welke effecten drugs kunnen hebben en hoe het zit met de wetgeving rondom drugs. Gebruik voor het maken van de opdrachten het hoofdstuk Drugs uit het boek Sociale Hygiëne en/of het online magazine Drugs. Bij dit onderwerp: „„ leg je uit wat drugs zijn en welke stoffen erin zitten; „„ benoem je wat de effecten van drugs zijn; „„ beschrijf je verschillende manieren waarop drugs worden gebruikt; „„ leg je uit welke wettelijke regels je moet kennen met betrekking tot drugs en hoe je die handhaaft; „„ beschrijf je welke maatregelen je kunt nemen om drugs te weren. 1 DE STOF 1vraag A. Wat zijn drugs? Drugs zijn stoffen die de hersenen prikkelen, waardoor geestelijke en lichamelijke effecten optreden. B. Wat is het verschil tussen harddrugs en softdrugs? Harddrugs zijn schadelijker voor de gezondheid dan softdrugs. Voorbeelden van harddrugs zijn cocaïne, speed, XTC en GHB. Hasj en wiet zijn in principe softdrugs, tenzij ze meer dan 15% van de werkzame stof bevatten. 66

7DRUGS  2vraag Welke drugs worden beschreven? Vul de drugs in de tabel in. Omschrijving Drug Een combinatie van schoonmaakmiddel en natronloog gootsteenontstopper. Van oor- GHB sprong is dit een narcosemiddel. Deze drug komt meestal voor als een geurloze en stroperige vloeistof met een zoute smaak, maar je hebt het ook in poedervorm. Een synthetische drug. De werkende stof is MDMA. Deze stof behoort tot de amfetamines, XTC maar heeft een andere werking. Deze drug bestaat in pil-, capsule- of kristalvorm. Een wit, kristalachtig poeder dat van een plant komt. Met een chemisch proces wordt deze Cocaïne stof uit de bladeren van de plant gehaald en bereid. Komt van de hennepplant. Deze drug wordt gemaakt door de bloemtoppen van de plant te Wiet drogen en verkruimelen. Heeft een groenbruine kleur. De werkzame stof is THC. Een synthetische drug. Deze drug is amfetamine: chemisch nagemaakte efedrine. Meestal Speed komt deze drug in poedervorm (wit, roze of geel), maar er zijn ook pillen en capsules. Komt van de hennepplant. Deze drug ontstaat door de hars van de plant tot blokken of Hasj plakjes te persen. De kleur kan variëren van lichtbruin tot zwart. De werkzame stof is THC. 2 HET EFFECT 3vraag A. Welke factoren met betrekking tot de gebruiker kunnen het effect van drugs beïnvloeden? Naast de dosis is het effect van de drugs afhankelijk van het gewicht, de algemene gezondheid, de verwacht, de ervaring en de omgeving van de gebruiker. 67

7  SOCIALE HYGIËNE B. Voorbeelden van stimulerende drugs zijn cocaïne, speed en XTC. Welke effecten horen bij deze stimulerende drugs? Zoek de effecten op in het boek of magazine en zet ze in de juiste kolom. Cocaïne Speed XTC Overtuigd zijn van eigen gelijk Verwijde pupillen Wakker en opgewekt gevoel Snel geïrriteerd raken Rusteloos, gejaagd gevoel Verwijde pupillen Agressiviteit Klaarwakker zijn en niet kunnen Uren achter elkaar kunnen dansen Oververmoeidheid slapen Slecht kunnen luisteren Trekkende spieren in het gezicht Stijve kaken (kaken heen en weer bewegen) Extreme alertheid Meer behoefte aan intiem contact C. Wat gebeurt er bij het gebruik van de verdovende drug GHB? Van verdovende drugs raak je in een slaperige roes. Bij een hoge dosering GHB is er kans op een coma, ademstilstand of hartstilstand. D. Naast GHB zijn er ook legale middelen die onder verdovende drugs vallen. Wie gebruiken dergelijke drugs vaak? Noem een voorbeeld van een legale verdovende drug. Verdovende drugs, waaronder alcohol en slaapmiddelen, worden veel gebruikt door mensen met slaapproblemen en angststoornissen. E. Verdovende drugs hebben verschillende effecten. Welke van deze effecten kunnen zich voordoen bij het gebruik van GHB? Omcirkel de juiste effecten. agressiviteit   bewusteloosheid    in elkaar zakken    klaarwakker zijn   lachkick    misselijkheid en overgeven   oververmoeidheid   rillingen    seksueel opgewonden    slecht kunnen luisteren   stuiptrekkingen    veel moeten plassen    veel praten   verwijde pupillen    vrolijk gevoel F. Welke invloed hebben bewustzijnsveranderende drugs op een gebruiker? Door bewustzijnsveranderende drugs ga je de wereld anders zien en beleven. 68

7DRUGS  G. Wat zijn effecten van bewustzijnsveranderende drugs? Noem er drie in elke kolom. hasj en wiet XTC rode ogen verwijde pupillen vreetkick (enorme zin in eten) wakker + opgewekt gevoel lachkick (de slappe lach) uren achter elkaar kunnen dansen 4vraag A. Wanneer ben je lichamelijk afhankelijk van drugs en wanneer ben je geestelijk afhankelijk? Je bent lichamelijk afhankelijk van drugs als je lichaam protesteert wanneer je stopt met gebruiken; met andere woorden: als je last krijgt van ontwenningsverschijnselen. Ook heb je steeds meer van het middel nodig om hetzelfde effect te ervaren. Je bent geestelijk afhankelijk als je het gevoel hebt dat je niet meer zonder de drugs kunt. Je probeert zo veel mogelijk gelegenheden te vinden om te gebruiken en de drugs krijgen steeds meer voorrang. Je kunt je opgefokt of neerslachtig voelen en last krijgen van slapeloosheid en hoofdpijn. B. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Als je lichamelijk afhankelijk bent van drugs, probeer je zo veel mogelijk gelegenheden te vinden om te gebruiken en denk je er constant aan. X Door vaker drugs te gebruiken, krijg je een steeds hogere tolerantie. X Iedereen die drugs gebruikt is verslaafd. Je spreekt van een drugsverslaving als iemand geestelijk of lichamelijk afhankelijk is van drugs. X 69

7  SOCIALE HYGIËNE 3 HET GEBRUIK 5vraag Welke manier van drugsgebruik hoort bij de onderstaande drugs? Let op: sommige soorten drugs kun je op meerdere manieren gebruiken. Noem bij elke drug alle manieren die je kunt bedenken. Cocaïne:  Cocaïne kun je roken door middel van een sigaret of een crack-, base- of waterpijpje. Ook kun je cocaïne roken of inhaleren vanaf folie. Daarnaast kun je het snuiven, inspuiten of injecteren. ghb:  GHB kun je puur drinken. Vaak wordt het gemixt met frisdrank of sap vanwege de zoute smaak. hasj en wiet:  Hasj en wiet kun je roken in een joint, hasjpijp, waterpijp, vaporiser of verdamper. Je kunt ze ook in eten verwerken, bijvoorbeeld in spacecake. Tot slot kun je ze drinken als wietthee of bhang lassie. speed:  Speed kan worden gesnoven of geslikt als pil of capsule. xtc:  XTC wordt geslikt als pil of capsule. 6vraag A. Wat is lachgas? Noem drie kenmerken hiervan. 1  Lachgas is een kleurloos gas en heeft een lichtzoete smaak. 2  Het gas zit in zilverkleurige lachgaspatronen of in een cilinder. 3 Door het inhaleren van lachgas krijg je een kortdurende, sterke roes. Je voelt minder pijn en je spieren ontspannen. Je kunt er hallucinaties van krijgen. De effecten van lachgas verschillen per persoon. Andere antwoordoptie: Bijwerkingen of ongewenste effecten van lachgas zijn duizeligheid, verwardheid en hoofdpijn. Na gebruik kun je een langzame, vertraagde reactie tonen. B. Hoe gebruik je lachgas? Lachgas zit in lachgaspatronen of cilinders. Voor gebruik wordt het gas in een ballon gespoten, waarna het wordt geïnhaleerd door in de ballon in en uit te ademen. 70

7DRUGS  4 DE WET 7vraag A. In welke wet staan alle regels voor legale en illegale drugs? De Opiumwet. Wat mag je volgens deze wet niet doen met softdrugs en harddrugs? 1  Importeren of exporteren 2  Telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren 3  Aanwezig hebben 4  Vervaardigen 5  De verkoop, aflevering of verstrekking van drugs promoten 8vraag A. In Nederland wordt een gedoogbeleid gehanteerd. Wat houdt dit in? Dit betekent dat mensen niet vervolgd worden, ook al overtreden zij de regels. Het gedoogbeleid voor drugs houdt in dat mensen een maximale hoeveelheid softdrugs en harddrugs mogen hebben voor eigen gebruik. Voor wiet en hasj is dit maximaal 5 gram, voor harddrugs is dit maximaal 0,5 gram. B. Voor wie gelden de zogenaamde AHOJ-GI-criteria? Voor coffeeshops. 5 DRUGSBELEID 9vraag A. Wat staat er in een drugsbeleid? In een drugsbeleid staat welke wettelijke regels gehandhaafd moeten worden en welke preventieve en reactieve maatregelen je neemt om ervoor de zorgen dat de regels van de Opiumwet worden nageleefd. 71

7  SOCIALE HYGIËNE B. Welke preventieve maatregelen kun je nemen om drugs buiten jouw horecabedrijf te houden? Benoem vijf maatregelen en geef voorbeelden van hoe je deze maatregelen kunt toepassen. maatregel toepassing 1. De bedrijfsformule Zorg er bijvoorbeeld voor dat je geen donkere plekken in het bedrijf hebt of kies een aanpassen andere soort muziek. 2. Stickers Plaats stickers met ‘No drugs’ in je bedrijf. 3. Huisregels opschrijven Neem in de huisregels op dat drugs niet zijn toegestaan. Schrijf deze regels in het huisre- glement op en communiceer ze naar alle medewerkers. 4. Informeren Informeer gasten over de risico’s van drugsgebruik, bijvoorbeeld met folders of tv-scher- men. 5. Controleren Controleer op drugsbezit en -gebruik aan de deur en bij de toiletten. Dit kan gedaan worden door de horecaportier en alle andere medewerkers. C. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Gasten die onder kennelijke invloed zijn van drugs moet je uit de zaak verwijderen.  Juist Om een gast uit de zaak te verwijderen, moet je kunnen bewijzen dat hij drugs heeft gebruikt.  Onjuist Als je denkt dat een gast drugs heeft gebruikt, dan geef je hem eerst een waarschuwing.  Onjuist notities 72

7DRUGS  notities 73

8 Tabak Je werkt als gastheer in een luxe restaurant. Terwijl je een blad cocktails naar een tafel brengt, zie je de deur van de rookruimte in de verte opengaan. Een gast wenkt je. “Ik wil graag nog iets bestellen,” zegt hij. “En kun je dan meteen de lege glazen en lege borrelplateau meenemen? Het is hier een beetje vol zo…” Je gasten komen naar jouw horecagelegenheid om te ontspannen en te genieten. Voor sommige mensen hoort roken daar bij. Echter geldt er sinds 2008 een rookverbod in horecagelegenheden. Zo zijn er specifieke regels en wetten met betrekking tot roken die ook op bijvoorbeeld rookruimten van toepassing zijn. Je moet deze regels dus goed kennen en weten aan welke wettelijke eisen je moet voldoen en hoe je met gasten moet omgaan die zich niet aan het verbod houden. Gebruik voor het maken van de opdrachten het hoofdstuk Tabak uit het boek Sociale Hygiëne en/of het online magazine Tabak. Bij dit onderwerp: „„ leg je uit wat tabak is; „„ benoem je welke effecten tabak heeft; „„ beschrijf je de verschillende manieren waarop je tabak kunt gebruiken; „„ leg je uit welke wettelijke regels je moet kennen met betrekking tot tabak en hoe je die handhaaft; „„ beschrijf je wat je kunt doen om te voorkomen dat gasten gaan roken en hoe je ermee omgaat als dit toch gebeurt. 1 DE STOF 1vraag A. Wat is tabak? Tabak is een product dat van de gedroogde en gefermenteerde bladeren en andere delen van de tabaksplant (Nicotina Tabacu) komt. B. Wat is de verslavende stof in tabak? Nicotine 74

8TABAK  2vraag 3  Koolmonoxide A. Wat zijn de drie meest bekende stoffen in tabak? 1  Nicotine  2  Teer B. Wat is het doel van toevoegingen aan tabak? Toevoegingen zijn bedoeld om een bepaalde smaak, kleur en geur te geven, om uitdroging te voorkomen en om negatieve effecten te verbergen. Ook worden stoffen toegevoegd om de kans op verslaving te vergroten (de zogeheten ‘luchtwegverwijders’ waardoor je dieper kunt inhaleren en meer nicotine opneemt). Andere antwoordoptie: om tabaksproducten aantrekkelijker te maken 3vraag Wat zijn de vijf bekendste rookwaren om tabak mee te roken? 1  sigaretten  4  pijp 2 sigaren 5  waterpijp 3 shag 2 HET EFFECT 4vraag A. Wat zijn tien lichamelijke effecten die kunnen optreden als je tabak rookt? 1  beschadigde slijmlaag in longen 6  teer aan trilhaartjes waardoor ze minder goed 2  geremde eetlust schadelijke stoffen uit uitgeademde lucht filteren 7  verhoogde bloeddruk 3  minder vermoeidheid 8  vernauwde, verstopte en beschadigde bloetvaten 4  minder zuurstof in het bloed door toename van 9  versnelde hartslag 10  versnelde stofwisseling koolmonoxide 5  prettig gevoel 75

8  SOCIALE HYGIËNE Welke drie gevolgen kunnen veroorzaakt kunnen worden door langdurig tabaksgebruik? Omcirkel ze. COPD    hartaanval    beroerte    kanker    moeilijk zwanger raken    minder vruchtbaar sperma 5vraag A. Welke effecten heeft tabak op de geest? Noem er vier. 1  opgewekt gevoel 3  meer zelfvertrouwen 2  ontspannen gevoel 4  betere concentratie B. Wanneer spreek je van een geestelijke rookverslaving? Je spreekt van geestelijke verslaving als de rokers zelf steeds verlangen naar het prettige gevoel dat roken creëert door de ‘geluksstoffen’. Dit kan rokers onrustig maken en ervoor zorgen dat ze steeds een nieuwe sigaret opsteken. C. Hoe werkt een lichamelijke rookverslaving? De hersenen zien nicotine als iets positiefs, waardoor ze extra veel ‘geluksstoffen’ afgeven. Hierdoor voelt de roker zich goed, alleen hierdoor raakt het beloningssysteem van het lichaam in de war: het geeft te veel geluksstoffen af als er nicotine in het lichaam is, maar te weinig als er geen nicotine is. Dit kan leiden tot ontwenningsverschijnselen, zoals slapeloosheid, prikkelbaarheid en concentratieproblemen. Daarom wil het lichaam steeds opnieuw nicotine om dit te voorkomen; dit valt onder lichamelijke afhankelijkheid. 6vraag Wat is meeroken? Het effect op mensen die de rook inhaleren van anderen in hun omgeving die roken, terwijl zij zelf niet roken. 76

8TABAK  3 HET GEBRUIK 7vraag A. Wat is het belangrijkste verschil tussen elektronische dampwaar en tabaksrookwaar? In een tabaksrookwaar verbrandt tabak en in een elektronische rookwaar zit geen tabak en vindt dus geen verbranding plaats. B. Hoe werkt een e-sigaret? De e-sigaret werkt op batterijen. Een verwarmingselement verwarmt de nicotine en overige bestanddelen. Dit element wordt geactiveerd wanneer de gebruiker aan het mondstuk zuigt. Hierdoor ontstaan dampen die de gebruiker inhaleert. De e-sigaret bevat geen tabak en is verkrijgbaar met en zonder nicotine. De e-sigaret valt onder de naam ‘elektronische dampwaar’. 4 DE WET 8vraag A. Hoe heet de wet waarin staat welke regels en eisen gelden omtrent roken? De Tabaks- en Rookwarenwet (voorheen de Tabakswet). B. Wat wordt verstaan onder aanverwante producten in deze wet? Elektronische dampwaar, navulverpakkingen en voor roken bestemde kruidenproducten. Op het terras zit een groepje jongeren. Je vermoedt dat ze tussen de 16 en 20 jaar zijn. Een meisje uit dit groepje komt bij je aan de bar vragen of jullie ook sigaretten verkopen. Je bevestigt dit, waarop de gast vraagt om twee agecoins voor de sigarettenautomaat. Je twijfelt of dit meisje wel 18 jaar of ouder is en of de sigaretten niet voor de jongere gasten in het groepje zijn. C. Mag je aan deze gast sigaretten verkopen volgens de wet? Leg uit waarom wel of niet. JA dat mag, mits je van tevoren de leeftijd controleert én erop toeziet dat ze de tabaksproducten niet aan haar eventueel minderjarige vrienden verstrekt. Je kunt dit vooraf duidelijk maken bij het verstrekken van de agecoins. 77

8  SOCIALE HYGIËNE D. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Het is verboden om te roken in de horeca. X X Het rookverbod geldt voor alle ruimten in gebouwen. Voor bepaalde categorieën van ondernemers, zoals instellingen voor ouderenzorg of maat- X schappelijke opvang, geldt een uitzondering op het rookverbod. Als je tabaksproducten zonder nicotine verstrekt, hoef je hiervoor geen leeftijdsgrenzen aan te geven. 5 ROOKBELEID 9vraag A. Wat staat er in een rookbeleid? Hierin staat welke wettelijke regels gehandhaafd moeten worden, en welke preventieve en reactieve maatregelen je neemt om ervoor te zorgen dat gasten zich aan het rookverbod houden en dat niet-rokers en medewerkers beschermd zijn tegen de schadelijke gevolgen van tabaksrook. B. Als je een rookbeleid schrijft, moet je rekening houden met verschillende welke wettelijke eisen. Zijn de volgende stellingen hierover juist of onjuist? Je mag geen tabaksproducten of aanverwante producten verstrekken aan mensen boven de 18 jaar als het product bestemd is voor iemand onder de 18 jaar. Juist Ook als je weet dat een gast 20 jaar is, moet je om een legitimatiebewijs vragen als hij of zij tabakswaren wil kopen. Onjuist Je mag tabaksproducten of aanverwante producten gratis verstrekken voor bijvoorbeeld een promotionele actie. Onjuist Je moet de leeftijdsgrenzen voor het verkopen van tabaksproducten duidelijk aangeven. Juist C. Welke preventieve maatregelen kun je nemen om te voorkomen dat gasten ondanks het rookverbod toch gaan roken in het horecabedrijf? Noem er vier. 1  Richt een of meerdere rookruimte(n) in. 3  Stel huisregels op en zorg dat deze duidelijk zichtbaar 2 Zorg dat mensen op het terras kunnen roken. zijn voor gasten. 4  Licht de gasten bij aankomst in over het rookbeleid. 78

8TABAK  10vraag Aan welke eisen moet een rookruimte momenteel voldoen? 1 Een rookruimte moet afsluitbaar zijn. 2  Buiten de ruimte mag je geen last hebben van de rook. 3  Gasten mogen niet bediend worden in de rookruimte. 4  Gasten mogen wel eten en drinken in de rookruimte. wist je dat ... … uiterlijk in juli 2022 de rookruimten in de horeca gesloten en verboden worden? Het kan zelfs zijn dat dit eerder is, want momenteel is er een rechtszaak om af te dwingen om ze per direct te sluiten en verbieden. 11vraag A. Wanneer mag je wel en wanneer mag je niet roken op een terras? Roken op het terras van een horecagelegenheid is toegestaan mits één zijde van het terras volledig open is. Een vaste aanbouw zoals een serre geldt niet als terras. Ook in een overdekt winkelcentrum geldt het niet als ‘terras’; hier mag je dus niet roken. Verder mag de rook niet zorgen voor overlast binnen de horecagelegenheid. Ook goed: als de horecaondernemer het zelf in de huisregels heeft vastgelegd als rookvrij terras. B. Welke gespreksmodellen zou je in deze situaties gebruiken? Leg je antwoord uit.Hoe zou jij een van de bovengenoemde situaties aanpakken? Beschrijf kort hoe je het gesprek met de gast zou aanpakken met behulp van een gespreksmodel. Je ziet een gast binnen een sigaret opsteken:  Het gespreksmodel Openlijke regelovertreding, omdat je de overtreding daadwerkelijk ziet of constateert. Een gast meldt dat een andere gast op het toilet heeft gerookt: Het gespreksmodel verborgen regelovertreding, omdat je de overtreding wel vermoedt, maar zelf niet hebt waargenomen. 79

9 Gokken Je werkt in een café. Een gast komt naar je toe en vraagt of je €10 kunt wisselen. Met een handvol munten loopt de man weer weg. Nog geen halfuur later hoor je gevloek achter uit het café komen. Je loopt erheen om te kijken wat er aan de hand is: de man die eerder geld kwam wisselen staat boos op de gokautomaat te slaan. Sommige horecabezoekers wagen graag een gokje op een kansspelautomaat. Maar voor een deel van de spelers kan gokken een verslavend effect hebben. Dit kan leiden tot problematisch gokgedrag, zoals in de geschetste situatie. Om te voorkomen dat een situatie als deze uit de hand loopt, is het van belang dat je weet wat het verschil tussen verantwoord en problematisch gokken is, hoe je een gokverslaving kunt herkennen, welke wettelijke regels gelden omtrent gokken en hoe je problematisch gokgedrag kunt voorkomen. Gebruik voor het maken van de opdrachten het hoofdstuk Gokken uit het boek Sociale Hygiëne en/of het online magazine Gokken. Bij dit onderwerp: „„ leg je uit wat gokken is; „„ benoem je welke soorten spelers er zijn; „„ beschrijf je wat recreatief en problematisch gokgedrag is; „„ leg je uit wat een gokverslaving is en hoe je dit kunt herkennen; „„ beschrijf je welke wettelijke regels je moet kennen met betrekking tot gokken en hoe je die handhaaft; „„ leg je uit wat je kunt doen om problematisch gokgedrag te voorkomen. 1 HET SPEL 1vraag A. Waarom spreek je bij gokken ook wel van kansspelen? Bij gokken maak je altijd kans op een (geld)prijs, maar het toeval bepaalt of je die ook werkelijk wint. B. Wat zijn voorbeelden van kansspelen? Noem er drie. Voorbeelden zijn loterijen, bingo, online kansspelen, kaartspellen en gokkasten. 80

9GOKKEN  C. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Een andere naam voor gokkasten is kansspelautomaten.  Juist De eigenaar van de horecagelegenheid waar de automaat staat, is ook de eigenaar van de automaat.   Onjuist De eigenaar van de horecagelegenheid verzorgt het onderhoud van de automaat. Onjuist 2vraag Wat is kenmerkend voor short-odds kansspelen? Vul de juiste antwoorden in. Kansspelautomaten zijn zogenaamde short-odds kansspelen. Bij short-odds kansspelen weet je meteen of je iets gewonnen hebt of niet. Door de manier waarop de automaten geprogrammeerd zijn, win je meestal niets. In horecabedrijven staan short-odds kansspelen die beperkt zijn met een inzet van maximaal €0,20 per spel en een winst van maximaal €40, terwijl bij Holland Casino minder beperkingen gelden: maximaal €50 inzet per spel en zonder maximale winst. 2 DE SPELERS 3vraag Wat is het doel van de CPGI/PGSI? Bepalen tot welke categorie spelers horen aan de hand van een test (bestaande uit negen vragen). 4vraag A. Wat zijn gedragskenmerken van iemand met verantwoord gokgedrag? De speler... 4  gokt om het spel (niet om te winnen); 1  bepaalt van tevoren hoeveel geld hij wil inzetten; 2  stelt van tevoren een limiet aan de speeltijd; 5  kan het zich financieel veroorloven. 3  gokt voor de gezelligheid en ontspanning; 81

9  SOCIALE HYGIËNE B. Wat is het tegenovergestelde van verantwoord gokgedrag? Problematisch gokgedrag C. Wat zijn vier kenmerken van dit gokgedrag? De speler… 1  gaat over de eigen grenzen heen en blijft geld inzetten, 3  is meestal alleen en maakt geen contact met ook als dit eigenlijk niet meer kan; andere gasten of medewerkers; 2  blijft lang achter elkaar door gokken; 4  wil het verloren geld terugwinnen. Andere antwoordopties: - loopt bij binnenkomst direct naar de kansspelautomaat; - doet geen afstand van de kansspelautomaat; - dekt de rollen/nummers af met de handen; - scheldt en schopt tegen de kast bij verlies. 5vraag A. Wat is een overeenkomst en een verschil tussen de twee soorten risicospelers? Overeenkomst: Zowel licht-risicospelers als gemiddeld-risicospelers vertonen een aantal kenmerken van problematisch gokgedrag. Verschil: Het verschil is dat licht-risicospelers hier geen negatieve gevolgen van ondervinden en gemiddeld- risicospelers wel. B. Wanneer ben je een probleemspeler? Als je liegt over het feit dat je gokt en regelmatig geld leent om te gokken. Vaak raken probleemspelers in een roes en vergeten al hun problemen tijdens het gokken. Ze willen telkens diezelfde roes ervaren en raken geïrriteerd, paniekerig of agressief als ze een tijdje niet kunnen gokken. 6vraag A. Wanneer spreek je van een gokverslaving? Als probleemspelers afhankelijk zijn geworden van het gokken. Ze verliezen het besef van de waarde van geld; het enige dat telt is de winst. Ze denken niet meer na over hoeveel geld ze al hebben ingezet om tot die mogelijke winst te komen. Winnen ze een tijd niets, dan vergroot dit de drang om door te gaan zelf nog meer. Het afnemen van het puntenaantal of het verliezen moet gecompenseerd worden en de spelers willen het verlies terugwinnen. Ook de spanning en opwinding van het gokken kunnen bijdragen aan de verslaving. Het lichaam maakt tijdens het gokken stoffen aan die spelers een prettig gevoel geven. Probleemspelers willen dit gevoel telkens weer en worden zo nog afhankelijker van het gokken. 82

9GOKKEN  B. Welke voorbeelden horen bij welke gevolgen van gokverslaving? Vul de tabel verder in. Stelling Waarom? financiële problemen Grote schulden Problemen op school of werk werkloos raken psychische problemen Depressie en schuldgevoelens sociale problemen Scheiding of huiselijk geweld Strafrechtelijke problemen fraude of diefstal Stressgerelateerde gezondheidsklachten hoge bloeddruk 3 DE WET 7vraag A. Hoe heet de wet die alles omtrent het plaatsen en gebruiken van kansspelautomaten regelt? De Wet op de kansspelen B. Wie controleren de naleving hiervan? De gemeente en de Kansspelautoriteit Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Een bedrijf kan alleen een vergunning krijgen voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat in een hoogdrempelige inrichting, zoals een café of restaurant. Juist Wettelijk is bepaald dat je bij de gemeente alleen een vergunning kunt aanvragen voor het plaatsen van twee kansspelautomaten in een horecabedrijf. Onjuist Een exploitant is de persoon die de speelautomaten in jouw horecagelegenheid plaatst. Jij bent vanaf dan de eigenaar van de automaten. Onjuist Het is verboden om zonder exploitatievergunning eigen speelautomaten te exploiteren. juist De aanwezigheidsvergunning en de exploitatievergunning zijn hetzelfde en worden door dezelfde instantie uitgereikt. Onjuist 83

9  SOCIALE HYGIËNE Een vader en zijn 16-jarige zoon komen een snelle maaltijd eten in het lokale café waar jij werkt. Terwijl jij de snacks in de frituur doet, hoor je de vader tegen zijn zoon zeggen: “Kom, zullen we tijdens het wachten even een spelletje op de gokautomaat spelen? Jij mag ook een keer!” C. Mag dit? nee D. Leg uit waarom wel of niet. Je mag personen onder de 18 jaar niet op kansspelautomaten laten spelen. 8vraag A. Welke eisen stelt het Speelautomatenbesluit 2000? Hierin staan de eisen waaraan kansspelautomaten in de horeca moeten voldoen. Deze eisen hebben betrekking op het doorbreken van het automatisme om door te spelen, het doorbreken van langdurig spelen en het beperken van de aantrekkelijkheid van het spel. Ook zijn er eisen voor de maximale inzet en de maximaal uit te keren prijs. B. Welke opschriften moeten er op de voorzijde van kansspelautomaten in de horeca staan volgens het Speelautomatenbesluit 2000? 1  Het toevalskarakter is niet te beïnvloeden. 3  Spelen onder de 18 jaar is niet toegestaan. 2  Voorkom gokverslaving – speel met mate. 4  Speel bewust. 9vraag Zijn de volgende stellingen over reclame voor kansspelautomaten waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Als je een aanwezigheidsvergunning hebt, mag je reclame maken voor de kansspelautomaten in je café of restaurant. X Eigenaren die reclame maken voor hun kansspelautomaten moeten voldoen aan wettelijke X beperkingen. Deze beperkingen worden bepaald door de gemeente. 84

9GOKKEN  4 GOKBELEID 10vraag A. Wat staat er in een gokbeleid? Hierin schrijf je de wettelijke regels die gehandhaafd moeten worden op, en welke preventieve maatregelen je neemt om te zorgen dat er verantwoord gespeeld wordt op kansspelautomaten. Zo kun je problematisch gokgedrag voorkomen. B. Welke preventieve maatregelen kun je nemen om problematisch gokgedrag te voorkomen? 1  Communiceer met behulp van de huisregels naar de gasten wat bijvoorbeeld de wettelijke minimale leeftijd is om te gokken. 2  Controleer de leeftijd van spelers als je niet zeker bent dat ze 18 jaar oud zijn. 3  Wissel niet onbeperkt geld aan dezelfde persoon. 4  Plaats de kansspelautomaten zodanig dat je toezicht kunt houden. C. In welke situaties treed je op om gokbeleid te handhaven? Als spelers… 1  geen 18 jaar zijn; 3  zich niet aan de huisregels houden; 2  overlast veroorzaken voor andere gasten; 4  problematisch gokgedrag vertonen. D. Welk gespreksmodel hanteer je bij overtredingen van het gokbeleid? Het gespreksmodel Openlijke regelovertreding. E. Wanneer is er sprake van tunneleffect bij gokken? Als de speler zo gefocust is op het gokken dat hij alleen nog het spel ziet en verder niets. F. Als je besluit op te treden bij een speler die last heeft van het tunneleffect, waar moet je dan rekening mee houden? Dat je eerst goed contact maakt met de speler voordat je gaat corrigeren. 85

10  Veiligheidsvoorzieningen Het is een gezellige avond in het restaurant waar je werkt. Alle gasten zijn vrolijk en jij zorgt dat het hen aan niets ontbreekt. Net als je even een glas water wilt gaan drinken, hoor je gegil uit de eetzaal komen. Je rent snel terug. “Help!” roept een gast. Je ziet meteen wat er aan de hand is: een kaars is omgevallen en het gordijn staat in brand. Als zich een gevaarlijke situatie zoals deze voordoet, dan telt elke seconde! Dus als er brand uitbreekt of als een gast bijvoorbeeld medische hulp nodig heeft, dan moet je snel kunnen handelen. Daarom is het belangrijk dat je weet wat je moet doen in dergelijke situaties. Ook moet je weten wat je kunt doen om gevaarlijke situaties te voorkomen. Gebruik voor het maken van de opdrachten het hoofdstuk Veiligheidsvoorzieningen uit het boek Sociale Hygiëne en/of het online magazine Veiligheidsvoorzieningen. Bij dit onderwerp: „„ leg je uit wat de bouwkundige eisen zijn voor de horeca en slijterijen; „„ benoem je welke ruimtelijke voorzieningen het horecabedrijf moet hebben; „„ beschrijf je welke technische voorzieningen het horecabedrijf moet hebben; „„ beschrijf je welke personele voorzieningen het horecabedrijf moet hebben; „„ vertel je hoe brand kan ontstaan en hoe het zich ontwikkelt; „„ leg je uit hoe je brand kunt voorkomen en hoe je moet handelen in geval van brand. 1 BOUWKUNDIGE VOORZIENINGEN 1vraag A. Waarin zijn de wettelijke bouwkundige eisen vastgelegd voor horecabedrijven en slijterijen? Het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. B. Wat zijn vijf wettelijke eisen die gelden voor toiletgelegenheden in horecabedrijven? 1  Er moeten minimaal twee gescheiden toiletgelegenheden zijn. 2  Een toiletgelegenheid moet een of meer toiletruimten bevatten. 3  Een toiletgelegenheid moet een of meer voorzieningen hebben om de handen te wassen met drinkwater. 4  De toiletpotten en urinoirs moeten waterspoeling hebben. 5  De toiletruimten zijn niet direct toegankelijk vanuit de horecalokaliteit. 86

10VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN  C. Aan welke andere eisen moeten horecabedrijven voldoen? Vul de ontbrekende woorden in. Het vloeroppervlak moet minstens 35 m2 zijn. De hoogte van het horecabedrijf moet minstens 2,40 meter zijn vanaf de vloer gemeten. Je moet in een horecalokaliteit een ventilatiesysteem hebben dat in verbinding staat met de buitenlucht. De verversingscapaciteit moet 3,8 x 10-3 m3/s per m2 vloeroppervlakte zijn. Ook moet er elektriciteit aanwezig zijn en een voorziening met drinkwater. 2vraag Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Slijterijen moeten aan dezelfde bouwkundige eisen voldoen als horecabedrijven. Onjuist Het vloeroppervlak van een slijtersbedrijf moet minstens 30 m2 zijn. Onjuist Alle zijden moeten gesloten wanden zijn van minstens 2,40 meter hoog vanaf de vloer gemeten. Juist 2 RUIMTELIJKE VOORZIENINGEN 13vraag AO.m Xwxexlk e drieJrAed  e nneeneis een goed doorzicht van belang? 1B . DXoxoxrzicht naar buiten verhoogt de veiligheid omdat je zo kunt zien wat er gebeurt en eventueel preventieve maatregelen kunt nemen. 2 Doorzicht naar binnen is van belang omdat eventueel overvallers bedrijven waar ze gemakkelijk gezien kunnen worden zullen vermijden. 3  Een goed doorzicht op de in- en uitgang van belang, net als doorzicht van de ruimte achter de receptiebalie op de balie. Dit verhoogt zowel de veiligheid als de gastgerichtheid, omdat je zo direct kunt reageren op gasten of eventuele calamiteiten. 87

10  SOCIALE HYGIËNE 1vraag JA   nee A. Xxx 4B. Xxx vraag Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. Stelling waar niet waar Een bedrijf hoeft alleen goed verlicht te zijn als het open is. X X Tijdschakelklokken zijn een handige manier om je bedrijf goed te verlichten. Het is niet nodig om de omliggende omgeving die bij het bedrijf hoort te verlichten. X Je mag zelf weten hoe je buitenverlichting om je bedrijf plaatst. X 3 TECHNISCHE VOORZIENINGEN 5vraag A. Welke (technische) voorzieningen kun je plaatsen met betrekking tot de kassa? Een hekje, klapblad of afroomkluis. B. Wat is afromen? Het veilig opbergen van papiergeld dat je niet meer nodig hebt als wisselgeld voor gasten of klanten. C. Hoe werkt een gecombineerde kluis? Deze kluis heeft in de deur een afroomgleuf. De deur hoeft daardoor niet geopend te worden om er geld in te stoppen. Deze kluis is voorzien van een vertragingsmechanisme dat ervoor zorgt dat de kluis niet geopend kan worden binnen een bepaalde tijd. 6vraag A. Waarvoor gebruik je camerabeveiliging? Met camerabeveiliging kun je plekken in het horeca- en slijtersbedrijf in de gaten houden waar je op dat moment zelf niet bent. 88

10VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN  B. Wat is het voordeel van camerabeveiliging? Hierdoor kun je toch snel ingrijpen als er ergens anders in het bedrijf iets gebeurt. Bovendien wordt alles vastgelegd, wat van pas kan komen wanneer je de politie moet inschakelen bij calamiteiten. C. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? De aanwezigheid van camera’s kan dieven en overvallers afschrikken. Juist Het is aan te raden om de camera’s goed uit het zicht te hangen. Onjuist Als je een goede, dure camera hebt, dan is de stand van de camera niet belangrijk. Onjuist Gasten hebben het recht om te weten dat ze gefilmd worden. Juist 7vraag A. Wat is het doel van een alarmsysteem? Het doel van alarmsystemen is om je op tijd te waarschuwen bij onveilige of bedreigende situaties, zoals brand, inbraak of overvallen. B. Waarom is het verstandig om het alarmsysteem dagelijks te laten controleren? Door dagelijks te controleren, zie je het gelijk als er iets niet werkt, bijvoorbeeld omdat de batterijen leeg zijn. Ze weet je zeker dat het alarm het doet in noodsituaties. 8vraag A. Wat is persoonsbeveiliging? Bij dit systeem heb je een draadloos apparaatje bij je met een alarmknop erop dat je overal kunt gebruiken. B. Hoe werkt een persoonsbeveiligingsapparaat met een omvalalarm? Als je op de knop drukt, stuurt het apparaat een alarmsignaal naar een centraal punt waar iemand actie kan ondernemen. Het apparaatje kan ook voorzien zijn van een ‘omvalalarm’, waarbij het alarm vanzelf afgaat als de drager op de grond ligt. 89

10  SOCIALE HYGIËNE 9vraag Wat zijn twee voorbeelden van toegangscontrolesystemen? Leg kort uit hoe ze werken. 1  Een detectiepoort: een vrijstaande poort die licht- of geluidssignalen afgeeft als iemand door de poort heen loopt en metalen voorwerpen bij zich draagt. 2. Een handdetector: werkt hetzelfde als een detectiepoort, maar is kleiner en wordt in de hand gehouden. Dit wordt gebruikt om het lichaam van de gast handmatig te scannen op wapens en ongewenste voorwerpen. 4 PERSONELE VOORZIENINGEN 10vraag A. Wat zijn personele voorzieningen? Speciaal personeel dat aangenomen is om de veiligheid van ander personeel en gasten te waarborgen. B. Aan welke wettelijke eisen moeten horecaportiers voldoen? Noem er vier. 1 Ze moeten 18 jaar of ouder zijn. 2 Ze moeten in dienst zijn van een particuliere beveiligingsorganisatie of van de bedrijfsbeveiliging van de onderneming. 3 Ze moeten in het bezit zijn van het diploma SVH Horecaportier of het mbo-diploma Beveiliger. 4 Ze moeten met succes gescreend zijn door de politie. C. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? Het is wettelijk verplicht om een nachtportier in dienst te hebben. Onjuist Nachtportiers moeten persoonsbeveiliging bij zich hebben. Juist Bij een belronde belt de nachtportier de bedrijfsleider om hem of haar te informeren over wat er allemaal gebeurt. Onjuist 90

10VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN  11vraag A. Met welke zaken moeten bedrijven rekening houden met betrekking tot bhv’ers? 1  grootte van het bedrijf 3  aantal bhv’ers 2  aanwezige risico’s 4  dat er altijd een bhv’er aanwezig moet zijn B. Wat is een overeenkomst en verschil tussen bhv en EHBO? Overeenkomst:  Bij beide leer je hoe je levensreddende eerste hulp moet toepassen. Verschil:  Als bhv’er leer je ook hoe je moet handelen bij brand, ander ernstig gevaar en evacuaties. Als EHBO’er leer je dit niet, maar krijg je wel meer instructies over aanvullende eerste hulp en hoe je een AED moet gebruiken. 12vraag Welke taken horen bij welke medewerkers? Schrijf de taken in de juiste kolom in de tabel. Horecaportiers Nachtportiers Bhv’ers optreden bij calamiteiten zoals de veiligheid bewaken brand bestrijden vechtpartijen of ongevallen gasten begeleiden bij aankomst en de gevolgen van ongevallen beperken toegangscontrole uitvoeren vertrek eerste hulp verlenen bij ongevallen toezicht houden op het gedrag van nachtservice verlenen aan gasten gasten schoonmaakwerk en andere onder- mensen binnen het bedrijf alarmeren veiligheidscontroles uitvoeren steunende werkzaamheden en evacueren in noodsituaties 91

10  SOCIALE HYGIËNE 5 BRANDVEILIGHEID 13vraag A. Wat zijn de zogenaamde ‘vier O’s bij brand’? Geef bij elke O een voorbeeld. 1  Onwetendheid: bijvoorbeeld het niet juist gebruiken van apparaten. 2  Onverschilligheid: bijvoorbeeld het op de grond gooien van een sigaret in een rookruimte. 3  Onvoorzichtigheid: bijvoorbeeld bij het aansteken van een kaars of barbecue. 4  Opzet: bijvoorbeeld het doelbewust stichten van brand. B. Wat zijn veelvoorkomende oorzaken van brand in de horeca? Noem drie voorbeelden. 1  brandende sigaretten in een dichte menigte  Andere antwoordopties: 2  brandstichting uit baldadigheid  kaarsen in de buurt van andere brandbare stoffen, zoals gordijnen / kortsluiting of oververhitting van elektrische 3  contact van brandende lampen apparaten, zoals kookplaten en koffiezetters / oververhitting van schijnwerpers, verlengsnoeren of snoerhaspels /  met brandbare stoffen. rechauds met open vlam in de buurt van andere brandbare stoffen, zoals servetten en tafellinnen / spelen met vuur, C. Hoe ontstaat brand? zoals met een aansteker of als je dicht bij een open haard zit. Hiervoor zijn drie elementen nodig. Brand ontstaat doordat zuurstof en een brandbare stof in aanraking komen met een ontbrandingsbron. 14vraag A. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. Stelling waar niet waar X Als horecaondernemer ben je niet verplicht om maatregelen te nemen voor de brandveiligheid. X De veiligheidseisen voor gebouwen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. X X Als je nachtverblijf biedt aan meer dan tien personen, dan heb je een omgevingsvergunning X voor brandveilig gebruik nodig. Als je verblijf biedt aan meer dan dertig mensen, dan moet je een gebruiksmelding doen bij de gemeente. De gemeente bepaalt of het bedrijf voldoet aan de gestelde eisen. X Je moet zelf bepalen hoeveel mensen in jouw bedrijf aanwezig mogen zijn. 92

10VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN  B. Waarom gelden er andere wettelijke voorschriften voor onder andere stoffering, versiering, brandslanghaspels en uitgangen en vluchtroutes? Om de brandveiligheid van het bedrijf te waarborgen. 6 BRANDBELEID 15vraag A. Wat zet je in het brandbeleid? In een brandbeleid schrijf je welke wettelijke regels gehandhaafd moeten worden, welke preventieve en reactieve maatregelen je neemt om brand te voorkomen en wat je doet als er ondanks deze preventieve maatregelen toch brand uitbreekt. B. Welke maatregelen kun je nemen om brand te vermijden? Maak de onderstaande lijst met controlepunten af en licht toe waarop je deze controleert. Controlepunt Toepassing Asbakken Controleer of overal waar nodig asbakken staan. Brandblusmiddelen Controleer of de brandblusmiddelen aanwezig, bereikbaar en in goede staat zijn. Brandgevaarlijke situaties Kijk of alle brandgevaarlijke situaties zo veel mogelijk ingeperkt zijn. Brandwerende deuren Controleer of de brandwerende deuren gesloten zijn. Huisregels Kijk of alle huisregels nageleefd worden. Nooduitgang Controleer of de nooduitgangen niet op slot zijn. Kijk of de nooduitgangen en Nooduitgang-bordjes vluchtwegen niet geblokkeerd zijn. Controleer of de panieksluitingen van de Pictogrammen nooduitgangen goed functioneren. Kijk of de verlichting van de nooduitgang/bordjes brandt. Controleer of the pictogrammen van de vluchtroutes zichtbaar zijn. 93

10  SOCIALE HYGIËNE 16vraag A. Waar moet je op letten bij brandalarmering? 1 Doe dit volgens de richtlijnen en procedures uit het bedrijfsnoodplan. 2 Neem geen risico’s door op eigen houtje te werken. 3 Realiseer je dat elke seconde telt. 4 Alarmeer altijd direct de bedrijfshulpverlening en bel 112. B. Wat is het veiligheidsbeleid? Het veiligheidsbeleid wordt gevormd door de bouwkundige, ruimtelijke, technische en personele voorzieningen samen. Hiermee creëer je een veilige omgeving voor gasten en medewerkers. notities 94

10VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN  notities 95

notities


Like this book? You can publish your book online for free in a few minutes!
Create your own flipbook