HEEMKUNDIGE KRING DE OOST-OUDBURG v.z.w. JAARBOEK XXII 1985
Het mirakelboek van Onze-lieve-Vrouwe van Zaffelare Voor belangstellenden in het onderwerp van deze studie, zeggen we vooraf dat Zaftelare gelegen is op circa 15 km van de stad Gent en sinds 1977 gefusioneerd met Lochristi. Meer bijzonderhe- den over deze gemeente kan men vernemen in het boek «Parochie Zaftelare van haar stichting tot nu, 1221-1971 » (1). Vanzelfsprekend wordt in voorgenoemd boek over het mirakel- boek gesproken en werd bij de publikatie van dat boek door onze medewerkers heel wat archiefstudie verricht die we in deze bij- drage dankbaar hebben kunnen benutten, inzonderheid wat be- trekking heeft op de kapel , de confrerie en het beeld van O.-L.- Vrouw. Over het bestaan van het mirakelboek brengen we dus niets nieuws bij ; wel over de datum, de inhoud en de plaats die het manuscript bekleedt in de context van de lokale geschiedenis en de vroegere volksdevotie. Men kan zich afvragen of de gebruikte mirakelterminologie, zoals mirakel, mirakuleus genezen, mirakuleus beeld, wel helemaal de- zelfde gevoelsinhoud heeft voor gelovigen als voor niet-gelovigen. Door niemand kan met zekerheid worden uitgemaakt of de ge- bruikte terminologie in het manuscript van Zaftelare wel overeen- stemt met onze huidige opvatting over mirakelen. In het middelne- derlands onderscheidt men de eigenlijke betekenis van mirakel: «een bovennatuurlijk feit, een wonderlijk feit door de bijzondere tussenkomst van God tot stand gebracht», van zijn tweede bete- kenis, de oneigenlijke : een feit dat bovennatuurlijk schijnt, iets wonderbaars . De tweede betekenis is wel de oudste. Van Dale voegt bij het woord mirakel er zelfs aan toe, te behoren (1) Parochie Zaffelare van haar stichting tot nu , 1221 -1971 , waaraan medewerk- ten: Z. Eerw. Heer Em. De Kinder, E.H. Fernand Bonnaerens, Georges Puimège, Alb. Vervaet, G. Stevelinck. Drukker Rob. Van Autreve, Zaffelare. 1971 , 84 blz. Diezelfde studie verscheen in Jaarboek VIII , 1970, p. 31 -107, van de Heem- kundige Kring De Oost-Oud burg . De namen van de medewerkers staan er niet in vermeld , enkel de initialen: F.S. (Fernand Sonnaerens) ; A.V. (Albert Vervaet); G.P. (Georges Puimège); ED.K. (Em. De Kinder). In dezelfde jaarboeken van De Oost-Oudburg verschenen gedocumenteerde en uitvoerige heemkundige bijdragen over Zaffelare van de lokale vorser Georges Puimège. Jb. VI, 1968, p. 3-32 : «De schoonste Jachten van Zaffelare werden Provinciaal Domein»; Jb. VII , 1969, p. 3-46 : «Gerard de Duivel, zoon van Zeger, Heer van de heerlijkheid Zaffelare»; Jb. X, 1972, p. 23-139 : «Het Gentse stadspatriciaat investeerde zijn rijkdom te Zaffelare in schapedriften»; Jb. XVI, 1979, p. 161- 223 : «Lenen, laatschappen, vrij-eigendommen te Zaffelare»; Jb. XVII , 1980, p. 67-82 : «Grensschouwing te Zaffelare in 1549». - 99-
tot de volkstaal. Er is wel een groot onderscheid te maken in wereldbeeld en visie op de verhouding boven natuur-natuur tussen de periode waarin het manuscript tot stand kwam, namelijk de middeleeuwen, en onze hedendaagse cultuur. De middeleeuwse mens en de volksmens van nog eeuwen later, leefde in de rustige overtuiging van een statisch , hiërarchisch, geordend, geocentrisch wereldbeeld. Deze wereld stond rechtstreeks onder invloed van bovenaardse sferen en bovennatuurlijke krachten. Natuurweten- schappelijke verklaringen bestonden voor hem nauwelijks. In moeilijke situaties werd spontaan een beroep gedaan op God en zijn heiligen. Die aanroeping komt bijna altijd voor in de mirakelen van het manuscript. Het is een essentieel element bij elke beschrij- ving. Een gunstige afloop werd als vanzelfsprekend aan die boven- aardse hulp toegeschreven. Negatieve afloop weet men aan nega- tieve krachten , zoals hekserij of straf voor menselijke tekortkomin- gen. Terwijl, enerzijds, heel wat volksmensen de middeleeuwse visie behielden, constateert men anderzijds dat men in de geloofs- leer wel sterk geëvolueerd is. De hedendaagse geloofsleer stelt vast dat er zich soms nog speciale, onverklaarbare feiten voor- doen, die door de betrokken gelovige als gunst worden ervaren . Denken we in onze streek, bijvoorbeeld, aan de genezing van Pieter De Rudder te Oostakker-Lourdes in 1875 (2). Maar zelfs dan is een «wonder» niet tegennatuurlijk. De titel «wonder» is geen aanduiding van een aparte categorie feiten, maar een gelovige kwalificatie ervan. Zo zullen trouwens gelovigen ook zeer «natuur- lijke» gebeurtenissen dankbaar als een «wonder» beschouwen , zoals de geboorte van een kind, de schoonheid van de natuur, de groeiende wereldwijde solidariteit. Deze worden gezien als teke- nen van Gods creatieve aanwezigheid. Gods creativiteit is ervaar- baar in zijn schepping - «creatio» - en in de creativiteit van zijn schepsel bij uitstek: de mens. Zelfs psalm 104 loofde God reeds daarvoor : vers 23-24 : «en de mens gaat op weg om te werken. / naar zijn arbeid tot aan de avond. / Ongeteld zijn uw werken, 0 Heer, / Gij schiep ze alle met wijsheid. Van uw rijkdom vervuld is de aarde. » Voor meer bijzonderheden over mirakelen en mirakel- literatuur in en over onze gewesten vanaf de 11 de eeuw, verwijzen we naar de studie «Gent en Gentenaars in de mirakelliteratuur» (3). Wat de zogenoemde mirakelen betreft, gerapporteerd in de mira- kei boeken van Kapelleke Schrei boom, was Dr. L. Elaut van oordeel dat van de negentien genezingen die erin vermeld worden, geen enkele genezing te vinden was, die niet door een natuurlijke oor- zaak, uitgaande van het genezend vermogen van het lichaam zelf, kan worden verklaard. De volksdevotie schrijft liever een genezing toe aan iets bovennatuurlijks, dat de vrome en eenvoudige lieden niet begrijpen, dan aan een natuurlijk genezingsproces waarvan (2) Roger Poelman, Sloten , van nederzetting tot bedevaartsoord, Jb. XIII , 1976, De Oost-Oudburg , p. 40-41. (3) M. Daem, Votiefschilderijen en mirakel boek van Kapelletje Schreiboom te Gent, Gent, 1975, p. 104. - 100-
zij de mogelijkheden evenmin begrijpen (4). Zaffelare en de naburige gemeenten zouden we gerust het cen- trum der mirakelen mogen noemen. Ten noorden ligt Mendonk, een plaats die meermaals in het handschrift wordt genoemd. Wel- licht is dit gebied een der oudste domeinen van mirakelen ge- weest. Savo (t Gent 654) had er zijn kluis gevestigd. Als kluizenaar hield hij er een strenge levensregel op na. Voor boetedoening droeg hij een zware steen, die hij 's nachts gebruikte om er zijn hoofd te laten op rusten. Die steen bevindt zich nog in de kerk van Mendonk. In de «Vitae Sanctorum Selgicorum\" uit de 11 de eeuw, worden vele mirakelen aan Sint Savo toegeschreven. Ten oosten paalt Zaffelare aan Eksaarde. En hier worden we gecon- fronteerd met de mirakuleuze kruisbeelden. De geschiedenis ervan situeert zich begin 14de eeuw. Door aanraking van de twee of de drie mirakuleuze kruisbeelden gebeurden wonderbare genezingen. Deze bedevaartplaats is ouder dan die van Zaffelare (5). Ten zuiden staan we in de gemeenten Zeveneken en Lochristi. Van Zeveneken is ons geen mirakelboek bekend, wel de verering van Sint Elooi, aangeroepen tegen zweren en nagelgaten (6). Van Lochristi is ons het mirakelboek bekend van 1620-1632 (7). Het gaat hier over drie enkwesten geopend nopens wondere feiten, die in verband met de Mariaverering aldaar zouden gebeurd zijn. Het betreft: blind- heid, lamheid en liesbreuk. Or. L. Elaut heeft de drie mirakuleuze genezingen gecommentarieerd en is van oordeel de genezingen aan een natuurlijk genezingsproces te kunnen toeschrijven. We willen geen superlatieven in onze bijdrage gebruiken om het manuscript van Zaffelare te betitelen. De ontleding van de tekst hebben we zoveel mogelijk willen plaatsen in het kader van de lokale geschiedenis en volksdevotie. Het boekje omvat vijftien bladzijden, recto en verso beschreven (8). Aan het inbinden van het boekje valt duidelijk op te merken dat de omslag van het manuscript, d.i. : fa 1, 1\", 15 en 15\", niet behoort tot het oorspronkelijk document. Het is duidelijk te merken aan de gelijnde bladzijden en aan het schrift. De voornoemde vier folio's zijn vertikaal gelijnd, en het schrift is helemaal anders dan de tekst van de mirakelverhalen, die niet gelijnd is. Voor wat de datering van het handschrift betreft is de eerste bladzijde enigszins misleidend, omdat er op geschreven staat \"Desen bouck behoort toe de keercke van Zatte/are 1573\". Zoals reeds gezegd, behoort (4) M. Daem, op. cit., Bijdrage van Dr. L. Elaut, Volksgeneeskunde, p. 107-108. (5) R. Vanderlinden, Bedevaartvaantjes in Oost-Vlaanderen, Gent, 1958, p. 91- 97 . Eksaarde, H. Kruis. (6) R. Vanderlinden, op . cit. , Zeveneken , p. 335-337 . (7) J. Behets, Wonderen te Lobos onder Lochristi (1620-1632), Jb. VIII, 1970, De Oost-Oudburg , p. 3-7 . (8) Zaffelare, Kerkarchief. Belangstellenden kunnen inzage nemen van de fotoco- pie van het mirakelboek in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiede- nis, Groot Begijnhof 46 , Sint-Amandsberg. Voor wat de inhoud betreft verwij- zen we naar \" Het mirakelboek van Zaffelare\" , transcriptie door Dr. Maurits Gysseling , in bijlage volgend op dit artikel. - 101 -
deze bladzijde niet tot het oorspronkelijk mirakelboek en stemt deze datum niet overeen met de datum van het script. Het schrift met de mooie initialen bij de aanvang van elk verhaal is ongetwij- feld te dateren in de eerste helft van de 16de eeuw. Een van de verhalen, nr. 16, wordt gesitueerd in 1533. Het manuscript kan circa 1540 geschreven zijn. De toenmalige pastoor uit die periode heette Bauwen van der Meeren (1532-1554). Hij of de abt van Sint-Pieters kan de opdracht gegeven hebben aan een ervaren scribent van de abdij, de in omloop zijnde mirakelverhalen te bundelen in een manuscript. Folio 1 recto. De eerste bladzijde vermeldt: \"Oesen bouck be- hoort toe de keercke van Zatte/are 1573». De naam van de ge- meente staat midden de bladzijde op twee verschillende manieren geschreven: Zaffelare, Zaffelaer. Onderaan de bladzijde, in een ander schrift staat: Et hoc scriptum est anno ..... die quinta Janua- rij. En dit is geschreven in het jaar .... de vijfde dag van januari ... We vermoeden dat dit boekje minstens in de 16de eeuw, en mogelijk nog later, in handen van privépersonen uit Zaffelare be- waard werd. De vermelding dat het boek een bezit van de kerk was in 1573, laat ons veronderstellen dat het in handen was van de capellemeester. De pastoor die in 1573 ongetwijfeld bekend was met het mirakelboekje, heette Heyndrieck tCalf (1554-1598). Hij had een «vrouw» en meerdere kinderen, waaronder een zoon die zijn naam droeg (9). De afstammelingen ervan bleven tot in de 20ste eeuw op Zaffelare. Pastoor tCalf heeft de periode van hervorming meegemaakt in zijn parochie. Tot 1579 bleef de paro- chie Zaffelare katholiek. Gedurende de jaren 1579 tot 1581 was ze protestants. Folio 1 verso vermeldt volgende tekst. De inhoud van dit geschiedkundig boekje is, nagenoeg in dezelfde bewoording, verhaald in den boek «Couten der Nichten» ook in de archieven der kerk van Saffelaere be- waard. Het is te vinden in den tweeden «cout» behelzende «Vele schoon mirakelen van onse lieve Vrauwe» blz. 117 tot 128. De druk (1602) is gemakkelijk te lezen. Saffelaere, den 14 9ber 1904. L.N. onderpastoor. Zoals blijkt uit het manuscript werd deze tekst geschreven op 14 november 1904 door Leonard Nyssens, onderpastoor te Zaffelare van 13 maart 1900 tot 27 februari 1908. Het boek waarnaar ver- wezen wordt is ons bekend (10). Het is een zeer belangrijk werk voor de studie van de mirakelboeken, met als auteur en titel: Corn. Columbanus Vrancx, De wercken, de mirakelen, het heyligh leven I de ghebeden en lofzanghen van d'hooghweerdighe Maghet en Moeder Gods MARIA, Gent, 1602, Vier diversche Couten tus- (9) Rijksarchief Gent, Fonds Zaffelare, 40. Ferieboek, f' 12 v'. (10) M. Daem, Kapelletje Schreiboom, p. 108-109. - 102-
schen twee devote nichten en wyse maechden (11). Dit boek is ingebonden samen met «Den tweeden Cout der nichten, inhou- dende veel schoone Mirakelen van Maria ghebenedijdt, anno 1601 ». Het is in dit tweede gedeelte dat het boek van Zaffelare en de inhoud der mirakelen volledig worden vermeld (12). De «cout» of het gesprek waarvan sprake is in het boek, wordt ge- voerd tussen de nichten Willemyne en Margriete. In het hoofdstuk «Van vele mirakelen die in Vlaenderen zijn van Maria ghedaen» vraagt Willemyne : \"Zijnder gheen Mirakelen van Maria ghebene- dijdt ghedaen in Vlaendren te weten te Ghendt oft daer ontrent ?\" - Waarop Margriete antwoordt: \"Jaet. Want daer isser vele te Ghendt t'onser liever Vrauwe van Blandinbergh op Sinte Pieters, alsoot blijckt uut vele teeckenen van wasse (ex-voto's) uut danck- baerheyt bij het beeldt van Maria (O.-L.-Vrouw-ter-Rive) daer van diveersche persoonen gheoffert» (13). En dan vertelt Margriet ver- der dat er een en ander reeds geschreven is over die mirakelen, o.a. \"Die van Saffelare al ist op een dorp hebben daer inne neer- stigher gheweest, alsooc blyct uut een oudt wel gheschreven Boecxken, daer der XIX oft XX inne staen dat ick heb ghelesen\" (14). En zo verhaalt Margriete de zeventien wonderbare gebeurte- nissen uit het manuscript, er aan toevoegend dat \"het eerste mirakel dwelck oorsaecke was van een Gulde oft Broederschap van onse lieve Vrauwe te Saffelare\", spreekt over Jan Meulaerdt. Wanneer we de tekst van het ms. vergelijken met de beschrijving van C.C. Vrancx dan valt wel hier en daar een andere schrijfwijze en zinswending te constateren . We citeren een paar voorbeelden. Tekst handschrift Tekst C.C. Vrancx (15) Jan Muelaert heere van Exaerde Jan Meulaerde heere van Exaerde hadde een jagherie de welcke brochte hadde een jagherije bracht ghejaecht ghejaecht een hynde Tsaffelare tot Saffelare opt kerchof een hinne- upt kerchof ende liep in de keerke calf, dwelck liep inde kercke voor voor onser vrauwen beelde. het Beeldt van ons lieve Vrauwe. (11) Gornelis Golumbanus Vranckx, abt van Sint-Pieters, wordt in «Verheerlijkt Vlaandre» van Sanderus genoemd bij de «Gendtenaars die door Geleertheid uitgemunt hebben»., Leiden, 1730, 1ste deel , p. 142. Corn. Columbanus Vrancx, De wercken, de mirakelen , het heyligh leven, de ghebeden en lofzangen van d'hooghweerdighe Maghet en Moeder Gods Maria, te Ghendt bij Gaultier Manilius, wonende te Putte in de witte duyve bij l' Belfort, Anno 1602, 114 blz. . (12) Den tweeden Gout der Nichten. Ghemaeckt door Heer Corn. Columbanus Vrancx, licentiaet inder Godtheyt, abt van Sinte Pieters Glooster neffens Ghendt. Te Ghendt bij Gaultier Manilius, Anno 1601 , p. 115-128. Dit tweede boekdeel is samen ingebonden met «De wercken, de mirakelen, .. .» Geraadpleegd in Bib. R.U.G. nr 319 (eerste deel) en nr 319' (Den tweeden Gout). Te oordelen naar het aanzienlijk aantal boekenfiches op naam van G.G. Vrancx, is die abt een belangrijk personage geweest die zowel op het godsdienstige als op het literaire terrein zeer actief was. Meer bijzonderheden over de drukker Gaultier Manilius vindt men bij F. Vanderhaeghen, Bibliographie Gantoise, 1ère partie, 1858, XV. Gaultier Manilius 1574-1626, p. 207 , p. 266. (13) Den tweeden Gout, p. 117. (14) Den tweeden Gout, p. 118. (15) Den tweeden Gout, p. 118. - 103
Een knape van Caprijcke bij Item eenen knecht van Caprijck was Eekelo was wijlent in verren peilgremagen ghegaen. verre in pelgremagien ghegaen. Item up tselve jaer 1408 was een vrauwe Int zelfste Jaer wasser te Mendonc te Mendonc ende hadde een knechkin een kindt en knechtken ghestorven , dat versceeden was ende overdecht ende over doodt met lijnwaet van de met eenen lijnwaede als over doot van ghebueren ghedeckt. den ghebueren. Blijkbaar heeft C.C. Vrancx de lektuur aangepast aan de toenma- lige schrijftaal. Begin 17de eeuw was de lektuur van zijn boek meer bestemd voor religieuzen dan voor het gewone volk. Een manuscript blijft een gesloten boek. Een gedrukt boek was het medium bij uitstek voor de verspreiding en verkondiging van de mirakelliteratuur. Folio 2 recto is wel de meest mysterieuze bladzijde van het ma- nuscript qua voorstelling , inhoud en auteurschap. .•. ' I\"~ :- ...d .I..~,' .., \"'el1,J lIAtl C.H.r, ,J,(o.n... \\;)\\ / h~fS . 6~VÄ\"'j>f Foto 1 De inzet van de eerste regel is een soort rebus of beeldschrift waarin drie voorwerpen duidelijk te herkennen zijn: ladder, spa- de, wereldbol. De zin luidt als volgt: lek leere te spade de werelt kennen. (Ik leer te laat de wereld kennen). - 104-
In volksprenten hebben we de voorstelling al ontmoet van een man met een ladder op het hoofd, een geleerd man. Het woord «spade» in het middelnederlands ook «spaed , spaedt» geschre- ven, betekent: laat, ver in tijd gevorderd zijnde (16) . In de huidige schrijftaal is «spa» een verouderd woord dat nog stylistisch wordt gebruikt in de betekenis van: laat, langzaam. In de optiek van het middelnederlands heeft «werelt» diverse betekenissen: het heelal , de aarde, de wereld met al haar schatten, de wereld der zinnen, wereldse zaken (17). De interpretatie van de bedoelde «werelt» komt verder ter sprake, bekeken in de context van de inhoud en het auteurschap. De tweede en derde regel hebben we niet kunnen ontcijferen. Blijkbaar zijn de woorden gedeeltelijk samengesteld met Griekse lettertekens. Ze komen er verder nog in voor. Na de filosofische beschouwing, uitgedrukt in het beeldschrift, volgt een tweede overweging in ik-vorm, waardoor we vermoeden dat de schrijver er persoonlijk nauw bij betrokken is geweest en zijn ontgoocheling laat kennen. \" lek wilde wel dat niemant en conste schoon spreken zonder jonste, want men vindt ter werelt gheen meerder fenijn dan vriendt schijnen en viandt zijn. » Het middelnederlandse woord «jonste» heeft verschillende betekenissen : gunst, gunstige ge- zindheid , genegenheid , partijdigheid , voorkeur (18) . In de zin me- nen we volgend idee te ontdekken. Ik wou dat niemand mooi praten kon, zonder tegelijk genegen te zijn . Men vindt op aard geen groter kwaad dan zich uit te geven als vriend en in de grond vijand te zijn . Onderaan de bladzijde staat \" Time deum et mandata ejus observa». Vrees God en onderhoud zijn geboden. Onderte- kend in Grieks letterschrift: Olivier van Lare. Deze naam is niet onbekend in de parochie Zaffelare. Een zekere Olivier van Laere was vice-curator, d.i . dienstdoende pastoor, van 1532 tot 1552. Het is wel in die periode dat het mirakel boek reeds bestond of werd geschreven. De lokale godsdienstonlusten zijn van latere datum. De filosofische beschouwingen over «het leren kennen van de wereld , en zich vriend tonen die vijand is», passen naar ons oor- deel in het kader van de hervorming. Het blijkt de uitdrukking van een ontgoocheling te zijn ten opzichte van een levensvisie. Er is nog een tweede naamgenoot bekend. Olivier van Laere, diaken van de gereformeerde kerk van Zaffelare in 1581 . Zijn naam komt voor in de armenrekening van Zaffelare, wanneer hij verantwoor- ding geeft over inkomsten en uitgaven: \" Rekenijnghe, bewys ende reliqua, die doende es Olivier Van Laere, diaken der gherefor- meerde kercke van Saffelaere, voor ulieden mannen ende broede- ren, ministre ende hauderlynghen der zelver kercke, van alle ad- (16) E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, 7de deel, 1912, p. 1622 : spade. (17) E. Verwijs en J. Verdam, op. cit. , 9de deel , 1925 , p. 2217 : werelt. (18) E. Verwijs en J . Verdam, op. cit. , 2de deel, 1889 , p. 2065 : gonste. - 105-
ministratie ontfane ende huutgheven, die den se/ven ghehadt heeft» (19). Omtrent dit zelfde tijdstip, circa 1580, werden de kerkjuwelen ontvreemd door de hervormde Arend van den Neste. In de veroordeling tot restitutie of betaling van de waarde van deze voorwerpen, is er geen sprake van het waardevol mirakel- boekje (20). Mogelijk was het op dat ogenblik in het bezit van de diaken Olivier van Laere en heeft hij het willen vrijwaren tegen ontvreemding of verkoop. Vanaf 1584 werd de godsdienstige ge- meenschap weer voorgegaan door een katholiek priester, nadat de Spaanse koning opnieuw de macht in handen had gekregen in onze streken. In de kapelrekening van O.-L.-Vrouwgilde, date- rend van 1612, komt de naam Olivier van Laere voor met een bedrag van twee sch(ellingen) vier groten voor het jaargeld (21). Folio 2 verso. Vanaf deze bladzijde is het schrift van dezelfde hand tot en met blz. 14 verso. Hetgene in de kerk van Zaffelare gebeurd is met de jager en de hinde, is een publieke wondere gebeurtenis en mirakel. Naar aanleiding hiervan is in de parochie het gilde van O.-L.-Vrouw ontstaan. Dit mirakel komt er in dit boek het eerst aan de beurt. Deze inleiding van de scribent heeft feitelijk twee doeleinden ge- had. Ten eerste verklaart hij het ontstaan van het gilde van O.-L.- Vrouw; ten tweede beschrijft hij de wondere gebeurtenissen die door de aanroeping van O.-L.-Vrouw binnen en buiten de parochie Zaffelare geschied zijn. Over de juiste datum van de stichting van de confrerie van O.-L.- Vrouw zijn geen bronnen bekend. Met zekerheid weten we dat de broederschap bestond op 't ogenblik dat het mirakel boek ge- schreven werd, circa 1540. Wel wetende dat de oorzaak van de stichting te situeren is in de 14de eeuw, biedt dit nog geen over- tuigend bewijs dat de oprichting van de broederschap te plaatsen zou zijn in de 14de eeuw. In het mirakel boek worden drie wonder- bare gebeurtenissen verhaald die gedateerd worden in het jaar 1408 (nrs. 5, 6, 7) . In tegenstelling met de meeste andere mirake- len, is er in deze drie beschrijvingen geen sprake van de broeder- schap, noch van het gilde van O.-L.-Vrouw van Zaffelare. Bestond op dat ogenblik, begin 15de eeuw, reeds het gilde? We blijven het antwoord schuldig . Wel is er een tweede monumentale bron, namelijk het O.-L.-Vrouwkoor in de kerk van Zaffelare, die ons het bestaan van het gilde laat vermoeden in de 15de eeuw. Uit de oudste bewaarde kapelrekeningen van de 17de eeuw ontlenen we enkele bijzonderheden over de verering van O.-L.-Vrouw (22). (19) F. De Potter en J. Broeckaert, Zaffelare, 1ste reeks; 7de deel , Gent, 1864- 1870, p. 50. Zaffelare, Kerkarchief. Olivier van Laere was diaken van de gereformeerde kerk te Zaffelare vanaf de eerste zondag na Driekoningen tot 8 juni 1581. (20) F. De Potter en J. Broeckaert, op. cit., p. 49-50. (21) Zaffelare, Kerkarchief. Rekening 1612 : Item van Olevier van Laere 2 sch. 4 gr. (22) Zaffelare, Kerkarchief. De kapel rekeningen zijn bewaard gebleven vanaf 1604 met hiaten tot de Franse tijd . De boekhouding werd van dan af in de kerkrekeningen ingeschreven. - 106-
De inkomsten bestonden uit lidgelden en doodschulden van de leden, renten of schenkingen van onroerende goederen, jaargetij- den, ontvangsten van de bedevaart, verkoop van schenkingen in natura: lammeren, kippen, hanen, bijenwas, vlees, eieren, boter, lijnzaad, rogge, tarwe, boekweit. Meldenswaard voor de uitgaven zijn aankopen van schilderijen. 1618, Betaald aan Raphaël Boc- kenhol, schilder te Gent, voor twee altaartafels, voorstellend de besnijdenis en de «purificatie» (2 februari , Lichtmis, het feest van Maria's reiniging en haar opdracht van Jezus) (23). 1626, Schilderij door Jan Janssens, de «annuntiatie» : vrij meester-schilder te Gent in 1621, deken in 1634 (24). Zeer belangrijk is : 1624, «betaelt over de coop van een marien- beeld ten dienste van dese capelle». Aankoop van remonstrance, in 1622, zilveren kronen voor O.-L.-Vrouw en het Kindeke Jezus, nieuwe kleding voor het Mariabeeld, getuigen van de rijkdom van deze kerk, die wel hoofdzakelijk aan het gilde te danken was. In 1652 wordt aan de St.-Pietersabdij en het kapittel van Sint- Baafs de toelating gevraagd de O.-L.-Vrouwkapel te mogen afbre- ken en opnieuw bouwen. Ze was met stro gedekt en bleek hele- maal bouwvallig te zijn, bijgevolg kon de kapel wel tweehonderd jaar oud geweest zijn (25). Was er eerst een kapel en is er nadien een confrerie gesticht, laten we buiten beschouwing . De abdij van St.-Pieters had een bijzondere verering voor de moeder Gods; het moet ons dus niet verwonderen dat die Mariaverering ook in de kerk van Zaffelare aan bod moest komen, samen met de verering van Sint-Petrus. Een derde bron voor de studie van het gilde is het pastoraal annalenboek van de parochie. Het vermeldt tekstueel het volgende (26) : (23) Zaffelare, Kerkarchief. 1617. Raphaël van Rockenhol , schilder te Gent : «ter causen van schilderye van onser Vrouwen outaer tafele»; 1618 : «aen Ra- phaël van Rockenhol ... te schildere van twee autaertafeldueren refererende van binnen de besnijdenis ende purificatie ende van buiten de Annunciatie»; 1619 «volle betalinghe van de twee tafeldueren ». Zijn naam komt niet voor in het gildeboek van de Gentse schilders. Blijkbaar was hij geen erkend meester. (24) Zaffelare, Kerkarchief, 1626. «Betaelt aan Jan Janssens over eene schilderye representerende d'Annunciatie van de Moeder Godts Maria»; 1626 «aen eenen schrijnwerker tot Gent omme de selve schilderye in Iyste te stellen». Jan Janssens werd vrij meester in 1621 , deken van het ambacht der schilders in 1634, suppost in 1646. Cf. Victor Vanderhaeghen, La corporation des peintres et sculpteurs de Gand , Bruxelles, 1906; Jan Janssens : p. 33, 39 , 44, 45, 47, 230. (25) Parochie Zaffelare, op. cit., p. 32 : Het O.L. Vrouwkoor. De stelling dat de eerste kapel zou gebouwd zijn in de 15de eeuw, wordt bevestigd door twee zuilen die de middenbeuk torsen, daterend van de 15de eeuw, p. 34-35. (26) Zaffelare, Kerkarchief. Het annalenboek werd zorgvuldig bijgehouden. Een uitvoerig uittreksel over de broederschap is gepubliceerd in Parochie Zaffe- lare, p. 25-27. De originele tekst in het annalenboek is van de hand van J.B. De Smet, onderpastoor vanaf 1817 tot 1827, pastoor vanaf 1827 tot 1859 te Zaffelare. - 107-
«Dit Broederschap, het welk ook Stuyverkens Broederschap ge- noemd wordt, omdat de ingeschrevene alle jaeren eenen stuyver of twee grooten moeten betaelen is van onbekende tijd, en wey- nige schriftelijke bewijsstukken worden er van gevonden behalven het geen staet op het hoofd van den Register der ingeschrevenen, gemaekt ten Jaer 1784, waervan letterlijke Copie als volgt: «Register van Gulde Broeders ende Gulde Susters van het Broe- derschap van Onse Lieve vrouwe, 't welke zijn beginsel en oor- spronk van over menige jaeren heeft genomen binnen de paro- chiale Kerke van Saffelaere ter oorsaeke van het mirakeleus Beeld van onse Alderheyligste mageth en Moeder Godts Maria, Rus- tende Binnen de Geseyde Kerke, en aldaer met menige mirakelen bevestigh. .. » (27). «Uyt het voorschreven blijkt dat dit Broederschap oorspronk heeft genomen ter oorzaeke van een mirakuleus beeld van O.-L.-V. van Saffelaere in de Kerke van Saffelaere. Dit blijkt ook uyt een ge- schreven Boeksken van Parkement onder de Kerk-archieven be- rustende, het welk door Zijne oudheyd van geschrift van stijl en spellinge, bijkans onleesbaar is, de voorzeide mirakelen behelzen- de, en aan welkers hoofd geschreven staet dat dit broederschap van dit mirakuleus beeld voorkomt; maer geene brieven van opreg- tinge worden gevonden: daer intusschen, dit Broederschap is op heden (1784) nog in wezen ... » Vanaf folio 3 recto beginnen de zeventien verhalen tot en met folio 14 verso. Dit zijn mirakelen die verscheidene personen in de loop der tijden bekomen hebben. In nood zijnde aanriepen zij Gods gratie en bijstand van de gebenedijde moeder en maagd Maria, verheven boven alle schepselen. 1. Jan Muelaert, heer van Eksaarde, had een jacht. Op zekere dag achtervolgde hij een hinde tot op het kerkhof van Zaffelare. Deze vluchtte in de kerk tot voor het beeld van O.-L.-Vrouw. De honden waren achtergebleven en lieten de hinde met rust. En de jager kwam aan, boos en verbolgen, en liep haastig de kerk binnen. Daar vond hij de hinde, voor het Mariabeeld, rustend met de voorpoten op het altaar om daar beschut te zijn . De jager nam zijn steekwapen - een spriet - , en stak het in de flanken van de hinde. Ze stierf. En ter plaatse werd de jager terstond blind geslagen en bleef blind zijn leven lang. Een zeer mooi verhaal, waardig om als eerste geplaatst te wor- den in een mirakelboek. Mensen of voorwerpen die onder de bescherming van God of van zijn heiligen zijn geplaatst, moeten beschut blijven. De kerk was een vluchtplaats waar achtervolg- den, b.v. bannelingen, - zeer tijdelijk althans - veilig waren. (27) Zaffelare, Kerkarchief. Register van Gulde Broeders ende Gulde Susters. Het vervangt het oud register «eenemael versleten ende verduystert», ver- nieuwd in 1784. Volledig uittreksel uit Register in Parochie Zaffelare, op. cit., p. 25-26. - 108-
Mirakelboek. Folio 3 recto. Jan Muelaert, heer van Eksaarde, had een jacht. - 109-
In feite pleegde Jan Muelaert een soort heiligschennis in de kerk van Zaffelare. Van hogerhand kon die misdaad niet ongestraft blijven. Het blind worden werd geassocieerd met het onrecht dat het beeldje en het diertje werd aangedaan. Dit soort bestraffing hoort ook nog thuis in onze streek in de 19de eeuw. In 1875 waren enkele goddeloze jongelingen naar Oostakker-Lourdes gegaan met het doel de spot te drijven met de bedevaart en met het beeld van O.-L.-Vrouw. Een hunner veinsde blind te zijn en ging zich wassen met het water der grot. Daar werd hij volkomen blind geslagen en is blind gebleven (28). Jan Muelaert, heer van Eksaarde, is geen onbekende. Hij behoort tot een van de nazaten der familie «van Gavere». Dr. hist. E. Warlop vermeldt deze familie in zijn standaardwerk «De Vlaamse adel vóór 1300», onder de familienaam «Jan van Gavere, gezeid Mulaert, heer van Eksaarde (29). De genealogie «de Gavere, dit Mulaert» wordt vanaf de 13de eeuw uitvoerig beschreven door baron J.S. de Herckenrode in «Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne (30). Hoe de stamvader Raas van Gavere (t 1244) de naam Muylaert kreeg toebedeeld, wordt door Hendrick Busselius, pastoor te Ek- saarde, historisch beschreven in zijn boek \"Crux Rediviva» (28) Roger Poelman, Sloten, van nederzetting tot bedevaartsoord, Jb. XIII, 1976, De Oost-Oudburg, p. 9-10 : «Godsdiensthaat en spotternij\". (29) E. Warlop, De Vlaamse adel voor 1300, Handzame, 1968, Deel I, p. 216: Jan Mulaert (1267-1284), heer van Eksaarde, ridder, x Elisabeth (van Ak- sel ?); p. 318: Op 22 februari 1277 verleenden Jan van Gavere, gezeid Mulaert, heer van Eksaarde, en zijn oudste zoon Raas, een keure aan hun onderhorigen die in het graafschap Vlaanderen woonden buiten Eksaarde en Sinaai, maar goederen bezaten binnen de heerlijkheid van Eksaarde. Deel 11, Band 11, p. 697 : Jan Mulaert, heer van Eksaarde. (30) J.S.F.J.L. DE HERCKENRODE, Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne, par M. De Vegiano, Sr D'Hovel, Gand, 1865, 2èrne volume, p. 806-807 : Branche de Gavere, dit Mulaert. Raas, heer van Gavere, verwierf de heerlijkheid Eksaarde in 1230. Hij stichtte de kerk van Zaffelare en over- leed in 1244. Uit dit huwelijk sproten de kinderen Guy, Raas, Marie en Jan. Laatstgenoemde zoon, Jan van Gavere, tweede heer van Eksaarde in 1267, overleed in 1297 (Cf. E. Warlop, voetnoot 22) . Hij voegde bij de familienaam «van Gavere\" de naam Mulaert, vandaar dat zijn nageslacht Mulaert wordt genoemd. Hij had twee zonen: Florent en Raas van Gavere, gezeid Mulaert. Deze Raas van Gavere, gezeid Mulaert, gestorven in 1318, derde heer van Eksaarde, ook heer van Hontenisse (boven Hulst), is de ridder die leefde op het ogenblik dat de twee kruisbeelden te Eksaarde werden gevonden. Hij wou een van de beelden naar zijn heerlijkheid van Hontenisse overbren- gen, maar 's anderendaags bevond het beeld zich opnieuw bij het andere beeld in Eksaarde. (J. Van Goey, Bijdrage tot de geschiedenis van Exaerde, Exaerde, 1936, p. 164-166) Laatstgenoemde Raas, Mulaert, derde ridder, huwde met Elisabeth van Moere. Ze hadden een zoon : Joos, heer van Eksaarde. Joos Mulaert huwde met Folcwine Borluut. Ze hadden als kinderen : Jan, Raas, Nicolaas, Catherina, Gossuin en Floris. De oudste zoon, Jan Mulaert, overleed zonder nageslacht. - 110-
verschenen in 1621 (31). De graaf van Vlaanderen had aan Jonk- heer Raas van Gavere de parochie Hontenisse, nabij Hulst, ge- schonken uit dankbaarheid voor bewezen diensten (C waermede den selven Jonck-heer niet te vreden zynde, soo heeft hem den Grave noch gegeven de prochie van Exaerde in 't Landt van Waes... ende den Grave seyde tot den Edelman: gy sult voortaen eeten Jonckheer Erasmus Muylaert, Heere van Exaerde. Ende desen M'her Erasmus liet naer syn doodt achter eenen Sone M'her Jan van Gavere, die is geweest den tweeden Heere van Exaerde, ende dese M'her Jan liet achter eenen sone M'her Eras- mus van Gavere, den derden Heere van Exaerde». (CM'her Erasmus van Gavere, die doen tertydt, als dese H. Beelden gevonden zijn geweest, Heere was van Exaerde». (t 1318; de twee kruisen in Eksaarde, circa 1300). Er is nog een tweede Jan Mulaert, heer van Eksaarde, die in de genealogie voorkomt, namelijk de kleinzoon van voornoemde Raas Mulaert, derde heer van Eksaarde. Deze Jan was de oudste zoon van Joos Mulaert gehuwd met Folcwine Borluut. Deze Jan Mulaert (vijfde heer van Eksaarde) is gestorven zonder nageslacht. In de beschrijving van de genealogie van Gavere, Mulaert, worden geen data vermeld. We menen laatstgenoemde Jan Mulaert te kunnen situeren in het midden van de 14de eeuw. We vermoeden dat hij de heer van Eksaarde zal geweest zijn die in het mirakel boek vermeld wordt en blind geslagen werd. 2. Een jonge man verdoold geraakt tijdens de bedevaart. Een jonge man uit Kaprijke, nabij Eeklo , was op pelgrimage in verre landen en verdoolde onderweg in een groot bos. Hij geraakte uitgeput door honger en dorst, zodat hij niet meer verder kon . In hoge nood verkerend, hoorde hij een stem die tot hem sprak : Wilt ge uit het bos en thuis geraken , aanroep O.-L.-Vrouw van Zaffelare en beloof haar, jaarlijks ter bedevaart te zullen gaan tijdens de ommegang . De jonge man aanhoorde deze raad met godsvrucht en vertrouwen en beloofde te doen wat er gezegd was. Hij zou zoeken waar Zaffelare lag. Onmiddellijk opstappend kwam hij aan een fontein waar hij brood vond. Hij at ervan en in zijn hart voelde hij zich getroost. Na zijn bedevaart te hebben gedaan, kwam hij thuis in Kaprijke. Daar zegde men hem dat Zaffelare min dan drie mijlen van daar was. Kort nadien kwam hij te Zaffelare zijn bedevaart doen , en verder alle jaren op half-augustus zolang hij leefde. Het laatste jaar nam hij afscheid van de gildebroers en -zusters na zijn dood te hebben voorspeld. Hij stak in de offerblok van O.L.-Vrouw een konings- of Johanneslam. Hebben dit met eigen ogen gezien , Jan Praet, de oude, en Jan Farant , koster te Zaffelare. Zij waren het gilde zeer genegen en maakten het sterker heel hun leven lang . (31) Hendrick Busselius, Crux Rediviva. Kort verhael van den eersten Oor- spronck van twee Miraculeuse Cricifi xen , berustende in de vermaerde Pro- chie-Kercke van Onze Lieve Vrouwe, in de heerlyckhede van Exaerde. Ap- probatie 1621. Sesden Druck. Gendt bij Petrus de Goesin, p. 1 en 15. Geraadpleegd Bib. R.U.G., G 15399. De versie bij J.S. De Herckenrode, op. cit., p. 806, over de naam Muylaert luidt enigszins anders, alhoewel hij ook verwijst naar H. Busselius. Blijkbaar heeft hij de Nederlandse tekst niet goed begrepen. - 111 -
Gans het verhaal staat in het teken van propaganda voor het gilde van O.-L.-Vrouw van Zaffelare. Onze jonge man was totaal onbe- kend met haar verering ; hij wist zelfs niet waar Zaffelare lag. In deze onwetendheid en in uiterste nood verkerend, hoort hij een stem die hem aanspoort de moeder Gods te aanroepen en jaarlijks haar ommegang te doen. Zijnde in een totaal vreemd land op pelgrimage, belooft hij naar Zaffelare te zullen gaan na zijn thuis- komst. En enkele stappen verder vindt hij eten en drinken aan een fontein. Later belandt hij veilig thuis, doet zijn bedevaart, wordt lid van het gilde en trekt jaarlijks op half-oogst naar de ommegang. Zonderling in het verhaal is zijn voorspelling van zijn dood . Hij stopt in de offerblok van O.-L.-Vrouw \"een conincx lam Johan- nes \". C.C. Vrancx schrijft \"eenen Joannes of Conincx Lam\" (32). Het woordje \"lam\" betekent in het middelnederlands een gouden munt, waarschijnlijk genoemd naar het Lam Gods dat er op stond afgebeeld. De samenstelling met \" Conincx\" vinden we terug in \"conincsscilt\", de benaming van een munt, ook vrancrycse scilt genoemd (33). Het getuigenis van personen die het offeren gezien hebben - en wie kan het beter gezien hebben dan de koster? - komt courant voor in het noteren van mirakelen. De echtheid ervan wordt hierdoor nog beter beklemtoond. Te meer omdat het kostersambt te Zaffelare in aanzien stond. In de 15de eeuw werd deze functie rijk bezoldigd door vrijwillige giften. Eigenaars van hofsteden en landerijen stonden hun eigen deel of een deel van de pacht af om in het levensonderhoud van de koster en zijn gezin te voorzien. Ze hadden hun aandeel in de vergoeding voor godde- lijke diensten of in de giften die in geld of in natura werden gedaan (34). 3. Van de heer Jacob Vids, kapelaan in Aardenburg . Jacob Vids, kapelaan in Aardenburg , viel tijdens zijn jeugd in het water. Hij was verdronken ; want er was geen spoor van leven meer aan hem te zien. Maar van zodra men hem toewijdde aan O.L.-Vrouw te Zaffelare kwam hij tot leven. Zolang hij leefde kwam hij op O.L.-Vrouw half-oogst naar Zaffelare voor de processie en de ommegang. Hij werd gildebroeder, betaalde van jaar tot jaar zijn lidmaatschap, en bad voor zijn gildebroers en -zusters , zoals het behoorde. Gevallen van schijndood en terug beginnen leven, komen in dit mirakel boek driemaal aan bod . Het is een courant thema dat ongetwijfeld diepe indruk maakte bij de mensen en dankbaar uit- gespeeld werd door de predikanten tijdens de ommegang. Ook hier wordt het lidmaatschap van het gilde gepropageerd. Schijn- baar biedt het alle waarborg voor een gelukkige toekomst. (32) Den tweeden Cout, p. 119 : Joannes of Conincx Lam. (33) E. Verwijs en J. Verdam, op . cit., 3de deel , 1889, p. 1786 : conincsscilt; 4de deel , 1889, p. 81, Lam . (34) G. Puimège, op . cit., Jb. X., 1972. De kosterie, p. 94-95. Het oudste rente- boek van de \"costerye \" dateert van 1472 en berust in het kerkarchief te Zaffelare. In het renteboek gaat het uitsluitend om het aandeel van de koster in de gestichte jaargetijden. 112 -
In mirakelboeken komt het woord \"vergiften\" meermaals voor. Ook hier is er sprake van, op 't ogenblik dat men geen leven meer bespeurde \"dat men hem verghifte onser vrauwen tsaffe/are\". Het werkwoord \"verghiften\" of begiftigen betekent dat een bepaald persoon zichzelf of een ander persoon kan wegschenken (35). In het geval van de jonge Jacob Vids wordt hij als dode weggeschon- ken aan O.L.-Vrouw. 4. Van een zekere Heynderic de Smet van Hijfte en van Margriete zijn vrouw. Heynderic de Smet van Hijfte en Margriete, dochter van Jan de Smet uit Evergem , zijn vrouw , wonende op de Muide te Gent, hadden een kind dat al een uur of meer verdronken was en waaraan geen leven meer te bespeuren viel. Ze droegen het kind op aan O.L.-Vrouw te Zaffelare en het kwam weer tot leven. Ze brachten het kind naar de ommegang te Zaffelare en lieten het de predikant verkondigen in 't openbaar. Andermaal een geval van schijndood. De opdracht van het kind is wel een bijzonder gebaar van \"vergiften\" in het volksleven. Zij betekent meer dan een schenking aan O.-L.-Vrouw. De ouders waren in Gent en hadden ook daar alle mogelijkheden tot aanroe- ping van God of van zijn heiligen. Maar door het feit dat ze van Hijfte waren, in de buurt van Zaffelare, zullen ze wellicht meer vertrouwen gehad hebben in een O.-L.-Vrouw die ze kenden in hun buurt. Van het gilde kon er geen sprake zijn aangezien het hier om een kind gaat. In de tekst staat duidelijk dat de predikant deze wondere gebeurtenis verkondigde tijdens de ommegang. 5. Van een vrouw, geheten Margriete, een mirakel. In het jaar 1408, op de dinsdag binnen het oktaaf van O.-L.-Vrouw half oogst, lag Margriet, dochter van Jan Slove, en vrouw van Michiel Steppe uit Hijfte, zwaar ziek. Men dacht al dat ze dood was. Gestorven zijnde, had men haar lichaam op stro gelegd , mond en ogen dichtgedaan. Een half uur omtrent nadat iedereen uit de kamer was gegaan, kwam er een vrouw terug in de kamer. Ze zag dat Margriet haar been optrok. Ze verschoot geweldig en vroeg: Meere, leefde gij nog? Het volk kwam drummend van het hof terug naar de kamer. Margriet zei dat ze verre was heengeleid , maar O.L.-Vrouw haar deed wederkeren en haar bevolen had te harer ere een beeweg te doen naar Zaffelare. Ze heeft die gedaan op de woensdag van de oktaaf van halfoogst. Wegens dit mirakel luidden de klokken te Zaffelare feestelijk en werd een gezongen mis opgedragen ter ere van Maria. Margriete bleef nog in leven tot de dag nadien, de donderdagavond. De verwijzing naar de datum 1408 geeft ons de indruk dat er vroeger reeds mirakelen genoteerd werden en deze tekst werd overgenomen in het manuscript. In de twee hiernavolgende mira- kelen wordt eveneens verwezen naar 1408. Het verhaal is een andere versie van schijndood. Het volksgebruik om de overlede- nen op stro te leggen, wordt hier aangehaald. De schijndode had blijkbaar een eerste stap gezet in de richting van de eeuwigheid. Ze hoorde van O.-L.-Vrouw dat ze terug naar de aarde moest keren en een beeweg doen naar Zaffelare. De dag nadien, d.i. de (35) Woordenboek Nederlandsche Taal , 2de deel , 1ste afl. , 1881 , p. 1387 : be- giftigen . - 113 -
woensdag binnen het oktaaf van half-oogst, werd de bedevaart gedaan en luidden de klokken feestelijk. De vrouw overleed de donderdagavond. 6. In hetzelfde jaar 1408 was er een vrouw te Mendonk die een jongetje had. Het was gestorven en met een lijnwaad reeds overdekt door de geburen, zodat de moeder in haar droefheid de moeder Gods aanriep, en beloofde Haar te zullen bezoeken en vereren te Zaftelare. Ze nam het doodskleed weg en zag dat er leven in d 'aderen kwam . Het kind herleefde en werd gezond. En de moeder bracht het jongetje mee naar de ommegang waar vele mensen blij waren hem te zien . Van hetzelfde jaar, 1408, dateert de schijndood van een kind uit Mendonk. De geburen aanzagen het kind voor dood. Ze hadden het met \" eene lijnwade\", d.i. doodkleed, lijkwade, overdekt. De moeder twijfelde wellicht nog aan de dood. In een uiterste nood zijnde aanroept ze O.-L.-Vrouw van Zaffelare en belooft de omme- gang te zullen doen. Onmiddellijk daarop ontwaart ze leven in het kind en wordt het gezond. De moeder doet de ommegang en neemt haar kind mede om het te laten zien aan O.-L.-Vrouw en aan de mensen. 7. Een andere vrouw uit Lochristi kwam 's morgens op half oogst de parochie- priester teg en die dezelfde dag moest prediken in de ommegang. Ze toonde hem het kind dat ze op de arm droeg en zei , Heer, vóór een maand was dit kind lam in al zijn leden. Ik beloofde ter bedevaart te zullen gaan en een offer te schenken als het kind binnen de maand zou genezen. En bij de gratie Gods is het gezond geworden en genezen. Wil dit mirakel aan het volk openbaren . Dit gebeurde ook in het jaar 1408. Een derde verhaal van het jaar 1408! Een vrouw uit Lochristi komt ook met haar kind naar de ommegang. Een maand geleden was het kind nog lam. Door de aanroeping van O.-L.-Vrouw is het genezen. Ze vraagt aan de predikant dit mirakel te willen verkon- digen. C.C. Vrancx voegt er nog aan toe : ter eeren Gods ende van zijn lieve Moeder ghebenedijdt. Wat de drie wonderbare gebeurtenissen van het jaar 1408 betreft, valt op te merken dat er geen sprake is van het gilde van O.-L.- Vrouw. We vermoeden dat ze werden ontleend aan een ouder handschrift en de broederschap begin 15de eeuw nog niet gesticht was. Opvallend in deze drie verhalen van 1408 is de vermelding van de ommegang: \" ende haer bevolen hadde eenen wech te doene tsattelare\" (nr. 5); \"ende de moeder bracht tvoorseide kint ten ommeganghe\" (nr. 6); \"met onser vrauwen ommeganc te gane met mijnen kinde\" (nr. 7). In het annalenboek van de pastorie heeft pastoor J.B. De Smet (1827-1859), gewezen onderpastoor in 1817, het volgende geschreven over de ommegang, waarvan hij ooggetuige is geweest. \"Ten jaere 1817, tijdstip van mijne aen- komste op deze parochie, bestond er nog eenen omgang van O.-L.-V. op deze parochie, die men zeide voort te komen uyt de mirakelen dit Beeld, en die alsdan, ik ben er ooggetuige van, nog van de geloovige gefrequenteerd wierd\". (36) (36) Parochie Zaffelare , op. cit., p. 27 . Onderpastoor van 1817 tot 1827. - 114-
De bijzonderste activiteit van het gilde was de jaarlijkse ommegang die plaats had op O.L.-Vrouw half oogst en de daarbijhorende vieringen gedurende het octaaf. Uit de kapelrekeningen die be- waard gebleven zijn in het kerkelijk archief te Zaffelare, ontlenen we enkele gegevens die ons toelaten een idee te vormen over de ommegang bij de aanvang van de 17de eeuw. Vooraan het kruis, gevolgd door vaandel en belleman. Daarna kwamen de bedevaarders met achteraan het mirakuleuze beeld van O.L.-Vrouw, gedragen door vier mannen, geflankeerd door toortsendragers. De toortsen waren met bloemen en linten ver- sierd. In de ommegang was heel wat muzikale omlijsting betrok- ken, namelijk van vier trompetters, tamboerijnen, vioolspelers. Vanaf de jaren 1640 tot 1650 speelt Cornelis de Rycke hierin een belangrijke rol, te oordelen naar de uittreksels van de kapel- rekeningen. 1637: aen de speellieden die ommeganck versiert hebbende in de proocessie... ; 1640: Gomelis de Rycke, van te spelen met syne jongens in de processie... ; 1651 : Gomelis Oe Rycke... spel van violen in den ommeganc. Het burgerlijk gezag was vertegenwoordigd door de baljuw, burgemeester en schepe- nen. Het beeld van O.-L.-Vrouw van Zaffelare werd plechtig rondgedra- gen van het ene grondgebied - Zaffelare - naar het andere. Het gilde betaalde de teerkosten voor dragers van het kruis, het vaan- del en het beeld in de parochies Lochristi, Desteldonk en Zeven- eken. (37). 8. Van een vrouw die men aanzag voor levenloos. Een vrouw was erg ziek, er was geen leven meer te bespeuren ; ze werd met een doodkleed bedekt. Ze werd opgedragen aan O.-L.-Vrouw te Zaffelare om in deze wereld niet meer terug te keren . En toen ze lag te sterven, dacht ze dat de kwade geest haar voor eeuwig had meegenomen. Toen kwam O.L.- Vrouw van Zaffelare haar ter hulp en zei tot de geest: \" Wat wilt ge met deze vrouw; sterven zal ze nog niet, noch verloren zijn. Zij en haar man moeten gildezuster en -broer worden. Ga weg vermaledijde !» De vrouw kwam weer bij. En de mensen die daar bij waren kwamen onder de indruk van dit grote mirakel. De vrouw vertelde waar zij geweest was en hoe ze door O.-L.-Vrouw van Zaffelare getroost en verlost werd , zoniet was ze voor eeuwig verloren geweest. Met diepe godsvrucht is ze haar leven lang in het gilde van O.-L.- Vrouw van Zaffelare geweest. Het is een tamelijk lang verhaal met veel verscheidenheid: ster- vensgevaar, schijndood, weggevoerd door kwade geest, tussen- komst van O.-L.-Vrouw, verwensing van kwade geest, want de vrouwen haar man moeten gildezuster en -broeder worden. De (37) Zaffelare, Kerkarchief. Kapelrekening. 1604 : draghen van t cruyce van de schelle; 1607 : voor het draghen van ons belt van ons Lieve Vrauwe... Alle uitgaven voor deelnemers en teerkosten staan zorgvuldig geboekt. - 115-
vrouw komt weer tot het bewustzijn, zegt waar ze geweest is en dat ze door O.-L.-Vrouw verlost werd. Gans haar leven was ze lid van het gilde. Het verhaal staat dus duidelijk in het teken van de propaganda voor het gilde. 9. Van Mathijs de Graet, molenaar te Zaffelare. Mathijs de Graet, molenaar te Zaffelare, in de Hoeveltstrate had zijn molenste- nen omhoog getrokken om te scherpen . Hij had ze gescherpt en wou ze weer naar beneden laten. Toen brak het touw als een twijndraad . Hij voelde zich zeer begaan met dit geval , want daar stond een kind onder. Hij aanriep O.L.-Vrouw van Zaffelare om een mirakel te willen doen en hem genadig te zijn . Hij zou gildebroeder worden en heel zijn leven lang Haar dienen. En zie, de steen kwam , zonder en ige schade te berokkenen naar beneden. Dit alles met Gods genade en van Maria. En 't kind ging van onder de steen weg . De molenaar deed terstond de beevaart naar het beeld van O.L.-Vrouw te Zaffe- lare. Op de Oudeveldstraat, de latere benaming van Hoeveltstrate, stonden twee molens, één op het grondgebied Zaffelare en een op het grondgebied Lochristi. Beide molens stonden dicht bij mekaar op circa 1,4 km van de kerk van Zaffelare. Bedoelde molen kan deze geweest zijn die stond op het Torregoed. Hij is in 1450 reeds bekend (38). De naam van de molenaar Mathijs de Graet hebben we niet teruggevonden. Mogelijks was hij de mole- naar die in dezelfde straat op Lochristi woonde? Voor de eerste keer wordt in het mirakelboek over het mirakuleuze beeld gesproken. Bij C.C. Vrancx wordt het enigszins anders ver- teld : toen \"ghinck hij terstond nae de kercke om Maria metten Heere te loven\" (39). 10. Van een vrouw in barensnood , gewezen gildezuster. Een vrouw die gildezuster was , nam ontslag. Ze trad uit het gilde omdat ze alle jaren haar lidgeld moest komen betalen , en vereffende voor eens en altijd haar doodschuld. Nadien was ze in blijde verwachting en 't ogenblik van de barensweeën was aangebroken. De vrouw lag al vier dagen en drie nachten in de weeën en kon geen moeder worden. Alle heiligen werden aangeroepen, maar het baatte niet. Plotseling denkt ze er aan misdaan te hebben door uit het gilde te treden. Ze beloofde weer gildezuster te zullen worden zolang ze leefde. De belofte was pas gedaan , of ze werd verlicht, getroost en meteen blijde moeder van een kindje. Nogmaals wordt de nadruk gelegd op het lidmaatschap van het gilde. De doodschuld, waarvan sprake in het manuscript (doot- scult), is een bedrag dat door het lid aan het gilde wordt betaald als vergoeding voor de kosten voortvloeiend uit het overlijden , o.a. begrafeniskosten . Het geld wordt niet nà de dood betaald, maar vroeger; in regel reeds als men lid wordt. De schuld kan ook worden geregeld bij opzegging van het lidmaatschap (40). In zachte (38) G. Puimège, De dorpsmolen op de priesteragie, Jb. X, 1972, p. 99 en 119. F. De Potter en J. Broeckaert, Zaffelare , op. cit. , p. 16, vermeldt vier molens die op een kaart staan afgebeeld : twee in de Hoedeveldstraat; de Geetkot- molen bij Desteldonk; de Bijlkens of Buylkensmolen op Moleneinde, nabij de pastorie. (39) Den tweeden Cout, p. 123. (40) E. Verwijs en J. Verdam , 2de deel, 1885, p. 302, dootscult. - 116-
termen wordt hier gezegd dat de uittreding nadelige gevolgen kan hebben en de hernieuwing ervan niet onbeloond blijft. In het Re- gister van 1784 vinden we nog een herinnering aan de oude reglementering. \"Niemand en sal vermoegen uyt dit Broederschap te scheeden ten sij betaelen hunnen achterstel/en, daer boven eenen stuyver voor de dood schuIt\". Karakteristiek voor de aan- roeping - van wat wij alle heiligen zouden noemen - is het middel- nederlands: \"si riepen an de santen ende santinnen\" (41). Sant betekent heilige; santinnen: heilige vrouwen, aanroepen door de mens om hulp te bekomen. 11. Nog van een andere vrouw in barensnood. Een vrouw lag in barensweeën en had het sacrament der stervenden al ontvangen ; de vrouwen meenden dat ze de verlossing niet zou overleven , waarvoor haar man zeer bedroefd was. Hem docht een stem te horen die zegde, dat hij en zijn vrouw lid moesten worden van het gilde van O.-L.-Vrouw van Zaffelare. Hij zegde aan zijn vrouw wat hij gehoord had en van zodra hij met godsvrucht beloofd had lid te zullen worden, werd zijn vrouw de blijde moeder van een kind . Er valt duidelijk op te merken dat de schrijver van het mirakelboek de diverse gevallen van barensnood na mekaar behandeld heeft. De wonderbare stem die de echtgenoot verkondigt dat zijn vrouw lid moet worden van het gilde, sluit enigszins aan bij motieven die we bij andere mirakelen geciteerd hebben, namelijk de wonder- bare stem (nrs. 2, 5, 8, 11, 13) en de verschijning van O.-L.-Vrouw (nrs. 5, 8, 13, 16). Ook hier brengt de belofte van het lidmaatschap de oplossing voor de redding. 12. Van een jonge man in levensgevaar die O.-L.-Vrouw aanriep . Een jonge man was tijdens een gevecht in levensgevaar. Zijn neef stierf ter plaatse. De man lag vier uren op de grond, doorkerfd en zwaar gekwetst. Voelend dat zijn einde gekomen was, kwam in zijn gedachte de moeder Gods van Zaffelare. Hij aanriep ze godvruchtig, smekend om troost en ver- lossing ; en belovend gildebroer te zullen worden zijn leven lang. Van 't ogenblik dat hij de belofte gedaan had, deerden de wapens hem niet meer. Hij bleef onkwetsbaar en gespaard van de dood. De auteur van het mirakelboek laat nu de mannen aan de beurt komen. De jonge man in levensgevaar kan wel uit de omgeving van Zaffelare geweest zijn, aangezien hij weet dat er een verering bestaat van O.-L.-Vrouw, en een gilde. De onkwetsbaarheid is een motief dat we nog niet hebben ontmoet. In de tekst staat zeer duidelijk \"al/e de wapenen die up hem quamen en deerden hem niet\", nadat hij beloofd had gildebroeder te zullen worden. 13. Van een kind dat tweemaal in het water viel en gered werd. Er is nog een kind geweest dat twee keer in 't water gevallen was. Maar de moeder Gods verscheen in wit habijt en trok het uit het water. Daarna geraakte het verdwaald en liep opnieuw in 't water. Vader en moeder zochten hun kind, Jozijntje waar zijt gij geweest? Vadertje, ik ben drie keren in de zwarte gracht gevallen en dacht dat ik er zou blijven inzitten. Maar toen dacht ik aan O.-L.-Vrouw van Zaffelare en direkt was ik gered en belandde op de goede weg. Jozijntje heeft heel wat avonturen beleefd: tweemaal in de gracht gevallen en verdwaald geraakt. De schrijver van het verhaal brengt (41) E. Verwijs en J. Verdam, 7de deel , 1912, p. 152; 156 : sant, santinne. - 117 -
er de verschijning van de moeder Gods bij te pas. \"De moeder Gods openbaerde huer daer in witten abijte\". Het waterloopje waarnaar Jozijntje verwijst is nog bekend, de zwarte gracht of zwarte beek. Eertijds was het een watergang. Hij ontspruit in de Oostdonk, vroeger Mendonk, nu Wachtebeke, tussen de Zuid lede en de Moervaart, verder vloeiend naar Eksaarde. 14. En 't zelfde kind was daarna in een hoge boom geklommen, wel zo hoog als de klokgaten van de kerktoren, en het viel uit de boom. Ze aanriep de moeder Gods van Zaffelare en bleef bewaard van kwetsuren want ze was gildezuster van het O.L.-Vrouwgilde. Het bleef niet bij het vorige avontuur. De reacties van Jozijntje, namelijk de aanroepingen , komen ongeloofwaardig over voor de psychologie van een kind. De nadruk wordt ook gelegd op het lidmaatschap van Jozijntje. In het gilde is er plaats voor iedereen. 15. Van een man die een lading hout op zich kreeg . Daar was een man die onder een voer hout en in 't water lag. Hij verkeerde in levensgevaar wel twee uren of meer. Hij was ver van huis en in de buurt was niemand. In nood zijnde, aanriep hij O.-L.-Vrouw van Zaffelare om hem haar hulp te verlenen . Hij beloofde een beevaart te zullen doen. De belofte was pas gedaan of daar kwamen mensen hem ter hulp en trokken de wagen recht. De man kwam veilig thuis zonder kwetsuur, door de gratie Gods en de voorspraak van O.-L.-Vrouw. 16. Nog van een man die lag onder een wagen geladen met gerst. Het verhaal is verteld geweest in het jaar 1533 aan de predikant van de ommegang . De man die het vertelde, had het zelf meegemaakt en dikwijls aan zijn zoon verhaald . Het gebeurde zo. Joris Alaert had een wagen met gerst geladen. Rijdend langs een gracht, mende Joris de wagen zo dat deze in 't spoor bleef. Maar de wagen kantelde, met de man er onder, in de gracht. Geen hulp van mensen verwachtend aanriep hij de moeder Gods , troosteres der bedrukten . Toen meende hij voor zich te zien een mooie jonkvrouw , in 't wit gekleed. Ze raadde hem aan dat hij langs de gracht naar het eind van de wagen zou kruipen , hetgeen hij deed. En Joris kwam onge- deerd en gezond zonder enig letsel van onder de wagen uit de gracht. De verwijzing naar het jaar 1533 laat ons vermoeden dat de ge- beurtenissen nog fris in het geheugen lagen op 't ogenblik dat het mirakel boek geschreven werd. Voor de vierde maal wordt de ver- schijning erbij betrokken. Joris Alaert dacht \" dat hij sach een scone joncfrauwe ghecleet int witte\". In het verhaal van 1533 is er sprake van den pricant vanden ommeganghe. In een bespreking van mirakel nr. 7 hebben we een beschrijving gegeven van de ommegang in de 17de eeuw. Tijdens de ommegang werden kapel- lekes bezocht en 't is wellicht tijdens deze rustpoos, voor gebed en toespraak, dat de predikant het woord voerde. Op het rijksar- chief te Gent bevindt zich een kaart waarop de zes kapellen van de ommegang afgebeeld staan. (42) Men vertrok van de kerk oostwaarts. De eerste kapel stond op Oosteinde. Men ging door de Leemstraat naar de wijk Persijzer; hier stond de tweede kapel. Vandaar ging men westwaarts en volgde de Oudeveldstraat tot de Hellestraat; hier stond de derde kapel. Verder bij de Molenstraat stond de vierde kapel. Deze werd tijdens het Jaar van het dorp, 1978, in de huizenrij ingebouwd . (42) RAG. , Kaarten en plannen , nr. 403. - 118
Vanaf de Molenstraat wordt ook het terrein van de parochie Hijfte betreden. Midden 't Hoeksken stond een kapel, vermoedelijk ter ere van het Heilig Kruis. De oudste benaming van de Kapiteinstraat is immers Cruusstrate. Voor de kapel lag er een bolwerk. Tijdens de ommegang van O.-L.-Vrouw op 15 augustus, toen men het beeld ronddroeg, begeleidde de baljuw de processie samen met de geestelijkheid. Hij droeg de roede of staf rechtop in de hand, het waardigheidsteken van zijn ambt in Zaffelare. Maar van zodra hij bij de kapel op Hijfte kwam, verliet hij zijn rechtsgebied en legde hij de roede neer (43). Deze gedragslijn van de baljuw wordt duidelijk vermeld in een document van 1549, tijdens een grens- schouwing te Zaffelare door de Sint-Pietersabdij. Van de vier- weegse trok men naar de Rechtstraat waar de vijfde kapel bezocht werd tegenover de Nerenhoek. De zesde kapel lag tegenover de Molenstraat. Langs de Dorpstraat bereikte men dan de kerk. Een zeer getrouwen du idelijk beeld van de ommegang en van het bezoek aan de kapellekes vinden we terug in het annalenboek van de kerk. De toenmalige pastoor, J.B. De Smet, geeft een duidelijke beschrijving van de ommegang en de ligging der kapel- len, die nu allemaal verdwenen zijn (44). \"Dezen omgang begon van de Kerke langs het Oosteynde, de lijmstraete, de oude-veldstraete, de Meulenstraete en aldaer we- derom naer de Kerke; en volgens sommige liep hij vroeger (de 16de eeuw bedoelend), ook tot langs de Kapiteyn-straete en Regt- straete tot aen de Kerke. Dezen ommegang was voorzien van verscheyde steene Kappellekens van O.-L.-V. waervan er nog drij in wezen zijn: teweten, een op het Meuleneynde, hetwelk mijnen voorzaet den Eerw. Heer Pastor van Der Heyden (1804-1827), opnieuw heeft doen opbouwen ter oorzaeke van zijne genezing van eene doodelijke ziekte, welke genezinge hij aen omgank van O.-L.-V. toeschreef; een op het einde der Meulenstraete, herbouwt door den Eerw. Heer Ongena: Pastor van Sinai van Saffelaere geboortig. Eyndeleyck een derde op het Oost-eynde, herbouwt door Franciscus de Bruycker, desteyds kerkmeestere. Voor de fransche revolutie wierd langs dezen omgang ook de Solemnele processien met het hoogweerdig gedaen, maer op heden geschieden zij maer overhand naer de voorzeyde Kappele- kes van het Meulen-eynde en Oost-eynde en langs den Zelven weg wederkeerende\". In 1889 wordt de traditie van de ommegang hernomen. Op 8 september werden nieuwe arduinen kapelletjes gewijd met de voorstelling van de blijde, droeve en glorieuze mysteries van de rozenkrans. Deze kapelletjes werden door de parochianen ge- schonken. Ze staan langs de Dorpstraat-Oost, Oosteinde, Bos- dam, Leemstraat, Beeweg, Kapellestraat (beide straten zijn de nieuwe benamingen van de vroegere Oudeveldstraat), Molenstraat, (43) G. Puimège, Grensschouwing te Zaffelare in 1549, Jb. XVII, 1980, De Oost- Oudburg , p. 72. (44) Parochie Zaffelare, op. cit., uittreksel annalenboek, p. 27. Marcus Ongena, o Zaffelare 1766, pastoor Sinaai 1821, t 1830. - 119 -
Moleneinde en Dorpstraat-West. Langs deze kapelletjes ging dan de ommegang. Deze werd ook gedaan in de meimaand voor alle parochianen. Andere ommegangen gingen door om de hulp af te smeken bij grote nood of voor een genezing. Ook de plechtige communicanten deden deze ommegang enkele dagen voor hun plechtige communie. 17. Nog van een man die onder een hooiopper lag. Het gebeurde in dezelfde tijd als het voorgaande, zoals men zegde aan de predikant van de ommegang. Vermits de man nog leefde, schuwde hij de bewondering van andere mensen en wou niet dat men zijn naam zou mede- delen noch op papier zetten. Deze man stond bezig hooi af te trekken van een opper, en met het trekken viel de opper omver en lag de man er onder. Hij aanriep de hulp van de gebenedijde moeder Gods omdat hij zichzelf niet kon redden , noch anderen hem konden helpen. En kort nadat hij zijn gebed godvruchtig en ootmoedig had opgezegd, kwam hij van onder de hooiopper zonder letsel noch kwet- suur. De laatste drie verhalen behoren tot dezelfde reeks van arbeidson- gevallen, bedolven worden door een lading hout, gerst of hooi. Vermoedelijk zijn ook deze gebeurtenissen te situeren omstreeks de periode dat het mirakelboekje geschreven werd. Laatstge- noemde man , nog in leven zijnde, wou niet dat zijn naam bekend gemaakt werd . Kapel in de Molenstraat vóór de restauratie in 1975. - 120-
Met folio 15 recto belanden we op het terrein dat we aangesne- den hebben bij folio 1 recto, namelijk dat deze bladzijden niet behoren tot het oorspronkelijk mirakelboek. De tekst luidt als volgt: Desen derden dach van hooeymaent hoeyst dat iacob van ackere ende bauuyne sypers hoouden XVc LXXV. (signatuur) We worden hier geconfronteerd met de datum 3 juli 1575. Onder de inwoners bevinden zich enkele protestanten die in 1574 dreig- den met gewelddaden tegenover andersdenkenden. De familie- naam Van Ackere komt in de archieven van de 15de en 16de eeuw meermaals voor, o.a. met betrekking tot het goed Stuive- laert, het goed ter Hellen, 't Walleken en de molen Scheltsgoed (45). Betekent de tekst de mededeling van het huwelijk van Jacob van Ackere met Baudewijne Sypers ? De familienaam Sypers von- den we terug in een vonnis van de vierschaar. In 1574 had Pieter Sypers gedreigd andere protestanten te gaan halen om een huis in brand te steken. Hij wordt veroordeeld om een kaars van twee pond te dragen vanaf het huis van de baljuw, de vierschaar, tot in de kerk van Zaffelare (46). Folio 15 verso is zoals de vorige folio's 1, 1 verso en 15 recto vertikaal gelijnd, een duidelijke aanwijzing dat het niet behoort tot het oorspronkelijk mirakelboek. Er staat een gedicht over de dood. \"0 peyst om de doot. Hoe cleene hoe groodt, hoe rycke dat ghy syt, om sterfuen. Wacht v van sonden snoodt, doet deuchden groodt. Want hoe blyder leuen hoe droufuer sterfuen. Actum den 27e maerte anno domini 1622. Scp. P' de rouck Deze moraliserende raadgeving komt ongetwijfeld van een diep gelovig man wiens naam we - zeer waarschijnlijk - eveneens terug- gevonden hebben in de kapelrekeningen : Pieter De Rouck. fs P's. In 1622 staat hij in de rekeningen vermeld als penningmeester van het gilde, die rapport uitbrengt over de ontvangsten en uitgaven: Rekeninghe Piters de Rouck; ontfaen van Pieter de Roeck... op minderinghe van een silveren remonstrance. .. deser 20en meye 1622; afsluiting van de rekening: p ' de Roucq fs prs. In 1635 en 1636. Rekeninghe bewys... es doende Pieter de rouc fs Pieter... ende dit van syne administratie in qualiteyt het guldene van de capelle van onse Lieve Vrouwe. We menen deze litteraire ontboe- zeming te mogen toeschrijven aan Pieter de Rouck. (45) G. Puimège, Jb. VII, p. 21 : Goed de Wildespeie: 1528 Jan van den Ackere, fs Jan; p. 21 : 1429 Gillis van Akker, bijnaam Cappe; 1461, Pieter Cappe; 1462 Jehan de la Ackere. Idem, Jb. X, 1972, p. 37 : Goed ter Helle: 1530 Pieter van den Ackere. (46) F. De Potter en J. Broeckaert, Zaffelare, op. cit., p. 48. De bron is het Ferieboek in het gemeentearchief van Zaffelare. - 121 -
Het mirakel boek heeft de plaatselijke onderpastoor Adelin Wyffels (1946-1949) geïnspireerd tot een toneelwerk \"I n de schaduw der Vrouwe\". Het stuk speelt zich af tijdens de middeleeuwen, met o.a . als hoofdpersonages: de abt van St.-Pieters en ridder Jan Mulaert, heer van Eksaarde. Het middeleeuwse spel werd de eer- ste maal opgevoerd in 1958. Nadien kwam het nogmaals aan de beurt. Toen in 1971 het zevenhonderdvijftigjarig bestaan van de parochie werd gevierd, behoorden de drie opvoeringen van het middeleeuws spel van O.-L.-Vrouw van Zaffelare tot een der mooi- ste jubeldagen van de parochie (47) . Aangezien het mirakuleuze beeld belangrijk is, zowel van ge- schied- als van volkskundig standpunt uit beschouwd, achten we het wenselijk daarop nader in te gaan. Over het mirakuleuze beeld van O.-L.-Vrouw van Zaffelare weten we praktisch heel weinig. Het bestaan ervan wordt drie keren aangehaald in het mirakel- boek. De vroegste vermelding vinden we in het eerste mirakelver- haal. Jan Muelaert, op jacht zijnde, achtervolgt een hinde. Hij \"vant die hynde voor marien beelde... up den houtaer\". Dit bevat twee belangrijke elementen. Ten eerste: het tijdstip waarop Jan Muelaert zou geleefd hebben, nl. in de 14de eeuw. Ten tweede, het bestaan van een altaar in de kapel van de kerk, waarop een Mariabeeldje stond, in de 15de eeuw. Een tweede vermelding komt voor in het tweede verhaal. Een verdoolde knaap uit Kaprijke belandt veilig thuis. Hij had \"beloeft te versoukene onser liever vrauwen tsaffelare ende haer peilgrem te zijne jaerlicx als men die ommedraecht\". In het verhaal van molenaar de Graet uit de Hoeveltstrate doet de man \"terstont zijn peelgremayge tsaffelare voor onser liever vrauwen beelde\" (Nr. 9). C.C . Vrancx in Den tweeden cout, daterend van 1601, maakt in het gesprek tussen Willemyne en Margriet geen gewag van het toenmalig bestaan van het beeld. Over het bestaan , onderhoud, herstelling of bijzondere verering van het oorspronkelijke mirakuleuze beeld vonden we geen spoor in de parochiale kerkrekeningen. Wel is het ons bekend dat tijdens de opkomst van de gereformeerde religie te Zaffelare een aantal juwelen ontvreemd werden door Arend van de Neste. Hij werd door de vierschaar veroordeeld (48). Is op dat ogenblik - 1579 - ook het mirakuleuze beeld in ongenade gevallen, ontvreemd of vernietigd geworden? We vonden bij het napluizen van de rekeningen van de kapel van O.-L.-Vrouw \"de coop van een Marienbeeld, 26 sch. gr.\" ten (47) Parochie Zaffelare, op. cit., p. 80 en 83. Ad. Wijffels, schuilnaam Willy van Monnikenhove, In de schaduw der Vrou- we . Toneelspel in vier bedrijven , gepolycopieerde tekst , 36 blz. Bezit : M. Daem . (48) F. De Potter en J. Broeckaert, op. cit., p. 50. - 122-
dienste van de kapel in 1624. Was het mirakuleuze beeld reeds dan verdwenen of vernietigd geworden gedurende de geuzentijd ? In 1648 wordt een Mariabeeld in een nieuw kleedje gestoken: \"stofte gecocht tot cleedinghe van tbelt\", \"t maken van clee- dinghe van onse Lieve Vrauwe en een casuyfel\", \"schilderen en vergulden van Ons Lieve Vrauwebelt\". In 1651 wordt aan de kerk- baljuw Jan Col man één sch. één gr. betaald \"voor een beIdt van onse Lieve Vrouwe\". Het bedrag is hier zeer gering. In 1672 wordt opnieuw een beeld gekocht. \"Item betaelt aen den heer pastoir over verschoten geldt in betaelynghe ghedaen aen Pieter Verbrugge, voor het maecken van het beeldt van Onse Lieve Vrouwe, 3 ponden, 3 sch. 4 gr. (49). Te oordelen naar het bedrag dat hiervoor werd uitgegeven, deed men een beroep op een goed vakman. Vanaf 1624 tot 1672 zijn er drie beelden aan- gekocht. Wellicht was het mirakuleuze beeld in 1624 niet meer bestaande. In het pastoraal annalen boek wordt naar het bestaan van een Register verwezen , daterend van 1784, waarin geschreven wordt over het ontstaan van de Broederschap van O.-L.-Vrouw, \"ter oorsaecke van het mirakuleus Beeld van onze Alderheyligste mageth en Moeder Gods Maria, rustende Binnen de Geseyde Kerke\" (50). In het pastoraal annalen boek vertelt pastoor J.B. De Smet verder dat de Broederschap gevestigd is aan \"de Cappelle van O.-L.- Vrouw waer het mirakuleus beeld voortijds was berustende, welke Capelle nu den Choor van O.-L.-V. uitmacht\". Uit de woorden van de schrijver blijkt dat het mirakuleuze beeld in de periode 1817- 1859 niet meer in de kerk aanwezig was. Dit wordt duidelijk door hem in het annalenboek bevestigd. \"Het Mirakuleus Beeld van O.-L.-V. is, ik weete niet wanneer, verdwenen, geene levende menschen hebben er vast geheugen meer van, en geene archiven geven er bewijzen van\". Een laatste getuigenis vinden we in \"Geschiedenis van O.-L.-V. van Zaffelare\" van priester Camiel Van Laere (0 Zaffelare 1865, t 1946). We laten hem aan het woord (51). \"Het vermaard miraculeus beeld was, van men weet niet hoe, spoorloos verdwenen, of ergens verborgen om het aan de woede der kerkplunderaars te onttrekken . Men dacht dien schat voor altijd verloren\". Toen pastoor K.J. Stockaert (1879-1901) het initia- tief nam om de oude eredienst van O.-L.-Vrouw van Zaffelare opnieuw in het parochiaal leven in te schakelen, poogde hij aan- knopingspunten te vinden met de vroegere volksdevotie. In 1887 boekte hij een belangrijk succes door de ontdekking van een (49) Zaffelare, Kerkarchief, Kerkrekeningen 1624, 1672. (50) Parochie Zaffelare, op. cit., p. 26, 27. (51) Camiel Van Laere, Geschiedenis van O.-L.-Vrouw van Zaffelare, Hand- schrift, boekje met zwarte kaft, bevond zich circa 1970 in het kerkarchief. We hebben het niet kunnen raadplegen omdat het niet meer ter plaatse was. Het citaat is ontleend aan het boek Parochie Zaffelare, op . cit. p. 28. - 123-
beeld van O.-L.-Vr. op de zolder van de oude pastorie, waar het weggeborgen zat achter een hoop afgedankte kerksieraden. Men was van oordeel dat dit beeldje wel het aloude mirakuleuze beeldje kon zijn , en van die mening stapte men vlug over naar de overtui- ging. Onmiddellijk heeft men het beeldje - einde 1ge eeuw - in de kerk geplaatst, getooid in een zijden mantel en met een zilveren kroon op het hoofd. De talrijke ex-voto's die uit die periode dateren en bewaard bleven , zijn een duidelijk bewijs dat de eredienst tot O.-L. -Vr. van Zaffelare in ere hersteld was. Houten Mariabeeldje, gevonden in 1887. (Foto Copyright A.C.L. Brussel, nr. 661 71). Over het uitzicht van het gevonden beeldje kunnen we ons een duidelijk idee geven. Vóór de vernieuwing werd het gefotografeerd door de Dienst van het Nationaal Kunstbezit te Brussel. Het houten beeldje is 51 cm hoog en 20 cm breed. De voetjes rusten op een half ronde sokkel. Heel de struktuur van lichaam en benen is zeer ruw; ook het hoofdje vertoont ditzelfde kenmerk. Vakkundig en stylistisch bekeken , is het uitzicht noch romaans noch gotisch. - 124-
Het zal wellicht niet het mirakuleuze beeld uit de 15de eeuw zijn dat men meende in 1887 te hebben teruggevonden. De stijl be- hoort ook niet tot de barokperiode. Even terugblikkend in de kapelrekening van 1651 van het gilde, zien we dat de kerkbaljuw een zeer gering bedrag ontvangt voor een beeld van O.-L.-Vrouw. Mogelijk is hij de liefhebber-beeldhou- wer geweest die het beeld gemaakt heeft. Omdat het beeldje eerder thuishoort in de volkskunst dan in de beeldhouwkunst, kan het gemaakt zijn door een lokale schrijnwer- ker met aanleg voor beeldhouwwerk en liefde tot de moeder Gods. Bij de heropbouw van de kerk (1897-1907) werd het beeldje onder een neogotisch baldakijn vooraan links opgesteld, tussen altaar en predikstoel, aan de ingemetselde pilaar. Op de muur links en rechts hingen panelen met ex-voto's in was en in metaal. Ook enkele votiefplaten in marmer, geschonken uit dankbaarheid, ver- sierden de panelen. Het huidige, vernieuwde beeldje dat omstreeks 1940 nog was opgesteld onder het neogotisch baldakijn tussen altaar en predik- stoel. Foto 1941. - 125-
Circa 1935 vond het uitzicht van het O.-L.-Vrouwbeeldje geen genade meer in het oog van pastoor Achiel Rutsaert (1935-1956). Het werd aan een beeldhouwer toevertrouwd om \"dat scharmin- kel\" - zoals hij dat noemde - een mooi gelaat te geven. Het is in deze transformatie dat het beeldje thans vereerd wordt. Bij de herschildering van de kerk in 1970 werd het beeldje links vóór het eerste raam van de nederzijbeuk geplaatst. De panelen met de ex-voto's zijn weggebleven . Het in 1887 gevonden beeldje na de \"vernieuwing \". Foto Gevers, Zatte/are, 1985.06. Enkele jaren nadien werd het beeldje gestolen. Het werd bij een antiquair teruggevonden , ontdaan van de kleding. Het beeldje werd herkleed en in het koor geplaatst, vooraan rechts, nog steeds onder het neogotisch baldakijn. Regelmatig worden er nog kaars- jes aangestoken uit dankbaarheid of voor het bekomen van een gunst. Alleen voor enkele oudere mensen heeft O.-L.-Vrouw van Zaffelare nog enige betekenis. De echte volksdevotie behoort tot het verleden. - 126-
Alvorens deze bijdrage te beëindigen, wensen we een artikel in herinnering te brengen dat ruim vier decennia geleden - in 1943 - door een pas afgestudeerde licentiaat Germ. phil., Maurits Gysse- ling, geschreven werd. We hoeven die persoon niet meer voor te stellen als de huidige voorzitter van de Heemkundige Kring \"De Oost-Oudburg\", Dr. Maurits Gysseling. Hij is ons ook behulpzaam geweest bij de studie van het mirakel boek, waarvoor we hem van harte danken. Het artikel, dat hij in 1943 publiceerde luidt: \"No- ta's, aan de hand van mirakelen, over den bouw van een kerk te Oudenburg in de 11 e eeuw\" (52). Hij vangt zijn bijdrage aan met een boodschap die ook de onze is geweest: \"Doordat vele mira- kelverhalen in een niet te onderschatten mate het leven en de cultuur van ons volk in vroegere tijden weerspiegelen, verdienen zij de belangstelling èn van den geschiedkundige, èn van den volkskundige. Zelfs kan een grondige studie ervan licht werpen op problemen die, moesten wij die verhalen verwaarloozen, in duister zouden gehuld blijven\". Die boodschap blijft actueel. We hopen dat ze niet beperkt zal blijven tot een sporadische belang- stelling voor mirakelliteratuur, maar ook zal leiden tot succesvol wetenschappelijk onderzoek en tot publikatie. Deze studie kwam tot stand dank zij de medewerking van Geor- ges Puimège en Drs. Bert Vervaet. Als parochianen van Zaffelare zijn ze zeer goed vertrouwd met hun heem en zijn geschiedenis. Ze hebben hiervan het bewijs geleverd in de publikatie van het boek \"Parochie Zaffelare van haar stichting tot nu, 1221-1971 \". Bovendien zijn beiden vertrouwd met het patrimonium van het kerkelijk archief, zodat ze bij het excerperen van deze documenten ons zeer behulpzaam zijn geweest. In naam van De Oost-Oudburg en in mijn persoonlijke naam betuigen we hen onze oprechte dank en waardering. Marcel Daem Het mirakelboek van Zaffelare, transcriptie. Het mirakelboek van Zaffelare is een perkamenten register. Het bestaat uit twee katernen, elk van drie dubbele bladen, met toevoe- ging om beide katernen heen van nogmaals twee dubbele bladen. Het buitenste daarvan is pas na voltooiing van het mirakelboek daaraan toegevoegd. In jongere tijd is de rechterhelft van het bin- nenste van die twee dubbele bladen uitgesneden. Het geheel is gevat in een perkamenten kaft. De bladen zijn 182 mm hoog bij 125 mm breed. De bladspiegel is 125 mm hoog bij 90 mm breed. (52) Maurits Gysseling, Nota's, aan de hand van mirakelen, over den bouw van een kerk te Oudenburg in de 11 ' eeuw, Oostvlaamsche Zanten, 18de Jg., 1943, p. 111-115. Het document waarin de mirakels worden verhaald, da- teert van circa 1085. De zeven wonderbare gebeurtenissen hebben alle betrekking op de bouw van de kerk: vier in verband met klokketoren , klok en klokkengeluid; drie in verband met ongevallen tijdens het werk van stro- dekker, metselaarsknaap, koster bij het luiden van de klokken. - 127-
Alle mirakelen zijn van dezelfde hand A, die denkelijk kort na 1533 schreef. De titels en de hoofdletters (meestal drie, soms twee regels hoog), waarmee elk verhaal begint, zijn rood. Binnen in de tekst zijn de hoofdletters doorgaans met geel bijgekleurd. Diverse handen, die alle tot de 16de - eerste helft 17de eeuw behoren, hebben op diverse plaatsen notities bijgeschreven: Binnenzijde kaft links, hand B : Desen bouck behoert toe Jacob van [Ackere ?]. P 1, r\", hand C : Desen bouck behoort toe de keercke van Zaffe- lare 1573. Eronder, van twee andere handen: Zaffelare, Zaffelaer. Eronder, hand D : Et hoc scriptum est anno [.. .] die quinta jannuarij. Fa2, r\", hand E, de hier tussen ( ) geplaatste woorden vervangen door een afbeelding: lek (Ieere) te (spade) de (werelt) kennen. Eronder, hand E : het perre 10 et 11 g 8 gheuinnen. Eronder, hand E : hi80 oisstrssighe80 . Eronder, hand E : lek wilde wel dat nie- mant en conste schoon spreken zonder jonste want men vindt ter werelt gheen meerder fenijn dan vriendt schijnen en viandt zijn. Eronder, hand F: Time deum et mandata eius obserua. Eronder, hand F, in Griekse letters : Olivier van lare. P 2 va, hand G : Desen boeck behor toe thijfte. Fa 15 r\", hand H : Desen derden dach van hooeymaent hoeyst [lees: soe ist ?] dat iacob van ackere ende bauuyne sypers hoou- den xvc lxxv. Fa 15 va, hand I : 0 peyst om de doot, hoe cleene hoe groodt, hoe rycke dat ghy syt, om sterfuen. Wacht v van sonden snoodt, doet deuchden groodt. Want hoe blyder leuen hoe droufuer ster- fuen. Actum den 27\" maerte anno domini 1622. Scp [= Scripsit] Pieter de rouck [k onzeker]. Tot de merkwaardigste taalverschijnselen in de tekst behoren: wegval van r vóór st (ten eesten, gheeste, met omgekeerde spel- ling borsch, surstere) en rekking van korte vocaal (verghijften, wijlde ghij). Hier volgt de transcriptie van de mirakelverhalen : 2 va Om dit openbaer teeken ende mirakele tghene dat ghebuert es Te Saffelare inde keerke vanden jaghere ende vander hyn- den Daer vut es dit gulden van onser lieuer vrauwen ghespro- ten in de voornonde prochie van Saffelare. Van welcken mira- kele desen bouc ten eesten mentioen a es makende. 3r\" Dit zijn mirakelen ghebuert diuersche persoenen, in diuersche tijden midts dien zij lieden in noet wesende, hebben anropen de gratie gods bouen al ende oec mede de bijstant vander ghebenedijder moeder ende maghet maria de welcke van god verheuen es bouen alle creaturen. [1] IAn muelaert heere van Exaaerde b hadde een jagherie de welcke brochte gheiaecht een hynde Tsaffelare vpt kerchof ende liep in de keerke voor onser vrauwen beelde Maer de honden bleuen achtere ende en volghden die hynde niet meer So dat -- 128 -
quam die jaghere zeer verstoort ende verbolghen, ende liep met haesten in die keercke ende vant die hynde voor marien beelde metten tween vooersten voeten of poeten vp den houtaer omme bescut te zijne Ende de jaghere stac die hynde metten spriete in haer lancken dat zu start Ende terstont ter stede wart die jaghere stael blent Ende bleef voort blent alle zijn leuen lanc. [2] Van eenen knape van Caprijcke de welcke was wijlen in verren peylgremagen ghegaen. Een knape van Caprijcke bij Eekeloe was wijlent in verren peilgri- magien ghegaen ende hij verdoolde onder weghe in eenen groeten borsch zo langhe dat hij al tenden wart beede van onghere ende van dorste zo dat hij niet meer en mochte Aldus in zulcker noet wesende hoerde hij een stemme tot hem sprekende Wijlde ghij huut desen boorsch commen ende thuus gheraken zo beloeft te versoukene onser lieuer vrauwen tsaffelare ende haer peilgrem te zijne jaerlicx alsmen die omme draecht. Ende de voorseide knape horende desen voeys ter stont vp met deuotien in goeder mee- ninghen belouende al tselue te doene bij alzo als hij weten mochte waer saffelare stonde Aldus zeer vuil ic daer naer quam hij an een fonteyne, daer hij oec broet vant ligghende, waer af hij nutte, ende zijn herte wart daer mede gheconforteert. Daer naer zijn peelgri- maige ghedaen hebbende, quam thuus te Caprijcke daer hem was gheseit dat Tsaffelare letter meer dan drie mijlen van daer stont. Aldus curts daer naer quam hij Tsaffelare II zijn peilgrimaige doen Ende voort jaerlicx alzo langhe als hij leefde vp onser vrau- wen dach alfoest Ende ten lesten jare nam hij oerlof an de gulde- broeders ende guldesursters Ende voorseide dat hij binnen dien jare steruen zoude. Ende hij stack in onser vrauwen bloc een conincx lam johannes. Dit saghen jan praet doude ende jan farant in dien tijden costere Tsaffelare de welcke dit gulden zeer bemin- den ende versteercten al haerlieder leuen lanc. [3] Van wilent heer Jacob Vids die wijlent was Capellaen ter- denburch. HEer Jacob Vids Capellaen terdenburch viel in zijn joncheit int watere ende was verdroncken zo datmer gheen lijf an en sach II Maer bij datmen hem verghijfte onser vrauwen Tsaffelare zo be- quam hij. Ende daer naer alzo langhe als hij leefde quam hij Tsaffelare vp onser lieuer vrauwen dach Talf oest Ende voer omme metter processien ende ommeganc deuotelic ende wart gulde- broedere van jare tot jare altoes vuldoende van ghelde Ende bid- dende ouer guldebroeders ende susters als toebehoert. [4] Van eenen heynderic de smet van hijfte Ende magriete Jans Smets Dochtere. HEyndric de smet van hijfte ende magriete jans smets dochtere van euerghem zijn wijf wonende te ghendt vp de mude hadden een kint twelcke II verdroncken was een huere of meer datmer gheen lijf an en sach. Sij verghijftent onser vrauwen te Saffelare ende et bequam. Ende zij brochtent tSaffelare vp den ommeganc. Ende zij dedent den priestere preken int openbaer. - 129-
[5] Van eender vrauwen gheheeten magriete een mirakele UP diaer ons heeren xiiij< ende viij des dijssensdaechs binnen der octauen van onser lieuen vrauwen dach alf oest lach in groeter crancheden Magriete Jans sloofs dochtere, Michiel steps wijf te hijfte de welcke was versceeden al zoet dochte alle die daer waren, zo II dat dlichame vanden bedde vp tstroe gheleit was, Mont ende hoeghen toegheloken ende ghedecht ouer doot Ende waren alle huter cameren ghegaen, een alf huere ofte daer ontrent zo dat een vrauwe weder in de camer ghinc, ende sach dat magriete haer een been vp haelde daer zu af verscoet, ende seide Meere leefdij noch, waer bij tvolc inde camere quam ghedrommen dat daer ontrent den houe stont Vanden weleken ghevraecht ma- griete zeide dat zu verre henen gheleet hadde gheweest. Maer datse onse vrauwe weder dede keeren ende haer beuolen hadde eenen wech te doene Tsaffelare die ghedaen moeste zijn ter harer heeren Die ghedaen wert recht vp de octaue van onser lieuer vrauwen dach talf oest Anghesien dit mirakele voorseit wart tsaf- felare feestelic ghebeyaert ende gheluut, ende messe ghesonghen ter weerdicheit van Maria. Ende de voorseide Magriete leefde tot sdonderdaechs tseghen auont Des woensdaechs daer tuschen vp de octaue voorseit wart den wech ghedaen Tsaffelare voor onser lieuer vrauwen. [6] Van eender vrauwen van Mendonc de welcke hadde een knechkin ITem vp tselue jaer xiiijCen viij was een vrauwe II te Mendonc ende hadde een knechkin dat versceeden was ende ouerdecht met eenen lijnwade als ouer doot vanden ghebueren. So dat die moedere des kints huut bitten rauwe wart rou pende vp Maria de moeder gods Dat zuse eversouken zoude ter harer heeren Tsaf- felare Ende ontdecte tvoorseide kint ende zijn aderen begonsten te spelene ende tkint bequam ende wart ghesont. Ende de moe- dere bracht tvoorseide kint ten ommeganghe Tsaffelare daert me- nich meynsche met blijscepen ansach. [7] Van eender vrauwen de welcke was van looe christi EEn andere vrauwe van looe christi quam vp onser II lieuer vrau- wen dach alf oest smorghens ende ghemoette den proehipape van Saffelare Die vp den zeluen dach preecte inden ommeganc Ende dese vrauwe toechde hem een kint dat zu vp hueren arem hilt Ende zeide heere dit kint hadde verlooren alle zijn leden ouer een maent Ende ie gheloefde met donser vrauwen ommeganc te gane met mijnen kinde ende voor hem offerande te gheuene bij alzoe dat binnen deser maent ghenesen mochte. Ende bijder gracien gods eist woorden ghesont ende ghenesen, waer bij heere ie an hu versoucke met neerenste dat ghij dit mirakele openbaert ende den volcke te kennen gheeft Dit II ghebuerde oec int tselue jaer xiiij< en achte. [8] Van eender vrauwen de welcke lach in groeter Cranchten zo dat men gheen lijf an huer en sach. ITem een vrauwe die lach in groeter cranchten ende lach zo - 130-
datmen an haer gheen lijf en sach noch en vant. Ende oec was ouer doot ghedecht. De welcke was ouer ghegheuen onser lieuer vrauwen van Saffelare omme niet meer te keerene noch te zijne op dese weerelt. Ende doe zu aldus lach in dese versceedene dochte haer datse de quade gheest hadde wech gheleet om eu- welic verloren te zijne II Ende doe quam maria in haren ghemoete van saffelare ende seide waer wildij met deser vrauwen zu en zal noch niet steruen, noch niet zijn verlooren Want zu moet zijn ende huer man mijn guldebroedere ende sustere Ende gaet ghij verma- ledijde daer ghij behoert. Mettien de vrauwe bequam ende ont- spranc Ende de goede lieden die daer bij waren gaeft groet won- dere vanden groeten mirakele. Ende zu gaf te kennene waer zu gheweest hadde. Ende hoe zu onse lieue vrauwe van saffelare verlost ende vertroost hadde Ende zoude euwelic verloren ghe- weest hebben. Ende zu es huer leuen lanc in onser vrauwen gulden van Saffelare ghecommen met groeter deuotien 11. 9 rO [9] Van eenen Mathijs De graet de welcke was wijlent Muele- nare Tsaffelare. ITem zo was mathijs de graet muelenare Tsaffelare an de hoeuelt strate ende hadde zijn steenen vpghedaen om sceerpen ende hadse ghescerpt ende souse weder neder doen, Doen brac dien reep tot eenen twijne, ende was doen zeere te wets. Ende daer stont een cleen kint onder ende riep oetmoedelic op onser lieuer vrauwen van saffelare of zu noynt mirakel dede ende et mueghelic ware dat zu hare gratie dade ofte hij moeste euwelic verlooren zijn hij zoude haer guldebroeder zijn ende dienen huer al zijn leuen. Ende de steen ghinc II neder sonder eenichghe scade ofte mesval te doene metter gracien gods ende van Maria. Ende tkint ghinc van ondere Ende hij dede terstont zijn peelgremayge Tsaf- felare voor onser lieuer vrauwen beelde. [10] Van eender vrauwen die inden aerbeit was. de welcke te vooren hadde gheweest int gulden van Onser vrauwen Tsaffe- lare. ITem van eender vrauwen de welcke was in onser lieuer vrauwen gulde van Saffelare ende dede haer zeluen huut stellen om niet meer guldesustere te zijne. ende ghinc haer veerden, om dat zu alle jare moeste commen om onser lieuer II vrauwen gulden te betalene. Ende zu betaelde haer dootscult eens voor al. Het gheuiel daer naer dat zu kint drouch. Ende den tijt quam van den aerbeite De welcke vrauwe lach vier daghen ende drie nachten lanc ende en conste gheen moeder ghewoorden. Si riepen an de santen ende santinnen ende et en baette niet al te male. Doe zo wartse ghedinkene dat zu mesdaen hadde jeghen onser lieuer vrauwen. Ende beloefde daer wedere haer guldesustere te zijne alzo langhe als zu leefde Dese beloofte en was niet zo saen ghedaen zu en wart ter stont verlict ende vertroest ende blide moedere van hueren kinde 11. 131 -
10 VO [11] Van een andere vrauwe de welke was in aerbeite. ITem een vrauwe was in aerbeite. ende hadde al haer recht vander keerken. Ende de vrauwen waenden dat zu soude ghestoruen hebben in haren karkere Waer omme haeren man was in groeten rauwe Ende hem dochte dat hij een stemme hoerde die seide Dat hij ende zijn wijf commen zouden in onser vrauwen gulden van Saffelare Ende hij gaeft den vrauwen te kennene tgheent dat hij ghehoort hadde Ende alzo vullic als hij ditte beloeft hadde met deuotien II zijn huusvrauwe wart blijde moedere van hueren kinde. [12] Item van eenen gheselle de welcke was in groeter noot van zijnen liue die hem keerde tot Maria. HEt was een gheselle die was in groeter noet van zijnen lijue in een ghevect : want daer bleef een van zijnen rechzweers doot, Dese lach vier hueren onder de voeten zeer doorhauwen ende duerquest Aldus merkende, dat hij daer moest steruen : Met dien quam in zijn memorie van maria de moeder gods van Saffelare De welcke hij oetmoedelic ende deuotelic bat om bijstant dat zu hem vertroosten II ende verlossen wilde hij zoude haer gulde broeder wesen alzo langhe als hij leuen zoude Alzo saen als hij ditte beloeft hadde alle de wapenen die vp hem quamen en deer- den hem niet ende wart alzo verlost. [13] Van eenen kinde dwelcke was Twee reysen int watere ende daer af verlost. Noch esser gheweest een kint tghene dat twee reisen int watere was, maer de moeder gods openbaerde huer daer in witten abijte ende tract huten watere. Daer naer ten derden wast in groeter vreesen daert verdoelt was, ende voer duert watere II Ende vadere ende moedere sochtent zeere. Daer naer quam dit kint vadere ende moedere te ghemoete met eenen cleenen stocxkene. Die vadere sprac tot huer segghende Joesijnkin waer hebt ghij ghe- weest. Vaerkin ic hebbe drie reysen gheweest in de swarte gracht ende mij dochte dat ic daer inne bliuen moeste. Doen wardic peinsende om onse zoete vrauwe van Saffelare ende ter stont wart ic verlost ende quam in mijnen wech. [14] Item tselue kint was daer naer vp eenen hoeghen boem wel alzo hoeghe als de clocgaten vanden torre ende viel van dien neder ter heerden. De moeder gods van saffelare quam II in haer ghedachte de welcke zu anriep deuotelic, ende midts dien zu wart bewaert want dese was de guldesustere van onser vrauwen gul- den . [15] Van eenen man de welcke lach onder een vooer hauts. HEt was op eender tijt een mannepersoen die lach onder een vooer hauts int watere ende was in groeter noet van zijnen lijue wel twee hueren oft meer. ende et was verre van husen ofte lijeden. Dese man in zulker noet wesende anriep vp maria de moeder gods van saffelare of hijse verbidden II mochte dat zu haer gracie dede an hem hij soudese versoucken alzo saen als - 132-
hij mochte ende conste. Hij en hadde zo saen zijn belofte niet ghedaen daer en quamen lieden ende holpen zijnen waghene vp metten houte Ende quam thuus sonder quetse bij der gracien gods ende van onser lieuer vrauwen. [16] Noch een van eenen man die lach onder eenen waghene ghelaen met gheesten gheuallen in een gracht. Dit was ver- trocken ende gheseit den pricant vanden ommeganghe in jaer ons heeren. xvC ende xxxiij van eenen persoen de welcke de sone was van den ghenen diet ghebuerde dwelc hij dicwils voor zijn doot te kennen gaf zijnen zone. II 13 VO TEs ghebuert dat Joeris alaert hadde ghelaen eenen waghene met gheesten ende commende bij eender gracht desen voornon- den Joeris hilt desen waghene om dat hij inde gracht niet vallen en zoude Tes ghebuert dat desen waghene vp hem in dese gracht sclouch ende viel vp hem Daer onder ligghende gheen hulpe van meynschen hebbende Riep vp Maria de moeder gods vertroeste- riche van allen mestroesten meinschen Doe dochtem dat hij sach een scoene joncfrauwe ghecleet int witte de welcke hem riet dat hij crupen soude lancxt dier gracht naer deen hende vanden wag- hene Dit dede dese voorseide joeris ende quam II ghesont ende fray sonder eeneghe indere van lichame van daer ondere de wag- hene huut dier gracht. [17] Noch een dwelcke vp den seluen tijt vertrocken was den predicant van onser vrauwen. van eenen persoen diet selue ghebuerde De welcke midts dien dat hij noch leuende was scuwende lof van meinsche niet en begheerte datmen zijnen name teekenen noch segghen en zoude. DEse man vp eender tijt stont an eenen groeten opper hoeys ende trach daer af tghebuerde soe dat hij dien gheheel vp hem trach zo dat hij daer onder lach II hier ondere aldus ligghende hij anriep de hulpe vander ghebenedijde moedere ende maghet maria mits dien dat hij gheen hulpe van meinschen noch van hem zeluen en mochte hebben Ende curts naer dat hij zijn ghebet int herte deuo- telic et oetmoedelic hadde ghedaen es van daer onder commen sonder eeneghe indere ofte quetse van lichame. Maurits Gysseling §! meti oen met door andere hand bovengeschreven n. Q Exa/aerde op de regeloverloop . ç het tweede beentje van de u is naar onderen verlengd zoals bij een ij, doch boven de u staat een v-achtig teken zoals bij de overige u's. Q met lijkt doorgestreept te zijn . 133 -
Search
Read the Text Version
- 1 - 37
Pages: