Art Nouveau in Arnhem ARNHEM een uitgave van Facebook Oud Arnhem
at Arnhem in de loop der jaren vele prachtige monumenten is kwijtgeraakt moge bekend zijn, maar wie in de winkelstraten een blik naar boven werpt, kan nog best veel moois ontdekken. Boven de moderne winkelportalen lijken diverse gevels wonderwel authentiek en monumentaal te zijn gebleven. In deze special kijken we mee omhoog, om een geliefde bouwstijl onder de loep te nemen en waar dankzij de moderne zoekmachines ook veel nieuws over te melden valt. De Art Nouveau-stijl ontstond in een tijd van grote drang om te experimenteren met materialen en nieuwe vormen. Aan de vooravond van de Twintigste Eeuw hadden velen namelijk het gevoel een nieuwe tijd in te gaan. Nieuwe materialen kwamen ter beschikking, zoals glas, staal en beton. Elektriciteit werd geïntroduceerd en alles beloofde nieuw, snel en modern te worden. Art Nouveau, ook wel Jugendstil genoemd, was een kunststroming in Europa die tussen 1890 en 1914 erg populair zou zijn. Tegenwoordig is het weer opnieuw in trek. Het was niet alleen een architectuurstijl maar ook een stijlvorm die werd toegepast op allerlei gebruiksvoorwerpen, waardoor eigenlijk iedereen er mee in aanraking kwam. De meeste mensen moesten er in het begin wel aan wennen, maar de vormgevers wisten destijds dat ze de goede weg in waren geslagen. Vereenvoudiging was het sleutelwoord, en inspiratie daarvoor vond men in de natuur. Het leverde veelal gevelversieringen op met dier- en bladmotieven, en soms ook gecombineerd met slanke vrouwfiguren. Bewogen lijnen in asymmetrische composities werden het middel om emoties uit te drukken. In veel landen ontstonden eigen varianten. De Art Nouveau zoals we die in Nederland kennen was vooral geïnspireerd op de ontwikkelingen in België. De belangrijkste centra voor deze ‘Nieuwe Kunst’ in ons land waren Amsterdam, Den Haag en Delft, die elk hun eigen koers gingen varen. Arnhem zou volgen. Ergens rond de eeuwwisseling moet er een opdrachtgever of ontwikkelaar zijn geweest die het in dit provinciestadje wilde uitproberen. Iemand moet er een begin mee hebben gemaakt. Met het verhaal dat nu voor je ligt gaan we proberen te achterhalen wie deze persoon was… Bloemenplateel bovenwoning Rijnstraat 46 Dit woonhuis was in 1898 bewoond door slager A. Franken, die recent de zaak van zijn vader in de straat had overgenomen. De gevel is mogelijk de oudste in Arnhem met bloemenplateel, en kunnen we beschouwen als voorbode van De Nieuwe Kunst. Vermoedelijk architect is J.G. van den Berg, die voor dezelfde firma tekende t.b.v. verhuizing van de zaak naar Bakkerstraat 66. Een ander bijzonder ontwerp van deze onbekende architect is de Apostolische kerk in de Parkstraat, die in 1899 werd opgeleverd.
B w f g. i n Zeg nou zelf, wie bewondert nou niet de diversiteit aan gevels in de Transvaalbuurt en een topper in eenvoud zoals de Zwanenbrug in Sonsbeek? Aangenomen wordt dat dit vooral het werk is van de Arnhemse architect Willem Diehl, die in Brussel zijn kennis had opgedaan. Geert Visser haalde kort geleden echter nieuwe feiten boven tafel, en wil de lezers van Oud-Arnhem graag de primeur geven van zijn uitgebreide onderzoek. Hij ontdekte dat de Arnhemse Art Nouveau wortels heeft in Delft, waar gedoceerd werd in ‘Toegepaste Kunst’. Hoe Sonsbeek aan zijn fraaie bruggetje kwam is een prachtige geschiedenis waarvan je de ontknoping kunt lezen in deel-2 van deze special. In september, tijdens het weekend van Open Monumentendag, zal Geert zelf uitgebreid verslag doen hoe zijn onderzoek is verlopen. Lijkt je dit leuk, kom dan naar hotel Molendal waar hij doorlopend zal presenteren. Die locatie is gekozen omdat het huis een beginpunt markeert voor de komst van Art Nouveau naar Arnhem. Vanaf het hotel starten ook gilderondleidingen en kunnen bezoekers deelnemen aan buurtexcursies over dit onderwerp. Maar voor het allemaal zover is, eerst dus dit verhaal als opwarmertje, waarmee je zelf alvast op pad kunt om Art Nouveau te herontdekken. Uit het onderzoek is gebleken dat een bekend architectenbureau, die al in een vroeg stadium veel ervaring had met het versieren van gevels in de binnenstad, zich deze stijl al snel eigen maakte. Van Gendt & Nieraad, we kwamen ze in een vorige special ook al tegen, was de naam van dit bureau. Er zijn nu zo veel aanknopingspunten met Art Nouveau gevonden dat we moeten concluderen dat dit bureau heel belangrijk moet zijn geweest en zich steeds weer opnieuw uitgevonden heeft. Laten we van hen dus wat werken gaan bekijken, en wel datgene wat bewaard is gebleven in de loop der tijd. Terug naar het begin van de vorige eeuw… Als eerste zullen we een bankgebouw binnengaan, welke ook als eerste naar boven kwam in de zoektocht naar materiaal over Van Gendt & Nieraad. Daarna start een wandeling langs monumentale gevels met Art Nouveau, die ons zal leiden naar Musis Sacrum, waar in 1903 een belangrijke kunsttentoonstelling plaats vond. Het moest zo zijn dat belangrijke schakels elkaar op deze tentoonstelling zouden ontmoeten en plannen zouden smeden om Arnhem op grotere schaal met de Nieuwe Kunst in aanraking te laten komen. Een voorbode van hoe de Transvaalwijk er uit zou gaan komen te zien…
Aanleiding van het onderzoek Heel ingewikkeld was de vraag niet: ‘wie is de ontwerper van de zwanenbrug?’ Jarenlang werd gedacht dat het mooie bruggetje een geesteskind van Diehl moet zijn geweest, maar daarvoor ontbrak elk bewijs. Ook nam men aan dat het door de smid Traanboer gemaakt moest zijn, die zijn naam op een ander bruggetje in het park vereeuwigde. De Vrienden van Sonsbeek, die zich als belangenorganisatie bekommert om de geschiedenis van het park, had de wens geuit om dit eens goed uit te zoeken. Niets blijft er heel van de verhalen. Uit krantenberichten was vrij makkelijk te achterhalen dat het bruggetje namelijk in 1903 door de Delftse firma Braat was uitgewerkt. Dat bleek voer om verder in de materie te duiken. Geert reisde af naar Delft en kwam al spoedig meer aan de weet. En natuurlijk kwamen er ook weer nieuwe vragen boven; ‘Hoe zit het dan met die fraaie smeedijzeren brugleuning in de De la Reijstraat en de Jugendstil-panden in de binnenstad waar we zo weinig van weten?’ In het woonhuis van de familie André de la Porte, nu bekend als Hotel Molendal, leek een belangrijke schakel te liggen. Het huis dat een relatie heeft met de brugleuning markeert het begin van de Jugendstil in Arnhem. Het is gebouwd omstreeks 1901 toen architect Diehl nog niet in Arnhem woonde. Helaas lukte het niet de juiste architect er bij te vinden. Grote vermoedens zijn er wel, maar helaas zwijgen alle bronnen over die mooie witte villa aan de st.-Jansbeek. Aanknopingspunten moeten liggen bij de sterk gelijkende villa Vrijland, die baron Huize Vrijland bewoond omstreeks 1921 Van Heeckeren in 1898 voor zichzelf had laten neerzetten te Schaarsbergen. Het landgoed had hij een jaartje eerder van de bekende houthandelaar Gerrit Thomas Coers gekocht, zodat hij zich daar kon terugtrekken na de verkoop van Sonsbeek. Van Heeckeren en André de la Porte moeten dezelfde connectie hebben gebruikt, maar wie? Er is nog een pand waar we naar kunnen kijken; het Art Nouveau-bankgebouw in de Weverstraat, dat in 1903 werd aanbesteed en ook in verband staat met de familie André de la Porte. Geert vond in een krantenartikel een verwijzing naar de architect. Dat leverde nog meer zoekacties op en daardoor kunnen we haast wel stellen dat architectenbureau Van Gendt & Nieraad de grootste aanjager is geweest om te bouwen in Jugendstil.
Architectenbureau Van Gendt en Nieraad Uit de vele advertenties die ze plaatsten in de Arnhemsche Courant kunnen we afleiden dat Nieraad en van Gendt jarenlang erg actief in Arnhem zijn geweest. De heren zijn waarschijnlijk ingestroomd nadat de oudste broer in de familie, Cornelis Frederik Willem (Frits) Van Gendt, besloot om zijn functie als stadsarchitect neer te leggen in 1866. Hoewel hij grote bekendheid had verworven met het ontwerp van de schouwburg en de H.B.S. aan het Willemsplein, zag hij geen heil meer in de toekomst als gemeentearchitect. Het liep allemaal veel te stroperig en liever wilde hij onder eigen naam ontwerpen produceren. En die keuze moet hem bepaald geen windeieren hebben gelegd. Grote werken bleven komen onder het bewind van Gerlach Jan van Gendt en Cornelis Martinus Georgius Nieraad. Afgezien van de H.B.S. die in 1959 werd afgebroken, is het bureau met hun ontwerpen voor Concordia (Riche) en de stalhouderij van Riemer nog steeds erg goed vertegenwoordigd op het Willemsplein. In Amsterdam zou het bureau nog tot grotere hoogte groeien. Adolf Leonard (Dolf) Van Gendt startte daar in 1874 een eigen ontwerpbureau, en dat werd al snel een van de grootste in Nederland. Niet alleen als architect maar ook als adviseur van grote bouwprojecten zou dit bureau worden ingeschakeld. De klant was koning. Organisatorisch, technisch en financieel kundig, zo karakteriseerden vakgenoten en opdrachtgevers de ‘Van Gendts'.
Grote opdrachten in Arnhem verwierven Van Gendt & Nieraad in de uitbreidingswijken met hun villabouw toen de trek naar de stad toenam (hierover schreef ik al eerder in een vorige special). De stijl die ze daarvoor hanteerden heette chaletstijl, ook wel stadsvakwerk genoemd. Het raakte in zwang doordat veel burgers de tijd kregen om te reizen en daardoor gecharmeerd werden van lokale bouwstijlen zoals houtskeletbouw. Stations- en tramgebouwen waren bij uitstek gewilde objecten om deze stijl uit te proberen. Zo werden Arnhemse tramreizigers op het Velperplein in 1888 verblijd met de komst van een prachtig houten wachthuisje met Noorse stijlinvloeden. Sommige reizigers vonden dit zo’n verbetering dat ze graag ‘n trammetje later namen. Ook houten politiewachtposten die her en der op drukke kruispunten in de stad stonden opgesteld werden in stadsvakwerkstijl opgetrokken. Maar welke architect we hier aan kunnen koppelen… een bewijs werd niet gevonden. Velperplein. gezin André de la Porte buiten wachtend op de tram Dat het een wachthuisje voor de paardentram was is af te lezen aan de houten paardenkoppen, die als een bekroning aan de daklijst waren bevestigd. Interessant is de overeenkomst met het ontwerp uit 1884 van Abraham Salm voor een prachtige Amsterdamse tramremise (die later bestemd zou worden tot concertzaal). Aannemelijk is dat de vormgeving voor het wachthuisje aan een specialist is uitbesteed. Van Gendt & Nieraad was zo’n specialist, zij had als particuliere onderneming met houtskeletbouw grote bekendheid gekregen toen ze in 1879 werd ingeschakeld om de paviljoens te ontwerpen voor de Koloniale Nijverheids-tentoonstelling. Dat zij de opdracht kregen kan dus heel goed mogelijk zijn. Voor de grote publieksgebouwen was de chaletstijl echter minder geschikt. Daarvoor greep men liever terug naar een mengeling van neostijlen, zoals bij het ontwerp van de nieuwe concertzaal voor Musis Sacrum in 1865 ook was gedaan.
Aan de singels en uitvalswegen zijn waarschijnlijk door hen ook grote villa’s ontworpen. Van de Velperweg, de Boulevard Heuvelink, de Apeldoornseweg en de Utrechtseweg is dit enigszins bekend, van de singels minder. Verkoop geschiedde via de Arnhemsche Bouwgrondmaatschappij waarin ze zelf ook de dienst uitmaakten. Ook in andere steden waar ze actief waren, zoals Breda, Den Haag en Apeldoorn maakten ze gebruik van deze werkwijze. In 1872 verrees nog een heel bijzonder wijnpaleisje aan het Eusebiusplein, dat ontworpen was in moorse stijl. De wijnhandel van Hesselink & Co. maakte grote indruk in het buitenland. Hoewel het uit de hand van de Arnhemse architect Geysbeek Molenaar was, kunnen we uit een aanbestedingsadvertentie opmaken dat Van Gendt & Nieraad ook bij de bouw betrokken was. Door de groeiende bekendheid van het bureau kregen ze ook steeds meer opdrachten voor de verbouw van winkels en panden in de binnenstad. De eerste vingeroefeningen richtten zich op het aantrekkelijk maken van de entreepui. De een nog mooier dan de ander. Decoraties in houtsnijwerk en beeldhouwwerk werden toegevoegd in klassieke neostijl, maar rond de eeuwwisseling werden gevels compleet veranderd. Heel verrassend is dat grote delen van de Koningstraat en Bakkerstraat van hun hand blijken te zijn. Dat er nog maar weinig over dit architectenbureau geschreven is komt omdat de enige bronnen waaruit we kunnen putten krantenadvertenties zijn. En daaruit kunnen we nu gelukkig heel wat informatie vissen. Grote stadsontwikkelaars bleken het te zijn. Na 1900 is het vooral Nieraad die in Arnhem nog actief is. Hij ontwerpt dan voor de betere ondernemer een aantal Jugendstil-panden, en waarschijnlijk dus ook het genoemde woonhuis in de Transvaalwijk. De ontwerpen van Nieraad werden vaak voorzien van plateel met bloemmotieven. Ook liet hij vaak in de plint een bijzondere versiering aanbrengen, uitgevoerd in hardsteen om het duurzame karakter van de winkel te versterken. Het kan zijn dat hij in het westen kennis heeft opgedaan met deze manier van ontwerpen. Opvallend is dat zijn opdrachtgevers vaak van joodse afkomst waren. Zo heeft Nieraad in 1891 de joodse school op de Kippenmarkt ontworpen, en misschien dat daar goede relaties uit zijn ontstaan. Joodse ondernemers waren niet zo behoudend en die wilden graag mee op de nieuwe wind. Nieraad wist contacten ook goed te onderhouden als actief lid in het Arnhemse verenigingsleven. Er was een hoop reuring in zijn stad, en als rasechte Arnhemmer stond hij er bovenop. Maar na ruim 75 jaar ervaring verhuisde hij plotsklaps naar Rhenen. Dat was in het voorjaar van 1925, en in datzelfde jaar blies hij zijn laatste adem uit. Wat hij achterliet was een schat aan architectuur hetgeen in de vergetelheid zou raken.
Arnhemsche Bankvereeniging Pliester & Co Weverstraat 40 1 Op 17 juni 1904 werd er een bijzonder bankgebouw geopend in de Weverstraat. Aan de buitenkant kon iedereen zien dat hier een heel aparte inspringing aan de straat was toegevoegd. Reporters werden van tevoren uitgenodigd om een kijkje te nemen, waarvan een kort verslag in de Arnhemsche Courant van 18 mei kwam te staan. Een belangrijke bron, want hierin komen we voor het eerst de naam van architect C.M.G. Nieraad tegen. Uit aanbestedingsadvertenties kunnen we opmaken dat Van Gendt en Nieraad een jaar eerder met de gedeeltelijke sloop van de oude woning was gestart. De familie André de la Porte woonde er toen al enige jaren niet meer… uitgewaaierd naar Parkstraat en Eusebiusbinnensingel. Het ontbrak hen aan niets, maar niet veel later deed zich de kans voor om met de kinderen naar het buitengebied te trekken richting Sonsbeek. De witte villa, nu hotel Molendal, was een huis dat ze zelf konden vormgeven. Het moet daardoor ook zeer in de smaak zijn gevallen. Weverstraat 40, vml. entree woning André de la Porte Anthony Engelbert Gzn., in leven directeur van de Verzekeringsmaatschappij tegen Brandschade, stemde twee jaar voor zijn dood toe om het woonhuis in de Weverstraat te verkopen. Zijn woning had een rijk verleden. In de 16e eeuw strekte het perceel ‘De Moriaen’ zich nog uit tot aan de Rijnstraat. Door verervingen was het terrein echter gesplitst geraakt in kleine delen, totdat het in de 19e eeuw in handen kwam van de heren Gilles André de la Porte en zijn vader Anthony Engelbert. Zij voegden het grotendeels weer samen tot een geheel. Het huis met de oude poort naast de Hema, ook wel ‘De Achterse Moriaan’ genoemd, markeert het begin van bewoning door de familie. Maar in 1903 kwam dus de slopershamer, zodat we niet meer kunnen spreken van dat mooie geheel. De architect mocht niet klagen over klandizie, want bijna gelijktijdig hielden ze zich ook nog bezig met de bouw/verbouwing van een tweede bankgebouw, namelijk die van de Geldersche Crediet-Vereeniging in de Bakkerstraat, in het rijtje waar ook al twee andere grote bankgebouwen waren gevestigd, én waarin ook het nieuwe kantoor van de architecten op nummer 70 zou komen. De opdracht werd uitgewerkt door de nevenvestiging in Amsterdam die broer Dolf was begonnen. Niet echt te duiden als Art Nouveau maar eerder ‘functionalistisch’, de architectuurstijl die Berlage propagandeerde. Het was een fors gebouw, waar in 1921 de Nederlandsche Handelsmaatschappij, en na de oorlog de ABN-Bank in zou trekken. Maar nu is er helaas niks meer van te zien; de bank verhuisde naar het Willemsplein en in april 1976 viel het besluit om hier te bouwen aan ‘Passage ‘t Hemelrijk’. Het is dus helaas ten offer gevallen aan de roerige sloopjaren-70. Gilles André de la Porte AEzn. † 15-08-43 | directeur A.V.M. (1887-1936)
Weverstraat 1905 Bakkerstraat 1970
In het krantenartikel wordt het nieuwe bankgebouw van Nieraad behoorlijk uitgebreid beschreven, en samen met bewaard gebleven fotomateriaal kunnen we wel een en ander opmaken. Er blijkt een heel opvallende gelijkenis te zijn met villa Rams Woerthe in Steenwijk, dat nu een museum is en op nummer 100 staat van de belangrijkste monumenten in Nederland. Deze prachtige villa uit 1899 werd ontworpen door Dolf van Gendt, een jaar voor zijn sterven en toen het bureau nog niet onder Berlage’s invloedssferen stond. De opdrachtgever Jan Hendrik Tromp Meesters had samen met de architect een aantal topkunstenaars aangetrokken om huis en tuin te verfraaien. De glas-in-lood ramen zijn het ontwerp van Adolf le Comte uit Delft en Hendrik Copijn maakte het plan voor een park dat omsloten werd door een fraai hekwerk van de firma Braat uit Delft. Het was een klein wereldje omstreeks 1900, want Nieraad heeft voor de familie Tromp Meesters ook gebouwen ontworpen, en Hendrik Copijn werkte op zijn beurt ook regelmatig samen met Van Gendt & Nieraad. Rams Woerthe Arnhemsche Bank
Wat Rams Woerthe en de bank in de Weverstraat vooral gemeen hebben is de bovenverdieping. In beide gevallen is er gebruik gemaakt van een bijzondere daglichtconstructie. De muurbeschil- deringen met lelies in Rams Woerthe zijn van Co Breman. De bloemen zie je ook weer terug in de hekwerken in het park. Nieraad moest wat ingetogen zijn voor een bankgebouw, maar ook daar zie je dezelfde muurschilderingen. In het portaal beneden zien we een fraaie staande gaslantaarn die waarschijnlijk door de firma Deerns uit de Kortestraat werd geleverd. Zij hadden Favier als kunstenaar in dienst, die het vak van leraar tekenen op de HBS uitoefende. Na een moeizame start ging men zich richten op de productie van lampen met een Jugendstil uiterlijk. Deerns leverde naast de verlichting ook de elektriciteit aan, wat in die tijd voor Arnhem een novum was. In het artikel kunnen we lezen dat men vooral onder de indruk was van de brandvrije kelder waar die elektriciteit benodigd was. De Eerste Arnhemsche Elektriciteit-Maatschappij zat in een bijgebouw van smederij Hollandia waar gashaarden en gaskachels werden geproduceerd voor de firma Deerns. Hollandia bevond zich op nummer 5 in de Kortestraat, precies tegenover de bank. Daar zijn nog sporen van terug te vinden. Als je vanuit de museumtuin naar de Kortestraat loopt, kun je nog oude isolatoren op achtergeveltjes aantreffen. Ook op gevels in de Rijnstraat is een en ander nog behouden…
Dat je geld in de bank veilig was werd aan de buitenkant op het dak gepromoot met de tekst ‘safe- deposit’. Iedereen kon er kluisjes huren om waardevolle spullen in bewaring te stellen. Helaas bleek het geld hier toch niet zo veilig te zijn, want de bank ging al in 1908 failliet. De twee eigenaren Pliester en Lincker hadden fraude gepleegd en de Arnhemmers die hier hun geld hadden geparkeerd werden gedupeerd. Ook veel bedrijven werden hiermee geconfronteerd, en sommige, zoals de Betuwse Stoomtrammaatschappij en de Verlichtingsfabriek aan de rand van het Spijkerkwartier, werden zelf ook met faillissement bedreigd. Het nog maar 5-jaar oude kantoorgebouw kwam daarna te koop te staan. Daardoor ontstond de toevallige situatie dat de voormalig eigenaar; de Arnhemsche Verzekeringsmaatschappij tegen Brandschade van André de la Porte, hier opnieuw haar intrek kon nemen. Besloten werd om uit de failliete boedel voor zo’n slordige 70.000 gulden het pand Weverstraat 40 weer terug te kopen en de verhuizing in te zetten van het toenmalige kantooradres Weverstraat 6. Geen ingewikkelde operatie zou je zeggen, maar het moest natuurlijk wel een volwaardig kantooradres worden inclusief een passend interieur in de huidige moderne stijl. Kunstenaars werden aangetrokken om de betimmeringen en het meubilair te ontwerpen in de geest van De Nieuwe Stijl, en die vond men in de pas opgerichte Oosterbeekse firma ‘Labor Omnia Vincit’. Aan het einde van de 19de eeuw was er een aantal meubelmakers die het ambacht weer wilde herstellen, zoals de Engelse meubelmaker William Morris die de beweging “Arts and Crafts Movement” begon. Gerrit Pelt, een timmerman uit Rotterdam die een welgesteld man was geworden, had hetzelfde streven en wilde met zijn fabriek een betere levensstandaard maken voor de arbeidersklasse. Sober en modern moest het worden zonder onnodige opsmuk. Hij verfoeide massaproductie en vooral imitaties van uitbundige stijlen uit vroeger tijden. Vanwege deze hernieuwde liefde voor het oude ambacht werden de meubels bij de L.O.V. voor een groot deel met de hand gemaakt. Veel arbeiders kwamen van de Arnhemse Ambachtsschool, sommige anderen konden het vak intern leren van een meester meubelmaker. In de fabriek werden ook wandbetimmeringen gemaakt en soms zelfs een gehele woninginrichting. De bank in de Weverstraat verstrekte de eerste opdracht daartoe, en de L.O.V.-meubelfabriek werd al vrij snel begeerd om haar grote kwaliteit. Het was een groot bedrijf gebaseerd op idealistische grondslag met talentvolle werknemers die als prinsen werden behandeld. Plezier in het werk dat was ook het belangrijkste streven vond de baas. Hij wist precies hoe hij het wilde hebben: voor zijn personeel goede behuizing en ontwikkelingsmogelijkheden, plus een hoog loon met winstdeling in aandelen. Het wordt nog gekker; hij zorgde ook voor een badinrichting waar alle werknemers zich eens in de week moesten onderdompelen. Ook de kinderopvang was geregeld. Kortom, een meubelfabriek met voorzieningen die de tijd ver vooruit waren. Heel lang heeft het ideaal niet mogen bestaan. De fabriek moest vanwege de crisis en de grote personeelskosten al in 1935 haar deuren sluiten.
De Arnhemsche Verzekeringsmaatschappij daarentegen heeft het nog lang op dit adres kunnen uithouden. Naast bankzaken werd er ook aan projectontwikkeling gedaan. Net voor de oorlog werd een fors woongebouw neergezet aan het Willemsplein, met op de begane grond een A.V.M.- informatiekantoor. Toen in de jaren-60 de ene na de andere fusie volgde, kon de brandverzekeraar niet meer achterblijven. In 1973 verhuisde het personeel naar het nieuwe kantoorgebouw van Delta Lloyd aan het Roermondsplein, waar de groei nog veel verder zou gaan toenemen. Het oude bankgebouw zou worden herbestemd tot stedelijk conservatorium en dansacademie. Geen gelukkige keuze want dat betekende niet veel goeds voor behoud van het monumentale interieur… Maar de academie had nu eenmaal behoefte aan een groot gebouw met uitbreidingsmogelijkheden, wat tot gevolg had dat het Aloysius-schoolgebouw dat er naast stond ook onderdeel werd van de verhuisoperatie. 30 jaar lang werden de brave studenten hier losgelaten. Daarna volgde een nieuwe verhuisbeweging richting Rietveldgebouw. Eind jaren 90 bouwde men voor hen aan de Boterdijk een passend onderkomen in een diepe kuil. Het bankgebouw kwam daarna zo’n 10 jaar lang leeg te staan. Twee personen verschenen op het toneel die zich wilden ontfermen over het bijzondere erfgoed. Marjolein De Groen zag met haar partner de mogelijkheden voor het vestigen van een privémuseum. Ze namen een architect in de hand en hebben gered wat er te redden viel. Twee vliegen in één klap; het bankgebouw van Nieraad is een prachtig eigentijds museum geworden, met respect gerestaureerd en bewaard tegen verder verval. Voordat we het terrein verlaten moeten we het nog even hebben over het bijzondere smeedijzeren hekwerk bij de entree. Zou het een relatie hebben met het hekwerk van Rams Woerthe, waar de firma Braat voor tekende? We hebben kunnen lezen dat het werd geleverd door de firma Ringlever uit Rotterdam. Leendert Ringlever had het vak geleerd bij Braat in Delft en begon in 1903 zijn eigen siersmederij. De link is dus nauw. Leendert mocht ietsje later ook de trapleuningconstructie van de H.B.S. in de Schoolstraat ontwerpen en leveren. Hij had zijn artistiek opleiding gevolgd bij Adolf le Comte en beeldhouwer Miedema, die onsterfelijk werd met zijn danseressen aan de gevel van Luxor. Van origine liep het hekwerk niet zo ver door als nu, want je moet je goed realiseren dat Insula Dei pas zo’n 20 jaar later sloopwerkzaamheden inzette om een betere entree bij de school te verkrijgen. De A.V.M. was opgericht in 1809/1825 en was Arnhems eerste verzekeringsbedrijf die het gat in de markt ontdekte met verzekeringen tegen brandschade. Wout Peeters vervaardigde dit kunstwerk naar ontwerp van een bestaande affiche voor het informatiekantoor Willemsplein, waar het nog steeds is te bewonderen. Het glasmozaïek dat een product was van Aardewerkfabriek Goedewaagen te Gouda, markeerde tevens de overgang naar het bewind van de vierde generatie ‘Gilles’ André de la Porte.
Magazijn van Comestibles C. Frikkers Jr. Vijzelstraat hoek Weverstraat 2 We verlaten de Weverstraat via de Grote Oord om even iets lekkers voor onderweg te kopen in het ‘magazijn van comestibles’ van jongeheer Coenraad Frikkers op de hoek met de Vijzelstraat. Maar voor dat lekkers kunnen we tegenwoordig beter naar de Hema gaan, want van dat fraaie pand op de foto is helaas niks meer te bespeuren. De Grote Oord bleek gevoelig voor heel wat verbouwingen in de loop der tijd. In 1877 waren het Van Gendt & Nieraad die met veel bravoure lieten zien tot wat ze in staat waren. Destijds zag men dit als middel om de klanten binnen te lokken. In de loop van de 19e eeuw wilden steeds meer bewoners van hun huis een winkel maken. Het aanbrengen van verfraaiingen was een logische volgende stap, en het markeerde in feite ook het begin van de verdere ontwikkeling in de decoratieve kunsten.
De nieuwe decoratie aan de winkel van Frikkers moet veel indruk hebben gemaakt, want andere winkeliers raakten ook geïnteresseerd om dergelijke verbouwingen uit te laten voeren. Zo lieten Van Gendt & Nieraad in 1884 voor rekening van de firma Perry & Co. bij de hoek met de Zwanenstraat ook een zelfde soort decoratie aanbrengen. Later kwam Gescher & Kemper in het pand, die het er op een geven moment niet meer op wilde hebben. Tegenwoordig is men erg gebrand om deze oude gevels weer in ere te herstellen, als ze nog bestaan tenminste. Toen de delicatessenzaak van Frikkers verhuisde naar de Steenstraat en zich hier in 1922 een filiaal van de grootste schoenenwinkel in Europa kon vestigen, liet de nieuwe eigenaar de gevelversiering intact. Binnen zou alles herschapen worden tot een modern winkelinterieur, maar dat is ook bijna onontkoombaar bij een wisseling. Al vier jaar later werd de Duitse schoenenzaak ‘Salamander’ overgenomen door ‘Presburg’ die er tot 1935 in bleef zitten om daarna het hoekpand te betrekken aan Land van de Markt. Roet in het eten kwam toen ‘Het Porseleinhuis’ haar intrek nam bij de Grote Oord en het kunstwerk moet hebben vernietigd. De hoek verviel langzaam tot een smakeloze mix aan bouwstijlen. De Bijenkorf maakte de klus af in de jaren 80. De bovenwoning, die de familie Frikkers zelf ooit had bewoond, verdween van de kaart. H&M richtte het vervolgens in als modewinkel, en nu is het vervallen tot een geblindeerde gevel, waar niks meer refereert aan het moois dat hier ooit stond.
Vanuit Grote Oord maken we nu heel kort een paar zijsprongetjes om daar nog wat ander werk van architect Nieraad te bekijken. Niet lang wegblijven, want compleet kunnen we toch niet zijn... Magazijn van dameshoeden G. Marijnen Rijnstraat 29 M
Grand-café National Bakkerstraat 76 3 We lopen nu iets voorbij de hoek met de Bakkerstraat. Nu eens niet om ons te vergapen aan de dure bankgebouwen in deze straat, maar om even bij Grand-Café National binnen te wippen en daar de metamorfose van het café te bewonderen. Van Gendt & Nieraad hadden hier in 1894 goede naam gemaakt door de inrichting van het chique etablissement te moderniseren met cassetteplafonds, notenhouten lambriseringen, wandtapijten, kroonverlichting etcetera. Maar natuurlijk is van die inrichting nu niks meer te zien. De gevel waar The Society Shop momenteel huisvest stamt namelijk uit 1913, het jaar dat aan architect Eich gevraagd werd om hier een grote verbouwingsklus te realiseren. Hoewel bij deze man ook Art Nouveau van de tafel kwam, was dat toen blijkbaar al niet meer in de mode. afbraak Café National - Bakkerstraat 1913 Ook weten we dat de bekende architect Diehl voor Café-National actief is geweest. In 1929 kreeg hij de opdracht om de verbinding tot stand brengen met Grand-Café Central, die een nogal koninklijke ingangspartij aan de Vijzelstraat bezat. De verbouwing was mogelijk omdat de bedrijven aan de achterzijde tegen elkaar grensden en door een tot stand gekomen fusie aan elkaar gekoppeld konden worden. Door de samenvoeging zou 500m2 bedrijfsoppervlak ontstaan, inclusief bijbehorende bovenzalen. De zaken liepen goed voor de familie Hooydonk die het bedrijf runde. In 1954 werd echter een verhuizing ingezet naar het Willemsplein omdat café-restaurant Riche was aangekocht. Weliswaar kleiner maar wel op een toplocatie in de stad. De mooie klassieke gevels in de Bakkerstraat en Vijzelstraat kwamen toen op vrij spel te staan. Meubelzaak Knoef bracht een grote overkapping aan die er later weer is afgehaald. Veel heeft het niet gescheeld, maar beide fraaie gevelpartijen zijn gelukkig behouden gebleven.
Vijzelstraat 1970 - ‘Central > Knoef’ met nieuwe doorlopende luifel
Kleermakerij M.S. De Jong Bakkerstraat 7 4 Draaien we nu om naar nummer 7, dan krijgen we een heel bijzonder Art Nouveau-pand in ’t vizier. Prachtige zweepslagmotieven zijn er te zien in hardsteen uitgeslepen. Het lijkt alsof de tijd hier stil heeft gestaan. Deze winkel met bovenwoning werd in opdracht van Louis de Jong gebouwd, eigenaar van een aantal kledingwinkels in Nederland. Een vroeg Art Nouveau-juweel, want het werd al in december 1901 door Van Gendt & Nieraad aanbesteed. Nieraad zal de tekeningen hebben gemaakt voor de opdrachtgever. De kleermakerij van firma M.S. De Jong was een joodse onderneming en werd in 1838 te Arnhem opgericht. Toen Louis in 1867 deelgenoot werd in zijn vaders winkel, kwam de zaak tot grote bloei en verkregen ze van Koning Willem-III het predicaat ‘hofleverancier’, zoals veel andere opdrachtgevers van het architectenbureau dat ook waren. Uit advertenties is op te maken dat de bedrijfsvoering op adresnummer 5 en 6 werd gedaan. In 1904 was Louis 59 jaar oud en besloot hij om zich uit de firma terug te trekken. Zijn oog had hij laten vallen op een leegstaande villa aan de Velperweg, aantrekkelijk en rustig gelegen aan een prachtige straatweg, met het ene huis nog mooier dan de ander. ‘Villa Henny’, die tegenwoordig beter bekend staat als ‘Villa Voorzorg’ was vernoemd naar meneer Henny, die 40 jaar lang dicht op het spoorviaduct woonachtig was geweest en het had geschopt tot president van het Arnhemse gerechtshof. Louis de Jong besloot om dat huis in 1904 aan te kopen en compleet te laten verbouwen door dezelfde architect waarmee hij eerder al zulke mooie resultaten had geboekt. U raadt het al; Cornelis Nieraad was het geesteskind in kwestie, en natuurlijk niet Willem Diehl die om onduidelijke redenen met de eer is gaan strijken. Het huis werd opgetrokken in chaletstijl met Art Nouveau-stijlkenmerken. Vooral die laatste toevoeging maakte het huis interessant en compleet anders dan de rest in het rijtje van de Velperweg.
Nieraad trok diverse kunstenaars uit het westen aan en leverde een prachtig woonhuis af in bijzondere kleurstellingen. De kunstenaars van de boeiende tegeltableaus in de voorgevel waren altijd al gemakkelijker te achterhalen, omdat ze gesigneerd zijn met de namen Joost Thooft en Abel Labouchere van aardewerkfabriek De Porceleyne Fles te Delft. Met pottenbakkerskunst was Nederland groot geworden, maar aan het eind van de negentiende eeuw waren bijna alle aardewerkfabrieken verdwenen. Joost Thooft was degene die een nog levende zaak na zijn opleiding nieuw leven in wilde blazen. Via de fabricage van Art Nouveau plateel lukte het hem om de fabriek op volle toeren te laten draaien. Deze jongens hadden hun opleiding op de Polytechnische School bij Adolf le Comte genoten, toen nog de enige school in Nederland die bouwkundige opleidingen verzorgde, en waar vele beroemd geworden kunstenaars het vak hadden geleerd. Een ander fraai tegelwerk van hen vinden we net buiten de Zijpsepoort, maar daar komen we later in deel-2 nog op terug. Voor het metselwerk was een diep rood- oranje steen gebruikt die door een nieuw bakproces nog maar recent op de markt was gebracht. Met zogenaamde verblendstenen kon een breed palet aan kleuren worden gekozen. De kleurvastheid werd verkregen door vette klei te gebruiken en een strengpers in te zetten voor de massaproductie. De stenen konden in allerlei vormen worden geleverd, maar om de vormvastheid van de steen te behouden tijdens het bakproces moesten er gaten in gemaakt worden. Geglazuurde verblendstenen in blauwe en groene tinten bleken goed aan te slaan in de Art Nouveau architectuur.
De eigenaar heeft niet heel lang van zijn huis kunnen genieten, want Louis overleed al in 1907 en liet toen zijn vermogen achter bij drie zoons. Het huis kwam daarna vrij snel in handen van een zoon uit de bankiersfamilie Engelberts, die er in 1913 echter al weer uitgegroeid raakte. Daarna is het nog door diverse mensen bewoond geweest. Na de oorlog maakte de ‘Maatschappij van Voorzorg bij Ziekte en Overlijden’ hier entree, en zij zou zich er als langste bewoner huisvesten. Maar Voorzorg kwam eind jaren 80 onder de hoede van Amicon. Het pand kwam mede daardoor in 2006 leeg te staan en raakte toen in verval. Totdat Fysiotherapiepraktijk Donders besloot om er haar hoofdpraktijk te vestigen en de boel op te knappen. Hoe mooi kan de geschiedenis zijn? Ruim honderd jaar na dato werd de monumentale villa door aannemer BAM weer in de oorspronkelijke glorie afgeleverd! Het is nu hopelijk nog lang behouden voor de toekomst. En nu vraag je je vast nog af hoe het met de kleermakerij van fa. De Jong afliep. Die geschiedenis is helaas minder florissant. Eén familielid erfde de winkel in de Bakkerstraat, de andere twee namen in Amsterdam en Den Haag de winkel over. In 1936 werd de Arnhemse zaak gesloten omdat de aandacht zich naar Amsterdam verplaatste. Veel leden van deze joodse familie kwamen in de oorlog om. In de bovenwoning heeft de heer Wurfbain gewoond, directeur van de Ranzowbank, die ook van joodse origine was. Dat de kleermakerij aanzien had bewijst onderstaande afbeelding. De heer Chr. Moens was bij De Jong opgeleid en runde tot 1933 ook een succesvolle modewinkel naast de V&D.
Manufacturen M. Gompertz Vijzelstraat 23 5 We keren terug naar de hoofdstraat om daar nog een paar kledingwinkels te gaan bekijken. Deze ondernemers laten zich immers graag met een moderne bouwkundige jas bekleden. Het eerste huis dat opvalt is het smalle woon-/winkelhuis van Gompertz dat ook nog helemaal origineel lijkt te zijn en in 1906 als nieuw werd opgeleverd. Vanaf 1930 had de hofslager E. Noack het in gebruik, die ook al twee andere vestigingen in het centrum in eigendom had en opnieuw naar uitbreiding zocht. Het Gompertz-pand bleek een geliefde stek te zijn. Noack hield het hier meer dan 75 jaar lang vol, en waarschijnlijk is dat gegeven ook wel de redding geweest van deze bijzondere gevel.
De Nederlandsche Industrie Ketelstraat 51-52 6 Op de hoek met de Wielakkerstraat staat met grote letters ‘Kinderkleeding’ geschreven, een mooie knipoog naar het verleden. Op oude foto’s is te zien dat de naam van de winkel ook in de gevel stond, in dezelfde belettering. ‘De Nederlandsche Industrie’ was een kledingwinkelbranche op het gebied van damesmode en gespecialiseerd in kinderkleding. Wat de bedrijfsleiding via diverse reclame-uitingen duidelijk liet weten was dat ze trots was op hun Nederlandse fabricaat, en dat ze de strijd aandurfde met de veelal duurdere buitenlandse merken. Toen de Amsterdamse firma in de herfst van 1907 een nieuwe winkel opende, was er al 12 jaar voorgeschiedenis in de Bakkerstraat opgebouwd. Directeur Van Duren was al een tijdje bezig geweest om geschiktere huisvesting te vinden. Zo had hij in 1904 het rechterhoekpand Rijnstraat-Kortestraat aangekocht. Maar zijn oog viel dus wat later op een ander hoekpand dat toevallig vrij kwam.
Uit een aanbestedingsadvertentie weten we dat aan architect Nieraad gevraagd werd de verbouwingsklus te klaren. De oude huisho.udwinkel van de firma Bosch, Zijlstra en Rupp, die reeds over een winkel beschikte in de Roggestraat, zou in 1907 worden omgevormd en met verfijnde Jugendstil afgewerkt. Oude situatie omstreeks 1900 Apotheek C.W. Kuyk links naast Bosch, Zijlstra & Rupp De Nederlandsche Industrie …Dat er daar ter plaatse iets veranderd is, toonde gisteren reeds van verre de belangstelling der voorbijgangers, die bijna allen even bleven staan om de prachtige étalage, den mooien gevel, uitgevoerd in schitterend witte verblend-steen, even te bewonderen. Het drie verdiepingen hooge gebouw is dan ook die belangstelling ten volle waard. Gelijkvloers bevindt zich de goed verlichte winkel, electrisch verlicht, centraal verwarmd (trouwens electrisch licht en centrale verwarming treft men in 't geheele gebouw aan) en geschilderd in wit en goud. Afgesloten étalage-kasten en een doelmatige doozen-betimmering geven in dezen winkel gelegenheid de goederen stofvrij te bewaren. Voorts valt hier te bewonderen een mooie trap, een knap stuk werk, die naar de afdeeling kinderconfectie leidt. Achter den winkel bevindt zich het kantoor, terwijl daarachter, in de Wielakkerstraat, de ingang is voor allen, die niet komen om te koopen. De winkel beneden bevat de afdeeling witte goederen, lingeries enz. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in de Nederlandsche Industrie wat te vinden is voor ruime en smalle beurzen en men vooral niet denken moet, dat in zoo'n mooien winkel alles wel peperduur zal zijn. De afdeeling kinderconfectie, waar de dames een enorme collectie baljurken, wankelpakjes enz. voor haar kleinen kunnen bewonderen, is evenals de winkel en de rest van het gebouw sneeuwwit geschilderd. Ook hier ruimte en licht in overvloed. Behalve de artikelen uit de oude zaak zijn er in de nieuwe twee artikelen bijgekomen, nl. peignoirs en wiegen. Op de tweede verdieping treffen we voorts aan de paskamers, met groote spiegels en electrisch licht. Op de derde verdieping, vanwaar men een aardig gezicht op het gewoel in de Vijzel- en Ketelstraat heeft, bevindt zich het groote atelier waar een twintigtal meisjes ijverig zittende werken. Waar maar al te vaak de ateliers worden weggestopt in een ongebruikt, donker hoekje, mag dit atelier wel afzonderlijk vermeld worden. Groote openslaande ramen (van z.g.n. paternglas) laten overvloed van licht en lucht binnen en de afmetingen van het vertrek zijn van dien aard, dat zelfs bij groote uitbreiding voor geen gebrek aan ruimte gevreesd behoeft te worden. Op die derde verdieping zijn nog een paar kleinere vertrekken gelegen, een strijkkamer, waar men de electrische strijkijzers in werking kan zien en een broderie-magazijn, waar voor een aardig sommetje aan kant ligt opgestapeld. Het atelier is tijdelijk voorzien van gaslicht; de Singer-maatschappij zal echter voor electrische verlichting zorgen. Boven de derde verdieping, op den zolder, zijn eenige magazijnen ingericht, terwijl een open plaatsje, dat zich midden in het gebouw bevindt, gelegenheid geeft de goederen direct tot hier op te hijschen. Nog moet vermeld worden de groote pakkelder onder het gebouw, waar zich tevens de inrichting voor centrale verwarming bevindt. Hiermede zijn we aan 't einde van onzen rondegang en kunnen we eindigen met de mededeeling dat architect van het gebouw is de heer C. M. G. Nieraad, dat de firma Stokvis het electrisch licht, de gas- en waterleiding heeft geleverd en dat de nieuwe zaak Woensdag a.s. wordt geopend.
De kledingwinkel bleek inderdaad goed bij het Arnhemse publiek aan te slaan. Tot in de jaren 50 heeft de zaak de kop boven water kunnen houden door zich te blijven richten op de laatste kindermode. Daarna kwamen er andere kledingwinkels in, die dit succes niet meer zouden evenaren. Manufacturen Sternfeld Azn. Vijzelstraat 12 7 Als we nu omdraaien zien we nog een fraai Art Nouveau-gebouw dat behouden is gebleven, door sommigen zelfs tot een meesterwerk bestempeld. Bovenaan de gevel prijkt in sierbelettering de naam van de oorspronkelijke eigenaar. Ook aan dit pand mogen we de naam van Nieraad koppelen. Jacob Sternfeld, van joodse afkomst, was gespecialiseerd in mantels voor vrouwen en kinderen. In 1904 kwam hij op 77-jarige leeftijd te overlijden. Omstreeks 1905 moet zijn compagnon Mansfeld de kans hebben gezien om de zaak vanuit de Ketelstraat te verplaatsen en een nieuwe start te maken. Iets verderop aan de Mariënburgstraat zou hij een oud hoekpand gaan betrekken, waar zich een sigarenmagazijn bevond met daarboven een woning. Bij architect Nieraad werd de vraag neergelegd om de hoek te moderniseren, omdat hij inmiddels al zoveel panden verrassend goed had weten om te vormen. De recente verbouwingen van de twee overburen moeten vast ook heel aanstekelijk hebben gewerkt.
Huize ‘De Mariënborch’ vormde lang geleden de afsluiting in het rijtje van 5 middeleeuwse panden in de Vijzelstraat. Mansfeld liet het huis dat er inmiddels heel anders uitzag slopen, om plaats te maken voor een groot modern winkelhuis met woning. Er gingen geruchten dat hier een onderaardse gang moest hebben gelopen naar het klooster in Mariëndaal, maar hoe dat verhaal in de wereld is gekomen laat zich raden. In de bouwput werden wel interessante bodemvondsten gedaan, en tijdens latere graafwerkzaamheden vond men nog meer aanwijzingen naar een ver verleden, maar van die gang was natuurlijk geen sprake. In de Mariënburgstraat is nog een oude poort te zien, die ooit de toegang verschafte tot het achtergebied van de vijf middeleeuwse huizen aan de Vijzelstraat. Mariënburgstraat
Wie goed kijkt ziet dat de gevel een vreemde rooilijn heeft, en die vraagt natuurlijk om opheldering. De gemeente had in 1907 plannen om de Vijzelstraat te verbreden, daarom mocht het nieuwe hoekhuis niet de oorspronkelijke rooilijn volgen. Wel kreeg de nieuwe eigenaar vergunning om een versiering aan te brengen op de kopgevel van de buurman. Hoewel heel bescheiden van aard, zal waarschijnlijk niemand hebben gedacht dat die ruim 100 jaar later nog in het straatbeeld zou zitten. Van die geplande verbreding is niets terecht gekomen. Nieraad maakte met de afgeschuinde hoek wel een mooie knipoog naar een ver verleden. In de Vijzelstraat was trouwens ten tijde van de verbouwing in 1907 ook nog maar kort geleden elektriciteit beschikbaar gekomen, waardoor er ook een lift kon worden opgenomen bij de nieuwbouwplannen. Het zou dus goed kunnen dat dit winkelpand Arnhems eerste was met een liftinstallatie.
Firma Sternfeld De firma Sternfeld heeft haar magazijn opnieuw moeten vergrooten. Nadat het vorig jaar, door verbouwing, een étage aan de dames- confectie-afdeeling was toegevoegd, bleek, door de voortdurend grootere vraag, het reeds nu weder noodig, naar meer ruimte om te zien. Door verbouwing der tweede étage, is men er uitstekend in geslaagd een nieuwe afdeeling bij te voegen. De betimmering en meubileering, is in denzelfden stijl als vroeger gehouden, en maakt een werkelijk aangenamen indruk, terwijl de verkoop-artikelen in de glazen vitrines, koopers lokken. Naast deze nieuwe afdeeling bevindt zich de blouse-afdeeling parterre, de mantel-, mantelcostuums en peignoir-afdeeling eerste étage, de kindermantel-, japon- en costuum-afdeeling op de tweede étage. Zoowel met electrische lift als met trap, zijn deze afdeelingen te bereiken. De firma Sternfeld, die, zoowel wat étalages als inrichting betreft, blijk geeft up-to-date te willen blijven, zal zeker ook van deze nieuwe vergrooting profijt hebben. Of de verhuizing wel zo’n goede zet was is moeilijk te zeggen, maar dat er iets niet boterde in de nieuwe bedrijfshuishouding kunnen we constateren uit een ontbindingsverklaring van de vennoot- schap in 1917. De heer Mansfeld kon er daarna als eenling niet veel meer uit halen dan de zaak van de hand te doen aan de heer Brenninkmeijer. In 1925 maakte hij entree in Arnhem met de vestiging van de C&A in het hoekpand van Sternfeld. De ondernemer kocht nog meer belendende winkelpanden aan, omdat de C&A zich wilde profileren op het gebied van dames- én herenmode. Veel Arnhemmers zullen het pand van Sternfeld echter associëren met de firma Hendriksen die hier een lange traditie met haar Britse modewinkel heeft gehad. Vijf generaties zouden de zaak leiden. Hendriksen kondigde zich in 1902 aan als buurman op nummer 11 met haar koninklijke hoeden- winkel. Koningin Emma gaf het predikaat af in 1896 tijdens een bestelling in de nevenvestiging te Zwolle. In 1957 werd het pand van Sternfeld pas bij de zaak getrokken, en toen ging er flink de bezem door. Het tegeltableau was al aardig ver heen en ook het huis moest gerestaureerd worden. Nog maar kort geleden heeft een andere winkelketen hier het stokje overgenomen, maar aan de firma Hendriksen is het dus te danken dat de gevel er nog zo fraai uit ziet.
P. de Gruyter & Zn Roggestraat hoek Beekstraat 8 Het wordt nu hoog tijd om ons op een draf naar Musis Sacrum te zetten. Bij één pand zullen we nog stoppen, want aan het Land van de Markt is nog een prachtig Jugendstil-pand bewaard gebleven. Het filiaal van Piet de Gruyter, dat in 1907 werd geopend, zullen sommigen zich nog wel van binnen kunnen herinneren. 75 jaar lang heeft de luxe kruideniersketen in ons land mogen bestaan, met een behoorlijke hoeveelheid monumentaal erfgoed achterlatend. In de winkel zaten fraaie tegeltableaus met koloniale taferelen om te laten zien dat het geen gewone kruidenier was. Het ontwerp van het gebouw was uit de hand van de Arnhemse architect Willem Welsing, die naast Cornelis Nieraad ook een grote architect van naam was. Welsing was katholiek van gezindheid en bekend om zijn bijdrage aan de bouw van de kapel bij het St.-Elisabethsgasthuis, het ziekenhuis dat ruim 10 jaar daarvoor door Boerbooms was ontworpen. Aan het Land van de Markt waren de rollen echter omgekeerd. Duidelijk is te herkennen dat in de schaduw van de grote kruidenier de reeds eerder gebouwde creatie van Boerbooms kwam te staan.
Architect Welsing genoot ook bekendheid als ontwerper van de magazijnen van Peek & Cloppenburg. Aan de stille hoek had hij in 1895 prachtig werk afgeleverd. In 1905 werd het nog fraaier met een nieuwe winkel in de Kortestraat. Dit P&C-filiaal verving het oude aan de Roggestraat waar de V&D in zou gaan trekken. Een dubieuze verhuizing, want de V&D kon er flink uitbreiden in de loop der tijd. Dat een nieuwe tijd was aangebroken is te zien aan het sierlijk lijnenspel en de grote glasvlakken.
Het magazijn van Peek & Cloppenburg was dicht bij het bedrijf van Deerns gelegen, die we eerder bij de bank in de Weverstraat ook al tegen kwamen. Een bedrijf in kachels en haarden dat zich ook richtte op de productie van gelijkstroom voor wie daar behoefte aan had. De P&C wilde haar etalages in de avond kunnen verlichten, en met de firma Deerns werd dus een verbintenis aangegaan. De heer J. van de Akker, die van 1919-1968 als monteur bij het G.E.B. heeft gewerkt, wist nog te herinneren dat zich in de kelder een grote batterij bevond als back-up in de stroomvoorziening. In 1937 was het P&C zelf die de opdracht gaf om het gebouw compleet te veranderen. De batterij in de kelder viel toen pas onder de slopershamer. Veel bedrijven in de binnenstad hebben namelijk tot de oorlog op gelijkstroom gedraaid. Draaistroom was er wel, maar om alle installaties te vervangen op kosten van de gemeente was natuurlijk niet aan de orde. Elektrische verlichtingsinstallatie in fabriek te Helmond (omstreeks 1900) In de eerste vijf jaar na ontstaan waren er in Nederland al 47 van dergelijke installaties in gebruik (1878-1883). Van de meeste is niet bekend hoe lang ze gefunctioneerd hebben. Na de oorlog zou de winkelhoek er qua architectuur, zoals we ook al zagen bij de winkel van Frikkers, niet beter op worden. Ook deze hoek verviel na diverse wisselingen in een onbegrijpelijk stuk architectuur. Een van Welsing’s eerste Arnhemse ontwerpen was voor de apotheker Hillen, helemaal aan het begin van de Rijnstraat. Dat pand staat wonder boven wonder nog wel overeind. De architect heeft dus op hele karakteristieke punten in de stad gebouwen mogen ontwerpen. Hij verlegde echter in 1925 zijn bedrijf naar het hart van Brabant. Zijn Arnhemse De Gruyter-pand was het eerste in een lange reeks van samenwerking voor de firma. Bovenaan het torentje met de koperen dakbedekking zit Art Nouveau-plateelwerk, waarop stadswapens te zien zijn van de steden waar De Gruyter filialen had. Omdat het gebouw een rijksmonumentenstatus bezat moest het behouden blijven bij de grote vernieuwingsslag die in 2005 werd gepleegd in dit deel van de stad.
Het toeval wil dat architect Nieraad een jaar eerder ook voor iemand uit een De Gruyter-tak had ontworpen. In 1905 kreeg hij van transportbedrijf ‘De Gruyter & Co’ de opdracht om in het Spijkerkwartier een ‘remise’ te bouwen met bergplaatsen op de hoek met de Prins Hendrikstraat, het huis dat waarschijnlijk jaren eerder door Van Gendt en Nieraad zelf was ontworpen. Hoeken waren geliefde objecten waar je een accent kon maken, en ook bij dit ontwerp gebeurde dat. Als aanbouw van het hoekpand werd de remise gebouwd, met een lift naar alle etages. Dat is iets wat we nu volkomen logisch vinden voor een boedelopslag, maar toen was het wel een bijzonderheid. Die liftinstallatie was ietsje eerder dan die van Sternfeld in de Vijzelstraat, en werd waarschijnlijk via een eigen installatie van stroom voorzien. Nieraad maakte gebruik van een nieuwe modegril om het hoekpand te benutten voor reclamevoering van het bedrijf. Met relatief grote strakke uitgevallen belettering werd de meubelbewaarplaats door hem getooid. Van het ontwerp verschenen pentekeningen in de krant, en daaruit is op te maken dat De Gruyter ook woorden kon verhuizen. In 1984 kwam er een renovatieslag en toen is er veel veranderd. Zo moest de Jugendstil-creatie gesloopt worden ten behoeve van vervangende nieuwbouw. Dat er een eind aan de Art Nouveau-periode kwam was natuurlijk onontkoombaar. Geleidelijk aan zou er een zakelijke en minder frivole architectuur gaan ontstaan. De uiterlijke vormgeving zou soberder worden en meer toegespitst op de functie van het gebouw.
Tentoonstelling Toegepaste Moderne Kunst Nu we aan het eind van de wandeling gekomen zijn, wil ik je bedanken voor de aandacht. We hebben kunnen zien dat in de binnenstad rond de eeuwwisseling diverse winkels een moderniseringsslag hebben gemaakt. Daarvan is nog een en ander te bewonderen. We zagen ook dat een mooi ontwerp niet altijd de garantie betekent tot behoud. Het is prettig om te weten dat er tegenwoordig veel eigenaars zijn die zich verantwoordelijk voelen om hun monumentale erfgoed te beschermen. De Arnhemse binnenstad is niet heel uitbundig in Nieuwe Kunst vorm gegeven. Misschien ook wel logisch omdat niet iedereen het kon betalen, en omdat verreweg het meeste vastgoed in het centrum particulier eigendom is. Destijds waren het vooral joodse eigenaars die de veranderingsslag aandurfden. Slechts een paar architecten hebben zich in deze stijl uitgelaten, met name de architect Cornelis Nieraad. Voor de uitbreidingsplannen in de buitenwijken, waarbij de gemeente meer voeten in aarde kon zetten, zou de Art Nouveau van grotere betekenis zijn. Andere jongens kwamen er voor op het toneel. De grond zelf ontwikkelen dat deed de gemeente nog niet, iedere ontwikkelaar kon met een plan komen. Zo ook Hendrik Kooy jr. die de gemeente een stap voor was bij de verwerving van Landgoed Sonsbeek eind 19e eeuw. Grote plannen had hij om de gekochte grond te ontwikkelen. De gemeente, inmiddels wijs geworden van projectontwikkeling in andere delen van de stad, richtte haar aandacht vooral op de aanleg van straten en plantsoenen. Een grote taak weggelegd voor de directeur gemeentewerken om dit in goede banen te leiden. Was het nog Jan Tellegen (1891-1901) die bij de ontwikkeling van St.-Marten zijn stempel op het plan drukte, toen Hendrik Kooy met zijn plannen aankwam voor de nog op te richten Transvaalwijk had Willem Schaap (1901-1920) het laatste woord. In deel 2 van de special zullen we gaan vernemen hoe dat ging. Laten we nu ter afsluiting nog even teruggaan naar een interessant moment in de tijd; de kunstexpositie van 1903 gehouden te Arnhem in Musis Sacrum, en georganiseerd door het Arnhemse departement van de ‘Maatschappij van Nijverheid’. Veel Nederlandse bedrijven waren daar te zien die zich in de Nieuwe Kunst hadden gespecialiseerd, met name op het gebied van woninginrichting. Het bestuur had veel moeite gedaan om alle belangrijke kunstenaars die Nederland rijk was hier te laten exposeren. Aanleiding vormde de tentoonstelling in Turijn een jaar eerder, waar Nederlanders in de prijzen waren gevallen. De firma F.W. Braat met hun sier- smeedwerk was daar een van. Karel Cramer had daar jaren terug op advies van Dolf Van Gendt het vak geleerd. Hij kende Willem Schaap van de Polytechnische School, voorloper van de huidige TU-Delft. Het waren diverse bedrijven in Delft die de verspreiding van Art Nouveau kunst in Nederland op zich namen, en alzo gebeurde het ook in Arnhem. De tentoonstelling vormde de eerste aanleiding om met hen kennis te maken.
Tentoonstellingscommissie - Mr. C.J. baron van Tuijl van Serooskerken (voorzitter); - W.F.C. Schaap (directeur gemeentewerken); - G. Versteeg (adjunct directeur, architect); - W. Diehl (architect) - Ph. J. Stokvis (kunstindustrieel); - E. S. van Reesema en E. Nierstrasz (kunstindustriëlen); - S. Baukema / M.J. Baukema-Philipse (kunstschilder/es); - Ch. Roskam (kunst- en decoratieschilder)
Bronnen Onderwijs en ontwerp van Adolf le Compte, Karel Sluyterman en Bram Gips [uitgave Drents Museum te Assen] boeken Een idealistische meubelfabriek 1910-1935 Delftse Art Nouveau [uitgave Gemeentemuseum Arnhem] J. Hilkhuijsen (2001) Een Arnhemse weg in de tijd van de paardentram Labor Omnia Vincit [uitgave 26, Arnhemse monumentenreeks] K. Gaillard (1991) Arnhemse architectuur uit de negentiende eeuw [uitgave 33, Arnhemse monumentenreeks] De Velperweg Beschrijving fotocollectie gemeentearchief Potjer/Jeurissen (2011) [uitgave Gijsbers & Van Loon, Bakkerstraat 7a] De heer J. van de Akker vertelt, korte verhalen over het Van Neostijlen tot Nieuwe Kunst energiebedrijf [uitgave GEWAB-Arnhem] W. Lavooij (2018) De wording van een moderne samenleving (1800-1890), deel III [uitgave digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren] Nog’s sjouwen door oud Arnhem A. Stempher (1969) GEWAB-memo J. vdAkker (+/- 1975) Geschiedenis van de techniek in NL H.W. Lintsen (1992) websites geschiedenis van Arnhem en haar monumenten Arneym http://www.arneym.nl landelijk kranten- en tijdschriftenarchief Koninklijke Bibliotheek Delpher http://www.delpher.nl Illustraties Gelders Archief en privécollectie Op 1 juli 1899 mocht de Arnhemse gemeenteraad een nieuwe raadzaal in gebruik nemen, een meesterstuk waaraan diverse kunstenaars hadden meegewerkt. De ingang geschiedde via glas-in-lood deuren met motieven uit het planten- en dierenrijk. Ook het Arnhemse gemeentewapen was aangepakt. Karel Sluyterman, die toen leraar aan de Polytechnische School te Delft was, tekende voor het ontwerp. Daar was zomaar ineens boven de eikenhouten lambrisering Arnhems eerste Delftse Art Nouveau te bewonderen ‘geschilderd op pleister in rooden toon’. Benno Landsheer en Geert Visser – juli 2018
Search
Read the Text Version
- 1 - 35
Pages: