Important Announcement
PubHTML5 Scheduled Server Maintenance on (GMT) Sunday, June 26th, 2:00 am - 8:00 am.
PubHTML5 site will be inoperative during the times indicated!

Home Explore Boekje Hardie HR

Boekje Hardie HR

Published by andre, 2021-08-04 19:06:48

Description: Boekje Hardie HR

Search

Read the Text Version

HARDIE GENSCHER, man van ideeën Door Saskia Lensink Copyrights: Saskia Lensink/Lensink Tekst

Hardie Genscher, man van ideeën INHOUD Inleiding 3 4 Hoofdstuk 1: Een Duitse jeugd 7 11 Hoofdstuk 2: Een creatieve jongen 13 15 Hoofdstuk 3: Ontmoeting aan het strand 18 20 Hoofdstuk 4: Een debacle en nieuwe kansen 24 26 Hoofdstuk 5: Antiek 29 31 Hoofdstuk 6: Antiek en Mode Hoofdstuk 7: Modeshows Hoofdstuk 8: Een clientèle met aanzien Hoofdstuk 9: Faycel Epiloog Bijlage: Speech van Lilian

Hardie Genscher, man van ideeën 3 INLEIDING De middag loopt op zijn eind, als de voordeur van Hardie Genschers woning aan de Wassenaarseweg in Den Haag achter me dichtvalt. Het is begin december en na een warm najaar beginnen de temperaturen eindelijk te dalen. Ik trek de rits van mijn winterjas dicht tot aan mijn kin. ,,Heb je onze kerstetalages al gezien?’’, heeft Hardie me even daarvoor gevraagd, toen we afscheid namen na een lang Hardie Genscher gesprek. ,,Je moet echt even gaan kijken. Ze zijn prachtig, dit jaar.’’ Om bij die etalages te komen, hoef ik alleen maar rechtdoor te lopen. Het is een wandeling van een klein half uur: eerst de Wassenaarseweg af, dan de Koningskade oversteken en vervolgens de Javastraat in. Tegen de tijd dat ik de Javastraat bereikt heb, schemert het. Koplampen en straatverlichting accentueren de vallende duisternis, wat een intieme sfeer geeft. Het duurt niet lang voor ik Hardie’s Modehuis voor me zie opdoemen, bij de kruising met de Frederikstraat. Het is een monumentaal pand, gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School. Het pand heeft een halfronde hoekgevel, met boven alle ramen en etalages witte markiezen. De sierlijke letters Hardie’s zijn van verre te zien. De etalages glinsteren me tegemoet. Dat komt door scherven, zie ik als ik dichterbij kom. Scherven van kerstballen, aangebracht op panelen die achter de mannequinpoppen zijn geplaatst. De verlichting weerkaatst op al die scherven en dat geeft een aparte, feestelijke uitstraling. Ik tuur door de etalageruit. Ik zie elegante kleding op ranke mannequinpoppen. Een zwarte jurk waarvan de stof soepel vanaf de hals naar beneden valt. Een strakke jurk tot net boven de enkels, met wijde halslijn… Alles komt goed tot zijn recht in een winkelruimte met strak interieur en witgepleisterde wanden. Hier en daar een antieke kast, tafel of sierlijk stoeltje. Aan het plafond hangt een grote kroonluchter. De afgelopen middag heb ik veel over deze winkel gehoord. Hardie heeft me verteld hoe hij de zaak met zijn levenspartner Aad Vermeulen heeft opgericht. Heel zijn leven kwam daarbij langs: zijn familie, zijn vrienden en liefdes, zijn jeugd in Duitsland. Door die verhalen kijk ik nu met andere ogen naar deze prachtige etalages. Als ik een willekeurige voorbijganger was geweest, had ik niet geweten aan wie de hofstad dit elegante modehuis te danken heeft. Nu weet ik het wel: aan Hardie Genscher, een voormalig etaleur uit Keulen. En aan de vrienden met wie hij zijn leven heeft gedeeld. Saskia Lensink, Januari/februari 2021

Hardie Genscher, man van ideeën 4 HOOFDSTUK 1 Een Duitse jeugd Annelies Tlatlik was achttien jaar oud, toen ze midden in de Tweede Wereldoorlog Willy Genscher leerde kennen. Hij was gewond geraakt bij Stalingrad en terechtgekomen in een ziekenhuis in de stad Opole in Opper-Silezië, dat in die tijd nog bij Duitsland hoorde. Daar werkte Annelies als verpleegster. Ze viel als een blok voor de charismatische Keulenaar die een jaar of acht ouder was dan zij. Ze kregen een relatie, trouwden, en op 18 juli 1943 werd hun zoon Hartmuth Peter geboren, die kortweg Hardie werd genoemd. Annelies was de dochter van een mijnwerker, die later douanier was geworden. Als het enige kind dat haar ouders pas laat kregen was ze zeer gewenst. Haar moeder voedde haar liefdevol maar streng op. Van jongs af aan leerde ze hard te werken en dienstbaar te zijn aan anderen. Met als gevolg dat ze kon koken als een professionele kok en zeer bedreven was in huishoudelijke taken. Haar vader zag ze niet veel in deze oorlogsjaren. Hij zat in dienst, zoals vrijwel alle Duitse mannen en jongens. Ook haar kersverse echtgenoot Willy moest direct weer onder de wapenen toen hij eenmaal genezen was. Annielies en haar moeder waren daardoor op elkaar aangewezen. Ze wisten, dat het niet lang zou duren voor het Rode Leger zou binnentrekken. Ze besloten naar Keulen te vluchten, de stad waar Annelies’ echtgenoot vandaan kwam. De kleine Hardie was op dat moment tien maanden oud. Annelies zou later aan Hardie vertellen dat het een barre tocht was geweest. Ze maakten onder meer een zwaar bombardement op Leipzig mee. Na veel ontberingen lukte het om Keulen te bereiken en daar trokken ze in bij Jeanne, een zus van Willy Genscher. Zij woonde in een appartementje op vijf hoog, zonder lift, in de Teutenburgerstrasse. Toen de oorlog was afgelopen wist ook Willy Keulen veilig te bereiken en voegde hij zich bij hen. In het najaar van 2020, ruim 78 jaar na dat turbulente begin van zijn leven, ontvangt Hardie Genscher me in zijn woning in de chique Haagse wijk Benoordenhout. Een beetje verbaasd kijk ik om me heen als hij me voorgaat. Vanaf de straat was niet te zien dat deze naast elkaar gelegen jarendertigwoningen zijn samengevoegd, en aan de achterkant uitkomen op een gezamenlijke, brede serre. Hardie en zijn levenspartner Aad Vermeulen bewonen beide panden al sinds begin jaren zeventig. Ze hebben ook de tuinen samengevoegd tot één sfeervolle binnentuin. Slingerende klinkerpaadjes lopen er langs beeldhouwwerkjes en plantenborders. Hardie en ik nemen plaats in de serre, aan een lange, houten tafel. Aad serveert ons koffie en een luxe gebakje. Hij zal zich verder afzijdig houden tijdens het gesprek. ,,Laat Hardie maar vertellen’’, vindt hij. ,,Het gaat immers om zijn

Hardie Genscher, man van ideeën 5 levensverhaal.’’ Het is een kenmerkende houding voor Aad, zal ik in de loop van het interview leren. Aad is altijd de man op de achtergrond gebleven, daar voelt hij zich het prettigst. Hardie was degene die naar buiten trad en op wie de schijnwerpers zich richtten. Hardies herinneringen aan zijn vroegste jeugd zijn vervaagd. ,,Het is zo lang geleden… vraag me niet naar jaartallen of zo. Daar ben ik heel slecht in’’, zegt hij met een charmant, Duits accent. Van de vlucht naar Keulen weet hij niets meer. Wel heeft hij nog vage herinneringen aan zijn peutertijd. ,,Keulen was in de oorlog zwaar gebombardeerd en ook het huis van mijn tante Jeanne was daarbij beschadigd geraakt. Ik weet nog dat de muur tussen de keuken en de woonkamer was weggeslagen. Die is later hersteld.’’ Een intens moment dat hem nog voor ogen staat, is als zijn moeder Annelies afscheid neemt van haar moeder. Oma keerde terug naar Silezië, dat na de oorlog bij Polen was gaan horen, om zich weer bij haar man te voegen. Dat betekende dat ze terugging naar het oosten, naar de Russische zone. Door de spanningen tussen Oost en West was het zeer onwaarschijnlijk dat ze nog zou kunnen terugkeren naar West- Duitsland. ,,Mijn moeder en oma beseften allebei, dat dit een afscheid voor altijd was’’, vertelt Hardie. ,,Als kind van een jaar of drie weet je niet precies wat er aan de hand is, maar het verdriet voel je wel. Aan hun innige omhelzing zag ik dat dit een bijzonder moment was.’’ Wat moeder en dochter vreesden, is inderdaad gebeurd. Annelies’ moeder heeft in Polen nog een flink aantal jaren geleefd, maar haar dochter heeft ze nooit meer teruggezien. Hardies ouders bleven een jaar of zes in de Teutenburgerstrasse wonen, tot ze een eigen huis vonden in Keulen-Riehl, in de Stammheimerstrasse. Zijn vader had een baan als inspecteur bij de Sparkasse. Al snel werd duidelijk dat ze nooit een ‘gewoon’ gezin zouden vormen. ,,Ik was nog heel jong toen mijn vader feitelijk al bij mijn moeder wegging, al zouden ze officieel pas scheiden toen ik dertien was’’, vertelt Hardie. ,,Mijn vader was een knappe man, die zeer in de smaak viel bij vrouwen en daar maakte hij gebruik van. Hij had tal van rijke vriendinnen en kwam zelden thuis. Met mij bemoeide hij zich nauwelijks. Mijn moeder was genoodzaakt buitenshuis te gaan werken om geld te verdienen. Ze werd serveerster in een restaurant en maakte lange dagen. Het was een nare, eenzame tijd voor haar. Ze kende nauwelijks mensen in Keulen en had geen tijd om vriendschappen op te bouwen. Ze kon genoeg mannen krijgen want ze was een aantrekkelijke vrouw, met mooie, donkere ogen en donker haar. Maar ze wilde geen andere man. Mijn vader was haar grote liefde. Ze had het liefst dat hij bij haar zou terugkeren, maar dat heeft hij nooit gedaan.’’ Doordat zijn moeder werkte, groeide Hardie op als een ‘sleutelkind’, zoals hij het zelf noemt. Hij liep ’s morgens alleen naar school en ’s middags kwam hij terug in een leeg huis waar hij zelfstandig de kachel aanmaakte. ,,Ik had de verantwoordelijk- heid van een vijftienjarige, terwijl ik nog op de lagere school zat. Mijn moeder deelde haar verdriet met mij, alsof ik een volwassene was. Ik wist te veel voor mijn leeftijd.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 6 Omdat hij enig kind was, zorgde hij ervoor dat hij genoeg vriendjes had om mee te spelen. ,,Niet dat ik daarvoor moeite hoefde te doen, want de kinderen kwamen altijd wel naar mij toe. Ik weet niet hoe het komt, maar ik heb me nooit hoeven inspannen om vrienden te krijgen. Mensen vonden me altijd aardig, kwamen altijd op mij af. Toch heb ik geen leuke jeugd gehad. Het enige voordeel ervan is dat het me gevormd heeft tot een zelfstandig kind. Ik heb erdoor leren knokken. Als ik iets wilde, moest ik het zelf regelen.’’ Over de vraag of de creativiteit die hem zo kenmerkt ook toen al een rol speelde, moet hij even nadenken. ,,Ik was geen doorsnee kind dat met autootjes speelde’’, zegt hij ten slotte. ,,Ik hield ervan om dingen mooi te maken. Ik speelde met de knopencollectie van mijn moeder. Daar maakte ik een mozaïekje mee, of ik sorteerde de knopen op kleur. Allemaal in mijn eentje, hè, want mijn moeder was op haar werk. Soms jatte ik bloemen uit de botanische tuin in de buurt en dan stond het huis vol mooie boeketten als ze uit haar werk kwam.’’ Die neiging om zich te omringen met mooie spullen heeft hij altijd gehouden. De inrichting van de serre waar we dit gesprek voeren, is er een voorbeeld van. Een van de muren is betegeld met Portugese, blauw-witte azulejos. Een andere blikvanger is een witte, lage tafel met een bijna levensgroot, bronzen beeld van een naakte jongen erop. Hoe weinig Hardie zijn vader ook zag, op belangrijke momenten wás hij er wel. Zo stond hij naast zijn moeder bij Hardies Heilig Communie. Het kerkelijk leven speelde geen grote rol in hun leven, maar dit soort rituelen vonden ze belangrijk. Een ander moment waarop zijn vader van zich liet horen, was toen Hardie tien jaar oud was en hij een vervolgopleiding moest kiezen. Vader had in de gaten dat Hardie goed kon leren. Daarom koos hij voor zijn zoon het Humanistisch Gymnasium van het aartsbisschoppelijk convict in Bad Münstereiffel. Dat internaat bevond zich vijftig kilometer verderop. Hardie Genscher op internaat

Hardie Genscher, man van ideeën 7 HOOFDSTUK 2 Een creatieve jongen. Het was een paar dagen voor Pasen. Door het vriendelijke heuvellandschap ten zuiden van Keulen reed Willy Genscher in een gehuurde auto naar Bad Münstereifel. Hardie zat op de achterbank met naast hem Brigitte, de dochter van tante Jeanne. Voorin, naast vader Willy, zat moeder Annelies. Ondanks het prachtige weer op deze voorjaarsdag in 1953 was de sfeer bedrukt. Annelies had zich met moeite neergelegd bij het besluit van haar man dat hun zoon naar het internaat zou gaan. Vader was nu eenmaal de baas, daar had zij zich naar te voegen. Ook aan Hardie was niet gevraagd of hij naar deze school wilde. Hij moest gewoon. Voor een groot, bakstenen gebouw net buiten de stadsmuren parkeerde vader de auto. Ze stapten uit en liepen naar de ingang, waar een pater hun opwachtte. De pater ging hen voor door de hoge, witgepleisterde gangen met granieten vloeren. Het gebouw was koud en verlaten. De honderden kapstokken waren leeg, aan de lange tafels in de enorme eetzaal zat niemand. Alle leerlingen waren thuis paasvakantie aan het vieren. Ze zouden pas aan het eind van Tweede Paasdag terugkomen, de avond voordat school weer begon. Het gezelschap liep de brede, marmeren trappen op, naar de slaapzaal op de zolderverdieping. Daar stonden tientallen bedden in lange rijen naast elkaar. Naast ieder bed stond een nachtkastje en op ieder voeteneinde lag een stapeltje beddengoed. ,,In welk bed wil je slapen?’’, vroeg de pater. Hardie koos er een uit bij het raam. Samen met zijn moeder pakte hij zijn tas uit. Hij ontweek haar blik om de tranen in haar ogen niet te hoeven zien. Hij slikte een paar keer toen zijn spulletjes waren opgeborgen. Toen liepen ze weer naar beneden. Op het bordes drukte zijn moeder hem stevig tegen zich aan. Van zijn nichtje kreeg hij een kus, van zijn vader een een aai over zijn bol. ,,Hou je goed, jongen.’’ Vanuit de deuropening keek Hardie toe hoe iedereen weer in de auto stapte. Hij bleef staan kijken tot de auto uit het zicht was verdwenen. Die avond duurde het lang voordat Hardie in slaap viel op de stille, donkere zolder. De pater sliep in een hokje naast de ingang van de slaapzaal. ,,Als je bang bent, dan klop je maar bij me aan, hoor’’, had hij gezegd. Achteraf gezien is het maar goed dat Hardie dat niet gedaan heeft, want vele jaren later zou hij horen dat deze pater jongetjes seksueel misbruikte. ,,Waarom mijn vader mij al een paar dagen voor het einde van de vakantie naar dat internaat bracht, weet ik niet meer’’, vertelt Hardie. ,,Ik denk dat het om praktische redenen was. Hij had misschien afspraken of zo. Ik herinner me vooral, dat ik me ontzettend in de steek gelaten voelde. Ik zwierf dagenlang in mijn eentje door het gebouw, ik geloof dat ik nog wat ben gaan vissen. Het is een traumatische ervaring geweest.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 8 Hardie had in zijn lagereschooltijd al geleerd om zijn eenzaamheid te verdrijven door contact te zoeken met leeftijdgenoten. Dat deed hij ook nu. ,,Ik was een beetje een Einzelgänger. Ik was anders dan de anderen, droeg niet van die dure kleren, kreeg nooit visite van thuis. Toch werd ik niet gepest, daarvoor beet ik te goed van me af. Sterker nog, ik overschreeuwde mezelf. Iedereen vond mij leuk, ik was altijd haantje de voorste.’’ Met zijn bravoure dwong hij respect af bij zijn medeleerlingen. Ze vonden het dan ook vanzelfsprekend dat hij de Klassensprecher was, degene die namens de klas het woord voert met de docenten. Dat hij zich eenzaam voelde, liet Hardie aan niemand merken. Vooral in de weekenden had hij het moeilijk, als andere kinderen bezoek kregen van hun ouders. Zijn ouders kwamen nooit. In de kleine vakanties ging iedereen naar huis en bleef Hardie op het internaat achter. Hij zag zijn moeder alleen in de zomervakanties en zijn vader vaak zelfs dan niet. ,,Ik heb me heel alleen gevoeld in die tijd en heb daar verlatingsangst aan overgehouden’’, blikt Hardie terug. Zijn beste vriend was Jochem. De ouders van Jochem ontfermden zich enigszins over Hardie. Als zij hun zoon op zondagmiddag meenamen naar de stad om een taartje te eten, mocht Hardie mee. Af en toe mocht hij in de kleine vakanties bij hen logeren. Toen Hardie een paar jaar later in de puberteit kwam ging hij beseffen dat hij homoseksueel was. Het jongensinternaat was de omgeving bij uitstek waar dit tot ontwikkeling kon komen. ,,Een schoolvriendje was verliefd op mij, zo is het begonnen. Op die slaapzolder heb ik in de loop der tijd een aantal seksuele ervaringen gehad’’, blikt Hardie terug. ,,En ik was zeker niet de enige. Die jongens rotzooiden daar heel wat aan met elkaar. Ook jongens die eigenlijk geen homoseksueel waren. Ik voelde toen al heel duidelijk dat ik op jongens viel. Alleen was het geen onderwerp waarover je je kon uiten. Het gebeurde in het geniep en je sprak er verder nooit over.’’ Ondertussen kon Hardie de leerstof op het gymnasium met gemak aan. De eerste drie jaar was hij een van de beste leerlingen van de klas. Met de leervakken kreeg hij pas moeite toen het ‘stampwerk’ een rol ging spelen. ,,Dat stomweg uit je hoofd leren was niks voor mij. Met name bij Latijn liep ik daarin vast, want daar moet je heel veel rijtjes leren. Grieks vond ik leuk zolang ik mijn eigen inbreng had. Zo heb ik eens een tekst uit het Grieks in het Duits vertaald, die heel goed beoordeeld werd. Op zoiets kon ik mijn fantasie loslaten. Maar zodra de Griekse rijtjes erbij kwamen, ging het mis. Daarop kon ik mij niet concentreren. Ik kon mij niet binden aan iets dat mij niet interesseerde.’’ Hardies creatieve kant was sterker dan zijn wetenschappelijke. De tekenleraar had door dat hij deze jongen niet te zeer in een keurslijf moest dwingen. Waar hij de andere leerlingen gerichte opdrachten gaf, liet hij Hardie vrij om zijn eigen werk te maken. ,,Die man geloofde in mij’’, blikt Hardie terug. ,,Ik voelde me door hem bevestigd.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 9 Toen enige tijd later tekenopdrachten werden geselecteerd voor een expositie, zaten daar twee kunstwerkjes van Hardie tussen. Ze werden ook geplaatst bij een artikel in de plaatselijke krant. Hardie denkt er met enige trots aan terug. ,,Het ene werk was een tekening van een zwerverskop en het andere een aquarel waarbij ik de verf op het blad had laten lopen en er spookfiguren van had gemaakt.’’ Na zes jaar besloot Hardie zijn opleiding af te sluiten na de Mittlerreife en niet doorte gaan tot het Abitur. Dat hij daarmee de weg naar de universiteit afsloot, vond hijniet erg. ,,Ik doe alleen iets als ik kans zie om bij de besten te horen. Met Latijn en Grieks hoorde ik niet meer bij de besten en daardoor verloor ik mijn belangstelling. Ik besefte dat ik ook op de universiteit niet bij de top zou behoren, daarvoor ben ik niet wetenschappelijk genoeg ingesteld.’’ Hardie was zestien toen hij het internaat verliet en terugkeerde naar het huis waar hij was opgegroeid. Daar woonde op dat moment niemand. Zijn ouders waren inmiddels gescheiden en zijn moeder had nu een vriend, bij wie ze kort daarvoor was gaan inwonen. Hardie had daardoor het rijk voor zich alleen. Zijn moeder voelde zich daar schuldig over, maar voelde zich ook verantwoordelijk voor de oude en zieke vader van haar vriend, voor wie ze was gaan zorgen. Ze kwam zo vaak mogelijk even bij Hardie langs en bracht dan eten voor hem mee, zodat hij niet steeds voor zichzelf hoefde te koken. Op een dag, niet lang nadat hij in de stad was teruggekeerd, liep Hardie het gerenommeerde warenhuis Das Kaufhof binnen. Onder zijn arm had hij een map met daarin de beste tekeningen die hij op het gymnasium had gemaakt. Een beetje nerveus nam hij de lift naar de hoogste verdieping en klopte aan bij de directeur. Aanleiding voor dit bezoek was een opmerking die zijn buurvrouw kort daarvoor had gemaakt: ,,Etaleur, is dat niet wat voor je?” Hardie wist helemaal niet wat dat was, een etaleur, maar toen zij het hem uitlegde was zijn interesse gewekt. Hij ontdekte dat het Keulse Kaufhof leer-werktrajecten voor jonge etaleurs bood. Het leek hem geweldig om etalages te gaan inrichten. Daarom nam hij contact op en nu mocht hij langskomen voor een sollicitatiegesprek. Het lukte, Hardie werd tot zijn grote plezier aangenomen als leerling-etaleur. Onder begeleiding van ervaren etaleurs leerde hij het vak. Vooral aan één begeleidster bewaart hij sterke herinneringen. ,,Een kenau was dat. Ik had de indruk dat ze een verhouding had met de chef. Iedereen was bang voor haar, maar ze was dol op mij. Ze zag dat ik goed was. Ik heb veel van haar geleerd.’’ Hardie had het erg naar zijn zin op deze opleiding. Hij bleek talentvol en kon al na het eerste jaar andere leerlingen gaan opleiden. Na drie jaar volgde het examen, waarvoor hij glansrijk slaagde. Als afstudeerproject had hij een etalage ingericht met als titel: Bluse mit Pfiff. ,,De achtergrondkleur was turquoise en tussen de blouses en accessoires hingen ovale ornamenten.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 10 Toch kijkt hij op deze periode met gemengde gevoelens terug. Want de opleiding mocht dan prima zijn, in zijn privéleven worstelde hij met zijn seksuele gevoelens. Homoseksualiteit was aan het einde van de jaren vijftig een groot taboe. Hardie verzamelde in Keulen een grote groep vrienden om zich heen. Omdat hij alleen woonde, kon hij hen thuis uitnodigen. Hij herinnert zich de vele feesten, jongens en meiden die hapjes en drank meenamen en doorgingen tot diep in de nacht. Ook het Keulse uitgaansleven leerde hij goed kennen. Hardie was een aantrekkelijke jongen en meisjes vielen op hem. Voor hij het wist, had hij verkering. Hij liet het gebeuren ondanks zijn heimelijke verliefdheid op een jongen van de etaleursopleiding. Hij wist dat hij kansloos was: deze jongen viel niet op andere jongens. Seksuele contacten had Hardie ondertussen wel, in het geheim, met mannen die hij in het uitgaansleven ontmoette. En al die tijd deed hij net of hij erg verliefd was op zijn vriendin, terwijl hij in werkelijkheid alleen maar vriendschappelijke gevoelens voor haar had. Het meisje had niets in de gaten; Hardie was een goed acteur. ,,Ik leefde in een schijnwereld’’, zegt Hardie er nu over. ,,Ik leidde een dubbelleven. Achteraf denk ik dat ik zou zijn ontspoord als ik dit nog veel langer had moeten volhouden.’’ Dat Hardie niet is ontspoord, is te danken aan een ontmoeting die hij niet lang daarna had. Dat gebeurde tijdens een vakantie die bepalend zou zijn voor de rest van zijn leven.

Hardie Genscher, man van ideeën 11 HOOFDSTUK 3 Ontmoeting aan het strand In de zomer van 1963 besloot Hardie in zijn eentje op vakantie te gaan. Het maakte hem niet zoveel uit waarheen. Hij wilde vooral afstand nemen van zijn ingewikkelde leven in Keulen. De kust, dat leek hem wel wat. Veel geld had hij niet en daarom ging hij langs de Autobahn staan in de hoop op een lift. Dat lukte. Een paar uur later was hij in Scheveningen. Het was hier, tijdens deze warme zomerdagen, dat Hardie in een strandtent een bloedmooie man aantrof. Prachtig lijf, fijne gezichtstrekken, bruin haar. Hij leek wel wat op de Amerikaanse filmacteur Cary Grant. Acteur was deze man echter niet, en ook geen Amerikaan. Aad Vermeulen was een gewone, Nederlandse jongen, geboren in Pijnacker. Hij woonde in een bescheiden portiekflatje in de Altingstraat in Den Haag. Wel had Aad een beroep met glamour: hij was fotomodel. De meeste dressboys konden in die tijd niet leven van hun werk, maar Aad was een van de vijf mannelijke modellen die dat wel konden. Die inkomsten kon hij goed gebruiken, want hij leefde samen met zijn moeder en zus die financieel van hem afhankelijk waren. Zijn vader was al in de Tweede Wereldoorlog gestorven en Aad was sindsdien kostwinner van het gezin. Aad was al over de dertig toen hij de twintigjarige Hardie leerde kennen. ,,We werden direct verliefd’’, vertelt Hardie. ,,Het was heel speciaal. Ik hoefde geen toneel te spelen, zoals in Keulen, want niemand kende me hier.’’ Toen Hardie na twee weken weer naar huis moest, kocht Aad een treinticket voor hem zodat hij niet meer hoefde te liften. ,,Aad voelde als familie’’, blikt Hardie Links: Hardie Genscher Rechts: Aad Vermeulen terug. ,,Deze relatie bood me de houvast die ik zo nodig had.’’ In de maanden die volgden ging Aad af en toe bij Hardie in Keulen langs. Uiteindelijk besloot Hardie definitief voor deze relatie te gaan en verhuisde naar Den Haag. Hij trok in bij Aad en zijn familie. ,,Aads zus had onze relatie wel in de gaten, maar zij was heel modern in haar opvattingen en stoorde zich er niet aan. Zijn moeder merkte het denk ik niet eens’’, herinnert Hardie zich. Zodra Hardie zich had geïnstalleerd, ging hij op zoek naar een baan. Aad hielp hem met zijn sollicitatiebrieven en binnen een week kon Hardie aan de slag als etaleur bij Modehuis Lampe.

Hardie Genscher, man van ideeën 12 De firma Lampe was in 1833 opgericht door de Duitse ondernemer August Lampe. Hij was begonnen met een winkel in het Friese Sneek, later volgden filialen in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Al op 25 maart 1833 was er een filiaal geopend aan de Spuistraat 8 in Den Haag. In de tijd dat Hardie in de zaak kwam, was meneer Breukers er de algemeen directeur. Hij was getrouwd met een zuster van August Lampe, een nazaat van de oprichter. Later zou Hardie een nauwe band krijgen met deze meneer Breukers, maar in het begin had hij vooral te maken met meneer Keizer. Keizer was de chef van de zeven etaleurs die voor het bedrijf werkten. Hardie voelde weinig sympathie voor hem. ,,Hij kwam bij mij sigaretten bietsen om die aan Breukers te geven, zodat hij bij hem in een goed blaadje kwam. Híj kreeg de complimentjes voor de etalages die ík gemaakt had. Die etalages van mij, die vielen op. Ik was veel beter dan de anderen, had meer fantasie. Maar je moet niet denken dat Keizer aan de directie liet merken dat dat Duitsertje al dat moois gemaakt had.’’ Een meerdere boven zich hebben vond Hardie sowieso lastig, en helemaal als hij het werk beter kon dan degene aan wie hij moest gehoorzamen. Hardie hield het daarom na een maand of drie gezien bij Lampe. Hij ging als etaleur werken bij Maison de Vos, ook wel ‘Het Vosje’ genaamd. Het bedrijf was kleiner, maar Hardie hoefde hier aan niemand verantwoording af te leggen. Bovendien was dit uitsluitend een damesmodezaak, en dat was nog steeds wat hij het liefste deed. Hier werkte hij een paar maanden tot hij op een dag, hij was aan het werk in een etalage van Het Vosje, recht in de ogen keek van meneer Breukers. ,,Hij kwam toevallig langs, bleef staan en wenkte me. Ik liep naar buiten en op straat vroeg hij waarom ik weggegaan was bij Lampe. ‘Ik wil zelf kunnen bepalen wat ik doe en hoe ik het doe’, gaf ik als antwoord. Toen zei hij: ‘En als ik je bij Lampe nu eens die kans geef, zou je dan terugkomen?’ Dat aanbod nam ik natuurlijk graag aan.’’ Nu brak voor Hardie een glorietijd aan binnen Lampe. Eerst kreeg hij de verantwoording voor de styling van de filialen in Breda, Tiel en Amsterdam. De chef-etaleur in Amsterdam mocht alleen nog de etalages aan de Damrak-zijde doen. De rest kreeg Hardie onder zijn beheer. ,,Hij mocht zich niet met mij bemoeien’’, lacht Hardie. ,,Daar had die man natuurlijk geen zin in. Een paar maanden later vertrok hij en vanaf toen was ik chef-etaleur van de hele zaak.’’ Nog later voerde Breukers een reorganisatie door en werd Hardie zijn naaste assistent. Hardie stond nu boven de bedrijfsleiders en reisde het hele land door. De aankleding van alle eenentwintig filialen gebeurde vanaf toen onder Hardies leiding. ,,Breukers is als een vader voor mij geweest. Hij volgde mij, had vertrouwen in mij, vond mijn ideeën interessant. Hij maakte mij op mijn vierentwintigste leidinggevende omdat hij in mij geloofde. Dankzij hem heb ik me verder kunnen ontwikkelen.’’ Dat vertrouwen leverde mooie resultaten op. Met trots denkt Hardie terug aan de boetiek in flowerpowerstijl, die hij inrichtte in het Bredase filiaal van Lampe. Hij herinnert zich ook een installatie van hoge, tempex platen die hij bedruppelde met aceton. De grillige lijnen die daardoor ontstonden gaven een bijzonder effect. ,,Ik was altijd op zoek naar iets dat er nog niet was. Veel van mijn ideeën werden door anderen overgenomen.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 13 HOOFDSTUK 4 Een debacle en nieuwe kansen Het sprookje eindigde toen Lampe in 1969 fuseerde met Peek & Cloppenburg. Lampe werd een kleine en ondergeschikte afdeling van het nieuwe concern. Hardie hield het in de nieuwe situatie nog geen twee jaar vol. ,,Alle topposities werden bekleed door mensen van P&C. Er was veel haat en nijd. Als ze me een hak konden zetten, lieten ze het niet na.’’ Gelukkig diende zich al snel een nieuwe mogelijkheid aan. Aad was in de tussentijd verder opgeklommen als fotomodel. Hij had op de cover van veel magazines gestaan en hij had mooie opdrachtgevers, zoals C&A en de Society Shop. Zijn portret had zelfs wekenlang het Antwerpse publiek aangekeken vanaf een groot billboard in het centrum van de stad. Door zijn werk had Aad ook Piet Derksen, de grondlegger van Sporthuis Centrum, leren kennen. Derksen had in 1953 Sporthuis Centrum geopend aan de Lijnbaan in Rotterdam en was daarmee zeer succesvol. Hij was bezig met drie nieuwe filialen op prominente locaties in Den Haag, Amsterdam en Haarlem. Aan Hardie vroeg hij om deze zaken in te richten en daarvoor bood hij als salaris het dubbele van wat hij bij Peek & Cloppenburg had verdiend. Onder één voorwaarde: alles moest binnen drie maanden gebeuren. Hardie krijgt het warm als hij terugdenkt aan hoe hard hij gewerkt heeft in die tijd. ,,Ik was er dag en nacht mee bezig. Om deze monsterklus op tijd af te krijgen moest ik nieuwe mensen in dienst nemen. Daarom huurde ik zo’n dertig medewerkers in uit mijn netwerk van mensen met wie ik de afgelopen jaren had gewerkt. We sliepen op stretchers in de zaak, om ’s morgens zo vroeg mogelijk te beginnen. Zo lukte het om op tijd die drie panden af te krijgen.’’ Maar tot zijn verbijstering ontsloeg Derksen direct na het opengaan van de zaken al het door Hardie aangenomen personeel. ,,Ze zaten nog in hun proeftijd, dus hij kon dat zonder problemen doen. Voor mij was het een enorme reputatieschade. Dit waren mensen met wie ik jarenlang zaken had gedaan. Ze hadden vertrouwen in mij, sommigen hadden hun vaste baan opgezegd om met mij te kunnen werken. En nu zette Derksen ze op straat!’’ Hardie was door dit alles hevig aangeslagen en wilde het hoofdstuk Sporthuis Centrum zo snel mogelijk achter zich laten. ,,Het was een traumatische ervaring. Ik was gesloopt en wilde er nooit meer naartoe.’’ Ondertussen gebeurde er ook veel in hun privéleven. In de afgelopen jaren hadden Aad en Hardie een aardig bedrag kunnen sparen. Omdat de huizenprijzen laag waren, besloten ze een huis te kopen waar ze met Aads moeder en zuster konden gaan wonen. Ze zaten inmiddels zes jaar met zijn allen in het portiekflatje aan de Altingstraat in Bezuidenhout. Het werd hoog tijd voor een ruimer onderkomen. De keuze viel op de woning aan de Wassenaarseweg waar Aad en Hardie tot op de dag van vandaag nog steeds wonen. Toen een paar maanden later het pand

Hardie Genscher, man van ideeën 14 ernaast vrijkwam, kochten ze dat ook. Dat was geen overbodige luxe, want inmiddels was besloten dat ook Hardies moeder Annelies bij hen zou intrekken, mét haar schoonvader. In Duitsland was namelijk Annelies’ vriend overleden, vrij onverwacht, op negenenveertigjarige leeftijd. De oude en zieke vader van haar vriend wilde ze niet alleen achterlaten. Hij verhuisde daarom met haar mee van Keulen naar Den Haag. Vanwege de gunstige huizenprijzen kochten Aad en Hardie in deze periode nóg twee panden. Het ene was een prachtig, maar wat verwaarloosd gebouw met twee ingangen en dertien kamers aan de Sweelinckstraat. Het andere was het hoekpand in de Javastraat dat nog steeds in gebruik is als hoofdvestiging van Hardie’s Mode. Hardie stortte zich eerst op het opknappen van het oude herenhuis aan de Sweelinckstraat. Als etaleur was hij bedreven in schilderen en behangen en al zijn energie ging naar het zo mooi mogelijk maken van dit monumentale pand. Op die manier probeerde hij de teleurstelling van het debacle bij Sporthuis Centrum van zich af te schudden. Hij installeerde er verschillende douches en keukens. Zo kon het pand verdeeld worden in appartementen, die ze meteen na de verbouwing gingen verhuren. Dat kwam goed uit want nu Hardie niet meer in loondienst was, had hij geen andere inkomsten meer. Aad en Hardie zouden het pand nog een paar jaar aanhouden. Toen ze die inkomsten niet meer nodig hadden, verkochten ze het.

Hardie Genscher, man van ideeën 15 HOOFDSTUK 5 Antiek Aad was inmiddels de veertig gepasseerd. Hij realiseerde zich dat hij niet eeuwig zijn geld kon blijven verdienen als model. Ook Hardie, nu in de dertig, wilde niet tot het einde van zijn carrière met behangrollen en verfpotten op ladders klimmen om etalages aan te kleden. Beide mannen waren toe aan een nieuwe stap in hun leven. Daarvoor wilden ze het pand in de Javastraat gebruiken. Eerst knapten Aad en Hardie ook dit grondig op en verhuurden enkele ruimtes op de bovenste verdieping. Vervolgens moesten ze besluiten wat ze met de winkelruimte op de begane grond zouden doen. Hardie wilde er het liefst een damesmodezaak beginnen, maar Aad dacht daar anders over. ,,Aad was bedachtzamer dan ik’’, vertelt Hardie. ,,Hij was al jaren geïnteresseerd in antiek, handelde daar al wat in en was kenner geworden. Antiek was erg in de mode in de jaren zeventig.’’ ,,Antiek behoudt zijn waarde, met damesmode lopen we een groter risico’’, redeneerde Aad. ,,Als je honderd jurken inkoopt en je raakt ze niet kwijt, dan kun je er de auto mee wassen.’’ Hardie was het met Aad eens. Antiek was de veiligste keuze, op het gebied van damesmode was hij op dat moment nog niet overtuigd van zichzelf, hoe leuk ik het ook vond. ,,En ik ben nu eenmaal iemand die pas aan iets begint als de kans groot is dat het gaat lukken.’’ Zo kwam het, dat Hardie en Aad rond 1973 hun antiekzaak genaamd ‘Salon d’Antiques’ openden in de Javastraat. Uiteraard nam Hardie de inrichting op zich. ,,Op de gehele achterwand kwam een fotobehang met daarop de Geboorte van Venus van Boticelli. Als we dan bijvoorbeeld een trumeau (muurkastje) in de verkoop hadden, dan zette ik dat ervoor met een zilveren kandelaar erop. Voor de vloer koos ik zwart-wit geblokte tegels met hier en daar een tapijtje. Het zag er schitterend uit. Je waande je in een kasteel. Er waren heel veel antiekzaakjes in die tijd, waar ze de spullen gewoon ergens neerzetten. Wij onderscheidden ons door veel aandacht te besteden aan de inrichting van de zaak.’’ Aad en Hardie begonnen voorzichtig. ,,Hier en daar een schilderijtje, een vaasje, een pendule. Het kleine spul, steeds zo aantrekkelijk mogelijk gepresenteerd’’, beschrijft Hardie. ,,We moesten ook wel, want de winkelruimte is niet heel groot. We hadden niet veel stelmuren en konden niet zomaar vijf grote kasten kwijt.’’ De winkel was vanaf de eerste dag een succes en hun assortiment breidde zich snel uit. ,,Ik wist in het begin nog niets van antiek, maar ik kan goed kletsen. En ik heb smaak. Als je bij mij een klok kocht kon ik je niet vertellen uit welke periode die was. Dat moest ik aan Aad vragen. Maar ik kon je wel duidelijk maken dat hij fantastisch zou staan op die en die schouw in jouw huis. Dat was mijn kracht.’’ Hardie denkt met een glimlach terug aan de beginnersfouten die hij maakte. Zo ging hij eens naar een veiling in Hilversum. Daar werd een mooie piano aangeboden met twee bronzen kandelaars erop. ,,Die piano interesseerde mij niet, maar die kandelaars vond ik wel wat. Toen de prijs bleef hangen bij 250 gulden stak ik in een opwelling mijn vinger op. Voor ik het wist, was de piano van mij.

Hardie Genscher, man van ideeën 16 Toen pas realiseerde ik me wat een stommiteit ik begaan had. Hoe moesten we die loodzware piano vervoeren? Bovendien speelden wij geen piano en was onze winkel veel te klein voor dat ding. ,,Daar liep ik in de pauze over te piekeren, toen er een man naar me toe kwam. Hij had opdracht om de piano te kopen, vertelde hij me, maar had tijdens het bieden niet opgelet. Als hij me vierhonderdvijftig gulden gaf, was ik dan bereid om de piano aan hem over te doen? Dat wilde ik natuurlijk graag. Zo makkelijk had ik nog nooit winst gemaakt!’’ In de ongeveer zeven jaar dat Aad en Hardie uitsluitend antiek verkochten, bouwden ze een grote clientèle op die veel vertrouwen in hen had. Hardie noemt als voorbeeld een meneer uit Wassenaar, die in één ochtend voor veertigduizend gulden bij hen kocht. ,,Ik moest op een zaterdagochtend een hocker (bijzettafeltje) bij hem afleveren. Meneer deed de deur open in zijn badjas en was net aan het ontbijten met een glas champagne. Of ik ook trek had in een bubbeltje? Nou, dat had ik wel. ,,Ik ging tegenover hem aan tafel zitten en keek rond in zijn mooie, maar wat lege huis. Daar, in die hoek, zou een brons uit onze winkel prachtig staan, liet ik vallen. Waarop hij dat brons meteen bestelde. Het klikte tussen ons. Ik bleef de hele ochtend kletsen en steeds als ik hem iets aanraadde, mocht ik Aad bellen om het te komen brengen. Ik geloof dat Aad die ochtend vier keer op en neer gereden is.’’ Aad en Hardie waren nog niet zo lang bezig met hun antiekzaak, toen ze op een zomerdag naar het naaktstrand bij Hoek van Holland gingen. Daar raakten ze aan de praat met Theo Wassink, een Brabantse jongen van een jaar of twintig. Theo was opgegroeid in een gezin van tien kinderen in Valkenswaard. Het klikte direct tussen hem en Aad en Hardie. Toen Theo hen vertelde dat hij timmerman was en voor een meubelmaker werkte, nodigden ze hem uit om eens langs te komen. Een week later stond Theo bij hen op de stoep. Hij zou nooit meer weggaan. Theo ging reparatiewerkzaamheden in de antiekzaak doen, maar werd al snel veel belangrijker dan een gewone werknemer. Hij was een aimabele jongen met een scherp zakeninstinct, die klanten goed aan zich wist te binden. ,,We hebben zoveel lol gehad met zijn drieën. Aad, met zijn droge humor, en Theo met zijn gekkigheid. Er kwam eens een chique dame onze zaak binnen, die met bekakte stem vroeg ‘of wij ook oud zilver verkochten’. Ze was namelijk op zoek naar een antieke rammelaar. Waarop wij tegen een van onze verkoopsters zeiden: ‘Fransje, ga jij eens staan. Deze ouwe rammelaar mevrouw, is dat wat voor u?’’’ Hardie moet hardop lachen bij de herinnering. ,,Zo gingen we met klanten om! We namen iedereen in de maling maar om de een of andere reden konden de mensen dat van ons hebben. De klanten liepen onze zaak in en uit en kochten en verzamelden alles. Bovendien lag onze zaak op een gunstig punt. Je komt erlangs als je de stad uit rijdt. Veel mensen stapten dan even uit om bij ons wat rond te snuffelen.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 17 Theo ging bij Aad en Hardie aan de Wassenaarseweg wonen. Daar was ruimte genoeg, zeker toen Aads moeder overleed kort nadat Theo bij hen was ingetrokken. Ondertussen groeide bij Hardie een gevoel van onbehagen. In het begin was het nog vaag en kon hij het voor zichzelf moeilijk verklaren. Want alles ging immers juist zo goed! Ze verdienden dik geld met de antiekzaak en als team functioneerden Aad, Theo en hij prima. Ze hadden veel lol met elkaar en vulden elkaar uitstekend aan. Zo was Aad de rustige man op de achtergrond die de administratie deed en de zakelijke aspecten in de gaten hield. Theo was met zijn charmante, open karakter de klantenbinder en Hardie degene met de creatieve ideeën. En dáár zat nou net het probleem, ging Hardie steeds meer beseffen. Want, hoeveel creativiteit heb je nodig om antieke spullen te verkopen? ,,Je koopt iets in, repareert het waar nodig, en verkoopt het weer door’’, vat Hardie het samen. ,,Er is niet veel kunstenaarschap nodig om dat te doen.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 18 HOOFDSTUK 6 Antiek en mode Op een dag, het was ongeveer 1980, reden Hardie en Aad met hun auto door Noord- Parijs. Ze waren op weg naar de vele naaiateliers die zich in de wijk Saint-Denis bevonden. Het ene atelier na het andere bezochten ze en na ieder bezoek kwamen ze met armen vol textiel naar buiten. Hardie genoot intens deze dag. Hij liet zijn handen door kledingrekken gaan en hield japonnen omhoog om ze te bekijken. In gedachten zag hij de vrouwen uit zijn klantenkring voor zich. De lange en slanke, de kleine, de forse, de vrouwen met taille of juist zonder, de volle boezems en de androgyne types… Hij kende al die vrouwen zo goed. Hij sprak ze bij hen thuis, als hij een pendule of een schilderijtje kwam afleveren. Of in de zaak, als ze op zoek waren naar een snuisterij. De meeste van die vrouwen waren rijk. Sommigen omdat hun echtgenoot een goede baan had, anderen doordat ze zelf een succesvolle carrière hadden. En hij wist wat deze vrouwen wilden, hij wist wat álle vrouwen altijd willen: mooi zijn, flaneren, zwieren, verleiden… Zoveel vrouwen, zoveel jurken. Je hebt jurkjes van zijde, van voile, van katoen, in eindeloos veel modellen, in effen kleuren, met prints, een ruitje, een streepje... Hardie koos de kledingstukken op zijn gevoel uit. Aan het einde van de dag zat de kofferbak propvol. Een paar uur later stonden Aad en Hardie voor een slagboom op de grens tussen Frankrijk en België. Ze hielden hun adem in. Er was nog geen vrij handelsverkeer. Ze wisten dondersgoed dat de kledingvoorraad in hun kofferbak problemen kon opleveren. Alles hadden ze tegen een schappelijke prijs kunnen aanschaffen, omdat het rechtstreeks uit de ateliers kwam. Maar als ze nu douanerechten moesten betalen, zou dit alsnog een kostbaar avontuur worden. Scherp hielden ze de Franse douanier in de gaten, die een rondje om de auto liep en een vluchtige blik op de achterbank wierp. Toen knikte hij kort met zijn hoofd. Opgelucht zagen Aad en Hardie de slagboom omhooggaan. Aad gaf vol gas en scheurde de Belgische snelweg op. ‘Antiquair verkoopt tafel, vier stoelen en twee jurken’ kopte een Haagse krant enkele maanden later. De nieuwste stap van het Haagse ondernemerstrio kreeg veel aandacht in de media. Een antiquair die jurken ging verkopen… de Haagse kringen konden het wel waarderen, zo’n ongebruikelijke stap.

Hardie Genscher, man van ideeën 19 Ook kringen buiten Den Haag overigens, want Hardies clientèle had zich nooit beperkt tot de stadsgrenzen. Het verkopen van antiek was uiteindelijk niet uitdagend genoeg geweest voor Hardie. Hij verlangde ernaar om zijn fantasie, zijn verbeelding weer te kunnen gebruiken. En damesmode was nu eenmaal zijn grote liefde. Hij had Aad en Theo overgehaald tot een experiment: een kleine damesmodeboetiek op de eerste verdieping, boven de antiekzaak. Het begon voorzichtig, met een kleine collectie japonnen uit de Parijse naaiateliers. Zo bleef de investering beperkt en liepen ze niet al te veel risico, mocht het allemaal mislukken. Maar mislukken deed het niet. In tegendeel. Binnen een week waren alle jurken verkocht. ,,We trokken bij de opening meteen al veel belangstelling’’, herinnert Hardie zich. ,,Er waren zo’n driehonderd mensen, onder wie veel klanten van de antiekzaak. Iedereen kreeg bij vertrek een witte roos mee. Dat moet opgevallen zijn op straat, al die voorbijgangers met een witte roos in de hand.’’ Een klant van de Australische ambassade kocht voor 7000 gulden aan jurken. Het was een teken aan de wand. Langzamerhand raakte ook Aad ervan overtuigd dat het een goede beslissing was om de mode in te gaan. Toch keken ze het de eerste twee jaar nog aan en bleven ze zowel mode als antiek verkopen. Met de modezaak maakten ze echter in korte tijd grote stappen. Hardie en Aad bezochten een grote beurs in Düsseldorf, waar ze kleding bestelden die speciaal voor hun zaak gemaakt werd. Zo groeide de collectie. Ze kozen vanaf het begin voor het duurdere segment. Hardie vindt het niet moeilijk om het snelle succes te verklaren: ,,Ik ben altijd een trendsetter geweest. Daarmee viel ik al op in de tijd dat ik etaleur was. En ik heb altijd lef gehad. Bij mij geen grijze rokjes en blauwe truitjes. Ik zocht het in de wat extravagantere mode, maar altijd zo dat het draagbaar bleef. Anders dan anders zijn, daar moet je het van hebben. Zo maak je naam. Als een kok gerechten maakt die iedereen maakt, dan valt hij niet op. Hij heeft pas succes als hij iets nieuws verzint. Zo is het ook in de mode. En daarnaast voel ik feilloos aan wat mijn klanten willen en wat hen goed staat.’’ De mond-tot-mondreclame deed zijn werk, het was niet nodig om advertenties te plaatsten. ,,De mensen wisten ons zo ook wel te vinden. Bovendien waren we voor kranten en tijdschriften een aantrekkelijk onderwerp voor redactionele artikelen, dus publiciteit kregen we wel.’’ Dat Hardie langzamerhand een bekende figuur in de modewereld werd bleek toen American Express een reclamecampagne begon met karikaturen van hoofdrolspelers uit verschillende branches. Voor de modebranche werd een karikatuur van Hardie gemaakt. Na twee jaar was de fase van het voorzichtig aftasten voorbij. De drie mannen stelden vast dat Hardie’s (zoals iedereen de zaak was gaan noemen, ook al heetten ze officieel nog steeds Salon d’Antiques) bestaansrecht had. Ze hadden nu een klantenkring uit heel Nederland en twijfelden niet meer over de richting die ze moesten inslaan. Het stond vast dat ze zich uitsluitend op damesmode zouden gaan richten en het antiek achter zich zouden laten.

Hardie Genscher, man van ideeën 20 HOOFDSTUK 7 Modeshows Een zeer belangrijke factor in het succes van Hardie’s zijn de modeshows geweest. De manier waarop ze deze shows aanpakten was zo bijzonder, dat Hardie’s een van de bekendste modezaken van de stad zou worden. De allereerste show hielden ze in september 1982, een jaar nadat zij waren overgestapt op damesmode, in de Kleine Kerk op het Spui in Den Haag. ,,Die bood ruimte aan 350 mensen. Een kennis van ons was directeur van de Technische School voor Mode & Kleding. Studenten van die opleiding konden we voor weinig geld inhuren als mannequin, want voor professionele mannequins hadden we nog geen geld. Als ik eraan terugdenk hoeveel er misging die dag, hoe amateuristisch het allemaal nog was… onbegrijpelijk dat het toch een succes werd. Zo stapte een groep doedelspelers op het verkeerde moment het podium op. Het publiek merkte er gelukkig niets van’’, blikt Hardie terug. Journalist Henk van der Meijden kwam na afloop naar Hardie toe en zei dat hij het een zeer geslaagde show had gevonden. Toen Hardie antwoordde dat hij wel wat meer pers had verwacht, zei Van der Meijden: ,,Als je dat wilt, dan moet je niet met confectie komen maar met couture. Voor confectie gaan modejournalisten de deur niet uit.’’ De dagen daarna dachten Hardie en zijn vrienden veel na over die opmerking van Van der Meijden. Hij had gelijk, beseften ze. Hun collectie bevatte geen zelf ontworpen kleding, alleen pret-à-porter die Hardie en Aad hadden aangeschaft in naaiateliers en op modebeurzen. Het was Aad, die vervolgens de conclusie trok: ,,Dus ze willen couture zien? Nou, dan komen wij volgend jaar met eigen ontwerpen.’’ Dat was Aad ten voeten uit, vindt Hardie. ,,Hij bleef het liefst op de achtergrond, schoof mij naar voren bij interviews, maar op dit soort momenten durfde hij knopen door te hakken.’’ De vraag was alleen hoe ze het aan moesten pakken. Want naaien, dat kon Hardie niet. ,,Ik kon nog geen knoop aanzetten. We moesten dus mensen om ons heen verzamelen die dat wel konden. Ik wilde alleen de állerbeste mensen. Ik had duizenden ideeën in mijn hoofd en kon die goed op

Hardie Genscher, man van ideeën 21 papier zetten, maar ik ben geen professioneel modetekenaar.’’ Het kwam dan ook als een geschenk uit de hemel, dat Lillian Verburg hun pad kruiste. Zij was een van de studentes aan de modevakschool die hadden meegelopen in de eerste modeshow. Aad en Hardie hadden direct in de gaten dat zij anders was dan de andere studenten. Dat dit niet iemand was die ‘zomaar’ een verkoopster zou worden, maar dat zij talent had voor zowel de verkoop als het ontwikkelen van de collectie. Lillians kennis van de modevakschool kon Hardie goed gebruiken nu hij zelf kleding ging ontwerpen. Toen Lillian korte tijd later afstudeerde, stonden Aad en hij dan ook vooraan om haar in dienst te nemen. Lillian zelf had in het begin wat twijfels, hoe sympathiek ze de mannen van Hardie’s ook vond. Ze beschouwde zichzelf als een eenvoudig meisje uit Moerwijk. Haar vader was buschauffeur en haar moeder werkte in een archief. Ze voelde zich wat klein tussen al die deftige klanten die bij Hardie’s over de vloer kwamen. Dat gevoel van minderwaardigheid verdween toen een klant de winkel binnenstapte die er niet bijzonder modieus uitzag. ,,Verwacht daar maar niet te veel van’’, fluisterde Hardie in haar oor. Lillian stapte op de vrouw af en liep met haar Links: Hardie Genscher langs de kledingrekken. De vrouw was Midden: Lilian Jacquelinet niet zo deftig als de meeste andere klanten, Rechts: Aad Vermeulen waardoor Lillian zich bij haar thuis voelde. Ze bleek een wat artistieke smaak te hebben en Lillian voelde precies aan wat ze wilde. Dat leverde een prachtig resultaat op: de vrouw kocht die dag voor 20.000 gulden aan kleding. Door die ervaring groeide Lillians zelfvertrouwen enorm en vanaf dat moment werkte ze vol enthousiasme met Hardie, Aad en Theo samen. Aad was voor haar de rots in de branding, met Hardie werd ze vier handen op één buik en Theo was een lieve duizendpoot met wie ze het heel goed kon vinden. ,,De zeven jaar dat Lillian bij ons in de zaak heeft gewerkt, beschouw ik als de leukste uit mijn carrière’’, vertelt Hardie. ,,We hadden meteen een klik. We inspireerden elkaar en deden alles samen: inkopen, ontwerpen, noem maar op. Met Lillian zijn we groot geworden. Ze was slim, bijdehand, had gevoel voor mode én voor zaken. Samen met haar maakte ik die eerste couturecollectie en die werd een groot succes.’’ Lillian mocht dan belangrijk zijn voor de groei van Hardie’s, het bedrijf gaf haar ook veel terug: ze moest voor de zaak naar Parijs, Düsseldorf, München, ontmoette interessante mensen, had etentjes in het Hotel des Indes, organiseerde modeshows en poseerde als fotomodel in de brochures van Hardie’s.

Hardie Genscher, man van ideeën 22 Toen ze eens met een vriendin in Parijs was, zag ze dat daar een bepaald type blazer voor dames erg in trek was. De jasjes waren van geruite stof, hadden brede schouders en een opvallende voeringstof die contrasteerde met de buitenkant. Ze werden gedragen met de mouwen een stukje opgerold. Terug in Nederland ontwierp Lillian een blazer naar dit idee en naaide er een prototype van. Hardie zag direct in dat dit idee kansrijk was. ,,We hebben er zo’n driehonderd van gemaakt’’, vertelt hij. ,,Die blazers gingen als broodjes over de toonbank. Steeds opnieuw moesten we naar de markt voor een stofje. Dit soort ideeën zijn typisch Lillian. Die voelde dit soort kansen feilloos aan.’’ Toen Lillian het aanbod kreeg van een internationaal bedrijf om kinderkleding te gaan inkopen, betwijfelde ze of ze dat moest doen. Ze wilde niet graag weg, maar ze kon nog zoveel méér leren in de modewereld. Den Haag was te klein voor haar geworden. Uiteindelijk besloot ze om de baan toch te accepteren. Op 23 februari 1988 verscheen er een groot artikel over Hardies in de Leidse Courant: ‘Sinds de Hardies zich zeven jaar geleden op het modepad begaven, is er heel wat veranderd aan de kleding van menig politicus en artiest. De rokjes van Neelie Smit-Kroes zijn wat korter geworden, de outfit van Kees Brusse heeft een wat exclusiever tintje gekregen. […] Een beetje ministersvrouw laat zich bij hen kleden. Dat succes hebben ze vooral te danken aan hun jaarlijkse modeshow, die overal wordt omschreven als een happening.’ Het woord ‘happening’ was niet overdreven voor de enorme shows die Hardie’s organiseerde. Maandenlang werd er naartoe gewerkt. Er was zoveel belangstelling voor, dat de Nieuwe kerk al na een jaar of twee te klein was. Daarom weken ze uit naar de Jacobskerk in het centrum, de grootste kerk van Den Haag. In de kerk werd een wit plankier van veertig meter lang opgebouwd. Deze catwalk liep door tot achterin de kerk, waar een gordijn tussen pilaren

Hardie Genscher, man van ideeën 23 was opgehangen. Daarachter was de kleedkamer waaruit de mannequins tevoorschijn kwamen. Aan weerszijden van het plankier zat het publiek. Er was ruimte voor 1700 stoelen. Hardie wist bekende presentatrices te strikken om alles aan elkaar te praten. Martine Bijl deed het drie keer achter elkaar en ook Astrid Joosten heeft het enkele malen gedaan. ,,De shows duurden soms wel drie uur’’, vertelt Hardie. ,,Ieder jaar hadden we iets nieuws, iets bijzonders. Ze waren altijd beter dan het jaar ervoor. Hij noemt als voorbeeld de show met als thema bruidsmode. Die begon met een optreden van illusionist Hans Klok, net 16 jaar oud, die duiven toverde uit een bruidstaart. Het publiek was nog niet bekomen van deze mooie, blonde jongen, toen het plotseling donker werd in de kerk. De lichten gingen uit en de meeslepende stem van Nana Mouskouri klonk door het kerkschip. Een bruid in een witte jurk, met een sluier voor haar gezicht, betrad het podium. Naast haar liepen twee bruidegoms: Surinaamse jongens in eveneens witte smokings. In de duisternis was alleen de witte kleding te zien. Het publiek hield de adem in. De spanning brak toen een mannequin, verkleed als Nana Mouskouri, de catwalk betrad. Iedereen glimlachte bij het zien van de kenmerkende bril met brede, donkere rand. Even later trad er nóg een Nana Mouskouri naar voren. Toen nog een, en nog een… tot er zeven exemplaren van de legendarische zangeres op de catwalk stonden. Ze liepen naar de bruid en begeleidden haar naar de uitgang. Vlak voor de bruid achter het gordijn verdween, draaide ze zich om naar het publiek en tilde de sluier op die voor haar gezicht hing. Ook zij bleek een Nana Mouskouri-bril te dragen. Een van de andere shows had herenmode als het centrale thema. Ook daarvoor was alles uit de kast gehaald. ,,We hadden een prachtige openingsact met twee mooie, Surinaamse jongens’’, vertelt Hardie. ,,Zij liepen in

Hardie Genscher, man van ideeën 24 boxershorts het podium op en werden daar door twee mannequins aangekleed. Een omgekeerde striptease!’’ Een vast moment in iedere show was de uitreiking van het Gouden Vijgenblad, een prijs voor de best geklede man en vrouw van Nederland, uitgekozen door dertig modejournalisten. Ook dat bracht weer publiciteit met zich mee. Het waren altijd ministers, die deze prijs uitreikten. Onder anderen Eelco Brinkman Winnie Sorgdrager. De veertiende show in 1995 werd de laatste. Die was zó perfect, dat ze besloten dat er geen vijftiende editie meer moest komen. Hardie: ,,We waren eigenlijk nog niet van plan om met de shows te stoppen, maar na die veertiende wisten we echt niet meer hoe we onszelf nog konden overtreffen.’’ Het thema van dat jaar was Kerst. Buiten was het die septemberdag dertig graden. In die hitte stond een kerstboom van vijf meter hoog voor de ingang. Die hadden de mannen een jaar daarvoor al moeten regelen, want in de zomer is de kersthandel nog niet op gang gekomen. Verspreid door de kerk hingen vierhonderd kerstbomen aan wanden en pilaren en overal waren kerststerren neergezet. Die plantjes hadden ze ook van tevoren laten opkweken, want die zijn in september nog niet in grote hoeveelheden te koop. In plaats van champagne werd er glühwein geschonken en voor de kerk stond, alsof het écht Kerstmis was, een kerstman van het Leger des Heils met een grote pot. Al maanden daarvoor waren ze begonnen met het uitzoeken van kerstmuziek. Muziek bepaalde altijd nadrukkelijk de sfeer bij de musicalachtige shows. Kerstmuziek in alle mogelijk stijlen hadden ze gevonden, van jazzy-Amerikaans tot klassiek. Willeke Alberti was bereid om een kerstliedje uit haar repertoire te zingen. ,,We hadden al vaker grote artiesten gehad’’, herinnert Hardie zich. ,,Lee Towers, bijvoorbeeld. De tarieven die dit soort mensen hanteren konden wij ons niet veroorloven, maar we hadden een gunfactor. ‘Ach, die jongens werken zo hard’, zei zo’n artiest dan. En dan wilde hij of zij wel een liedje komen zingen. Als dank mochten ze dan een kledingstuk komen uitzoeken.’’ Het optreden van zangeres Sugar Lee Hooper bracht de stemming er goed in tijdens deze kerstshow. Haar eigen naam was Marja van der Toorn. Aad had haar gevraagd omdat ze familie van elkaar waren. De forse, kaalgeschoren zangeres had zich gekleed in een oliebol van papier-maché en bleek een fantastisch live artieste te zijn. De 1700 dames en heren zaten te rock ’n rollen in hun stoelen. Hardie kan alleen maar trots voelen als hij terugdenkt aan de veertien spectaculaire shows die hij samen met zijn vrienden heeft georganiseerd. ,,We waren ieder jaar opnieuw the talk of the town. En zo gek is dat niet, want we waren de eersten die op het idee kwamen om een modeshow in een kerk te houden. En we waren de eersten die prominenten zo gek kregen om vooraan te gaan lopen op de catwalk: ministersvrouwen als Ria Lubbers hebben dat gedaan, maar ook artiesten als Robert Long en zelfs boksers. Het was echt spraakmakend, wat we deden.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 25 HOOFDSTUK 8 Een clientèle van aanzien Hardie’s verwierf in de loop der jaren een ijzersterke positie in de modewereld. De zaak werd een begrip en steeds meer prominenten klopten aan voor kledingadvies. Actrices als Liz Snoyink, zangeressen als Gemma van Eck, presentatrices als Astrid Joosten. Later vonden zelfs leden van het Koninklijk Huis hun weg naar de winkel in de Javastraat. Zo werd prinses Laurentien een van de vaste klanten. Zij was op Hardie’s attent gemaakt door haar moeder Jantien Brinkhorst, die al jaren bij hen kwam. Op Prinsjesdag, Koninginnedag, bij een koninklijk banket of een andere officiële gelegenheid, in verreweg de meeste gevallen liet ze zich kleden door Hardie’s. Ook haar dagelijkse kleding kocht ze bij hen. Die naamsbekendheid was voor een groot deel te danken aan de modeshows. Daarop kwamen modejournalisten af als vliegen op de stroop. Alle kranten en tijdschriften deden er verslag van. Ook de roddelbladen lieten zich niet onbetuigd. Henk van der Meijden schreef het ene artikel na het andere in de Privé, en in de Story mocht Hardie de kleding van bekende Nederlanders becommentariëren. Societyjournalist Gert Jan Dröge kreeg hen ook in de gaten. In zijn licht satirische tv-programma Glamourland deed hij verslag van feestjes waar de Nederlandse ‘society’ zich vertoonde. Bij Hardie’s modeshows was deze society volop aanwezig. Dröge wijdde er dan ook een complete aflevering aan. De modeshows vonden meestal kort na Prinsjesdag plaats, omdat dan zo veel mogelijk Kamerleden, ministers, staatssecretarissen en leden van het Corps Diplomatique erbij aanwezig konden zijn. Vrijwel alle politici waren in die week immers in Den Haag en een groot deel van hen behoorde tot Hardie’s clientèle. Het Algemeen Dagblad van 7 oktober 1985 omschreef Hardie’s modeshow dan ook als een ‘Modefeest met een politiek tintje’. In dat artikel schreef journaliste Loes Sewing: ‘Hardie’s verkoopt niet alleen modieuze confectie. Hardie Genscher ontpopte zich tijdens deze show als een ontwerper van formaat. Zijn couturekleren zijn heel origineel. Een voorbeeld: een modieus getailleerd pakje met schootje – zoals de Parijse ontwerpers die ook maken - heeft een fraai bloemdessin in zachtblauwe tinten. De stof lijkt fluweel, maar het is denim. Goed is een strapless leren avondjurk met zwierige wijde rok. Een mantel van tweed heeft middenachter een smal leren pand, wat van die mantel iets bijzonders maakt.’ Neelie Smit-Kroes was minister van Verkeer en Waterstaat in de tijd dat zij klant werd bij Hardie’s. Later, vanaf 1991, ging zij zich Neelie Kroes noemen. Vanaf 2004 werd deze VVD-politica Europees Commissaris bij de EU en belandde ze hoog op de Forbes-lijst van machtigste vrouwen ter wereld. Niet de eerste de beste dus, deze vrouw die Hardie’s ‘een van zijn trouwste klanten’ noemt. ,,Mevrouw Kroes had de modeshow in 1985 bijgewoond en kwam daarna bij ons voor kledingadvies’’, herinnert Hardie zich. ,,In het begin was ze nog wat terughoudend.

Hardie Genscher, man van ideeën 26 We hebben haar een geheel nieuwe look aangemeten. Wat minder stijfjes, maar ook niet té extravagant voor een minister. Zo iemand moet voor iedere gelegenheid iets hebben dat passend en stijlvol is. De ene keer is het voor de ministerraad, de andere keer voor het Boekenbal. Toen ze complimentjes kreeg van haar mannelijke collega’s, was ze om. Vanaf toen kregen we haar volledige vertrouwen.’’ Theo speelde een belangrijke rol in het onderhouden van de contacten. Hij wist met zijn warme persoonlijkheid veel mensen voor zich te winnen. ,,Iedereen was gek op Theo’’, weet Hardie. ,,Hij was een man zonder vijanden. Iedereen noemde hem Theootje. Ik ben misschien wat minder op de mens gericht, mijn gedachten gaan meteen uit naar de kleding waarin zo’n vrouw het beste tot haar recht komt. Theo was meer iemand die een praatje maakte, informeerde naar haar welzijn, een grapje maakte. We vulden elkaar perfect aan.’’ Theo had een actieve rol gespeeld bij de overstap van antiek naar mode. Als timmerman had hij zich nuttig gemaakt bij het verbouwen en uitbreiden van de verkoopruimtes. Geleidelijk aan werd duidelijk dat hij veel meer capaciteiten had. ,,Hij was er altijd bij en volgde iedere inkoop op de voet. Dan krijg je, als je daar open voor staat, veel ervaring’’, legt Hardie uit. ,,Hij groeide erin mee. Hij had een goed oog voor mode. Als er een nieuw kabinet op de trappen stond, zat hij met een notitieboekje voor de tv. Want hij wist dat een aantal van die dames en heren binnenkort bij ons voor de deur zouden staan.’’ Theo volgde zelfs een opleiding naaien en patroontekenen aan de modevakschool. ,,Theo had er zeker gevoel voor. Ik zie hem nog achter de naaimachine zitten, bij ons thuis. Dat vond hij heerlijk om te doen en hij kon het ook goed. Hij maakte jurkjes voor zijn moeder, maar ook voor klanten. Ik meen dat hij zelfs eens iets voor mevrouw Kroes heeft zitten naaien.’’ Zo ontstond er een taakverdeling die uitstekend bleek te werken: Aad nam de zakelijke taken op zich en Hardie de creatieve. Theo stond daar een beetje tussenin en was vooral de sociale man. Hardie vat het als volgt samen: ,,Aad was de gerespecteerde, ik de artiest en Theo was… Theootje.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 27 HOOFDSTUK 9 Faycel In het jaar 2000 ging Hardie in zijn eentje op vakantie naar Djerba, voor de kust van Tunesië. Het eiland is populair bij toeristen vanwege de mooie stranden, witte woestijndorpjes en een zestiende-eeuws fort. Een zeven kilometer lange dam verbindt het eiland met het vasteland van Tunesië. Nadat Hardie had ingecheckt in zijn hotel, ging hij op zoek naar een rustige plek aan het strand. Hij had een drukke tijd in de zaak achter de rug en was moe. Het laatste wat hij nu wilde, was een strand waar het wemelde van de mensen. Daarom pakte hij een bus die hem naar een strand verderop bracht. Daar trof hij onder een rij palmen de ruïnes van een verlaten hotel aan. Geen plek voor massatoerisme. Dit was precies wat hij nodig had. Net toen hij het strand op wandelde, sprak een Tunesische jongen van een jaar of twintig, gekleed in sportschoenen, spijkerbroek en groen jack, hem aan. Hij vroeg om een vuurtje. Omdat hij Engels sprak, ging Hardie even naast hem zitten en maakte een praatje. De meeste mensen hier spraken Frans of Arabisch, talen die Hardie niet beheerste. Hij was blij dat hij nu iemand had gevonden met wie hij wel kon praten. Samen rookten ze een sigaret. De jongen vertelde dat hij Faycel heette en dat hij uit een gezin met tien kinderen kwam, dat leefde in een woestijndorp op het vasteland van Tunesië. Hardie begreep dat Faycels geboortestreek een achtergebleven gebied was, waar de mensen nog geen stromend water hadden en zeer eenvoudig leefden. Faycels vader wilde echter wel dat zijn kinderen een opleiding kregen. Daarom had hij zijn zoon naar een technische school gestuurd. Daar was hij net mee klaar en hij logeerde nu een paar dagen bij een neef in Djerba, in de hoop een baantje te vinden. Faycel wilde namelijk graag verder leren, maar daar was geen geld voor. Dat moest hij zelf zien te verdienen. Hardie voelde sympathie voor de jongen en stelde voor dat ze die avond uit eten zouden gaan. Ze spraken af bij het hotel waar Hardie verbleef. Maar toen Hardie die avond naar de afgesproken plaats ging, trof hij Faycel niet aan. ,,Toen gebeurde er iets vreemds’’, vertelt Hardie. ,,Waarom ik het deed weet ik eigenlijk niet, maar de volgende ochtend pakte ik opnieuw die bus, om terug te gaan naar de plek waar ik Faycel had ontmoet. Ik liep over het zand en herkende de afdruk van zijn gympen. Die hadden een opvallend profiel, dat was me de vorige dag opgevallen. Zo wist ik dat Faycel er weer zou zijn. En inderdaad: daar zat hij! Hij had de naam van mijn hotel niet goed verstaan en had de vorige avond op de verkeerde plaats op mij staan wachten. Net als ik was hij teruggegaan, in de hoop op een nieuwe ontmoeting.’’ Dit keer verloren Hardie en Faycel elkaar niet meer uit het oog. Sterker nog, ze werden verliefd en begonnen een relatie.

Hardie Genscher, man van ideeën 28 Na die vakantie bleef Hardie contact houden met Faycel. Hij liet hem voor twee weken overkomen naar Den Haag, zodat hij kennis kon maken met Theo en Aad. Daarna keerde hij terug naar Tunesië om een hotelopleiding in de stad Sousse te gaan volgen. Dat was een internaat, en Hardie ondersteunde hem financieel. Twee jaar later regelde Hardie dat Faycel stage kon gaan lopen in Nederland, in het chique restaurant De Beukenhof in Oegstgeest. Hardie kreeg al snel berichten dat Faycel een uitstekende kracht was, maar dat hij veel meer zou leren als hij in Nederland naar de hotelschool zou gaan. ,,Aad heeft hem toen op de hotelschool in Scheveningen gekregen’’, vertelt Hardie. ,,Dat soort dingen kun je wel aan Aad overlaten. Faycel had niet de goede vooropleiding, maar ze gaven hem het voordeel van de twijfel. Zijn Engels was nog niet goed genoeg, daarom stuurden we hem naar een spoedcursus van de Nonnen in Vught.’’ Faycel ontwikkelde zich vanaf toen heel snel. Hij liep stage bij het Hilton op Schiphol en in het Hotel des Indes en iedereen was zeer over hem te spreken. Uiteindelijk studeerde hij af met uitstekende cijfers. Toevallig ontstond rond dezelfde tijd wat onrust onder het personeel van Hardie’s. Het bedrijf had zich in de loop der jaren flink uitgebreid en omvatte nu vijf panden, allemaal in de Javastraat. Daarin werd dames- én herenmode verkocht en in een van de panden was een outletstore geopend. Hardie’s had tien verkoopsters in dienst. Zij begonnen zich zorgen te maken over de toekomst van het bedrijf. Hardie en Aad werden langzamerhand steeds ouder. Wat zou er gebeuren als die twee ermee zouden stoppen? Wie ging hen opvolgen? Die discussie laaide ook aan de Wassenaarseweg geregeld op. Aanvankelijk was het de bedoeling dat Theo de zaak zou overnemen. Gaandeweg werd duidelijk dat dat geen goed idee was. Theo kon veel, maar als bedrijfsleider was hij niet geschikt. Wie daar wél aanleg voor leek te hebben, was Faycel. Bovendien had hij op de hotelschool vakken in management en administratie gevolgd. Het was Hardie, die met het voorstel kwam om Faycel als opvolger aan te merken. Faycel zelf was daar in het begin wat twijfelend over. Hij wist wel wat van management, maar heel weinig van mode. Hardie was er echter van overtuigd dat Faycel de man was die het moest gaan doen. Na lang praten ging hij overstag. ,,Vervolgens heeft Aad Faycel ingewerkt. Het slokte hem lange tijd helemaal op. Hij kwam dat kantoortje niet uit’’, glimlacht Hardie. ,,Faycel en Aad hielden zich voortaan samen met het management bezig. Ondertussen waren Theo en ik er voor de mode.’’ Toen Faycel het zakelijke gedeelte van het werk eenmaal in de vingers had, stimuleerde Hardie hem om zich ook in mode te verdiepen. ,,Ik nam hem eens mee naar Milaan, waar Theo en ik de nieuwe collectie gingen inkopen. Bij een van de modehuizen liet ik Theo en Faycel vast naar binnen gaan. Ik bleef even buiten in het zonnetje zitten. Toen ik vervolgens naar binnen ging zag ik dat het aanbod daar van matige kwaliteit was. Zelfs voor iemand met mijn ervaring was het lastig om de juiste items te kiezen. Toen viel mijn blik op wat Faycel in de tussentijd had uitgekozen. Hij had precies de goede kledingstukken ertussenuit gehaald. Toen wist ik: deze jongen heeft er feeling voor.’’ Faycel leerde het modevak op dezelfde manier als Theo jaren eerder: door heel goed te kijken en te luisteren. Eerst van een afstandje, geleidelijk aan werd hij er

Hardie Genscher, man van ideeën 29 nauwer bij betrokken. Hardie kreeg steeds meer vertrouwen in hem. ,,Faycel is minder impulsief dan ik en heeft een goed gevoel voor mode. Daarbij is hij slim en charmant, hij is het perfecte uithangbord van Hardie’s. Alles klopt aan hem. Dankzij Faycel is de toekomst van Hardie’s verzekerd. Daarvan ben ik overtuigd.’’ Achteraf gezien is het precies op tijd geweest dat Faycel bij het bedrijf werd betrokken. In 2018 en 2019 voltrok zich namelijk een drama, dat niemand had kunnen zien aankomen. Theo voelde zich, nadat hij was teruggekomen van een vakantie, al een tijdje niet lekker. Omdat de klachten niet verdwenen stapte hij naar de dokter. Na de nodige onderzoeken kwam het bericht dat Theo ziek was. Ernstig ziek: hij had alvleesklierkanker. Theo’s overlevingskansen waren zeer klein. Hij kreeg nog een aantal chemokuren, maar die hielpen niet. Theo’s ziekte duurde ongeveer een jaar. Hij vocht als een leeuw. Uiteindelijk moest hij accepteren dat zijn einde naderde. ,,Zijn laatste dagen lag hij hier beneden’’, vertelt Hardie. ,,Hij was zo verzwakt, dat hij de trap niet meer op kon. Ik ging ’s nachts bij hem zitten. Dan rookten we samen een sigaret in het donker.’’ Theo overleed op 5 april 2019, op 62-jarige leeftijd. Zijn dood bracht een schokgolf teweeg. Uit de overweldigende hoeveelheid condoleances bleek weer eens, hoe geliefd Theo was. Honderden mensen waren bij zijn uitvaart en in het Algemeen Dagblad verscheen een paginagrote necrologie over hem. Voor Hardie, Aad en Faycel is Theo’s dood een slag die ze moeilijk kunnen verwerken. ,,Vijf jaar geleden is mijn moeder Annelies gestorven’’, vertelt Hardie. ,,Al die jaren is ze bij ons blijven wonen. Altijd stond ze voor ons klaar, hield het huis schoon, maakte ons eten. Dat deed ze graag, ze had er plezier in om voor anderen te zorgen. Ze is drieënnegentig jaar geworden. Haar dood was ook een slag voor me, maar als iemand zo’n lang leven heeft gehad, is het overlijden makkelijker te accepteren dan als iemand, zoals Theo, al op zijn tweeënzestigste sterft. ,,Na Theo’s dood heb ik weleens gedacht: hebben we er wel goed aan gedaan hem naar Den Haag te halen’’, gaat Hardie verder. ,,Was hij niet gelukkiger geworden als hij, bijvoorbeeld, uitbater van een café in Brabant was geworden? Het hield zo van gezelligheid en mensen om zich heen. Voor zo’n leven zou hij ook geschikt zijn geweest. Maar bij ons ontmoette hij interessante mensen en kon hij zich ontplooien. En hij verdiende lekker, hij kon zich een mooi sportautootje veroorloven en luxe skivakanties. Ik denk dat hij, als hij alles opnieuw had kunnen doen, toch voor dit leven met ons zou hebben gekozen.’’ Links Theo Wassink Rechts Faycel Ahmed

Hardie Genscher, man van ideeën 30 EPILOOG De tijd is voorbijgevlogen. Ik zit inmiddels al uren met Hardie te praten aan de lange, houten tafel in de serre. Meerdere koppen koffie is Aad ons komen brengen. Zowel Hardie als ik hebben ons gebakje tot de laatste kruimel opgepeuzeld. Nu staat Hardie op. Hij gaat bij de geopende serredeur staan om een sigaret te roken. Dan strooit hij wat vogelvoer over het terras. Een zwerm duiven komt er direct op af. ,,Die vogels, soms eten ze uit mijn hand’’, vertelt hij. ,,Ik moet de deur op tijd sluiten, anders lopen ze naar binnen. Zo tam zijn ze.’’ Als hij zijn sigaret op heeft, nemen we plaats in twee fauteuiltjes vanwaar we uitzicht hebben over de tuin. Ik vraag Hardie waar zijn voorkeur voor damesmode vandaan komt. ,,In mode voor vrouwen kun je wat extravaganter zijn’’ antwoordt hij. ,,Je kunt er je fantasie op loslaten. Herenmode is saaier. Een broek, pantalon, stropdas, dat is het wel. Een man met te veel tierelantijnen wordt een paradijsvogel. En die tierelantijnen, daar houd ik nou net zo van. Vrouwenkleding is gevarieerder en ik kan mijn fantasie er meer op loslaten.’’ Over mijn vraag of hij mode als kunst ziet, denkt hij lang na. ,,Ja en nee’’, antwoordt hij ten slotte. ,,Het hangt ervan af wat je doet. Als je extreme modellen ontwerpt, dan kan het wel kunst worden, ja. Alleen moet je je dan afvragen of het nog draagbaar is. Het werk van Fong Leng, bijvoorbeeld, zie ik als kunst. De laatste jaren heb ik grote bewondering voor haar gekregen, maar vroeger vond ik haar teextreem. ,,Ik heb eens een rokje ontworpen van aan elkaar genaaide ritssluitingen. Rode, witte en zwarte. Als je de ritsen iets opendeed, dan leek het op het bananenrokje van Josefine Baker. Als je ze dichttrok, was het een keurige rok die je zo naar kantoor zou kunnen aandoen. Zo’n kledingstuk is in de praktijk niet bruikbaar, maar gewoon iets creatiefs, iets lekker geks. Zoiets kun je als kunst beschouwen. Voor Hardie’s is het niet geschikt. Ons uitgangspunt is: mode moet draagbaar zijn.’’ Ook termen als ‘toegepaste kunst’ of ‘ambacht’ vindt hij niet opgaan voor mode. ,,Er komt zoveel meer bij kijken. Bij een mooie trui kijk je naar de kleur, het model, het materiaal. Zo’n trui zal bij de een wel passen, bij de ander niet. En is voor de ene gelegenheid wel geschikt en voor de andere niet. Er zijn zoveel factoren waarmee je rekening moet houden.’’ Hij was het er nooit mee eens dat hij in de pers werd omschreven als couturier. ,,Dat begrip is te beperkt voor wat ik doe. Een couturier zorgt voor een collectie, en that’s it. Ik doe veel meer. Ik ontwerp, koop in, verkoop, organiseer shows, noem maar op. Ik beschouw mezelf in de eerste plaats als ondernemer. Een creatieve ondernemer, dat wel.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 31 Sinds Theo’s overlijden trekken Aad en Hardie zich steeds meer terug uit de zaak. Hardie vindt dat weleens moeilijk, geeft hij toe. ,,Het is niet gemakkelijk te accepteren dat ze het ook zonder jou kunnen.’’ Dát Faycel het zonder hem kan, is inmiddels duidelijk. Hardie is er enorm trots op. ,,Ik was vanochtend in de winkel en ik ben zo tevreden. Onze kerstetalages zijn dit jaar versierd met gebroken kerstballen, heel apart. Ik kan het loslaten, weet ik nu. Faycel kán het gewoon. De winkel ziet er prachtig uit en de collectie is grandioos. Ik vind het heel bijzonder te zien hoe deze jongen, opgegroeid in een woestijndorp dat er nog bij ligt zoals in de middeleeuwen, nu omgaat met ministers en staatssecretarissen. Hoe hij koffiedrinkt met prinsessen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Echt een ongelooflijk knappe prestatie. Faycel trekt nu de kar. Zijn grootste talent is dat hij met iedereen goed overweg kan. Ik ben ervan overtuigd dat hij het nog beter zal doen dan ik.’’ Terugkijkend op zijn leven zegt Hardie: ,,Vanaf dat ik een jonge man was, wilde ik iets bereiken in mijn leven. Ik was bereid om me daarvoor honderdvijftig procent in te zetten. Maar ik begon alleen aan iets als ik mezelf een redelijke kans gaf om te slagen. Met ‘half goed’ nam ik geen genoegen, alleen het beste resultaat telde. ,,Ik probeerde altijd eerlijk en oprecht te blijven. Op het kleine vakgebied van styling en kleding was ik eigenwijs. Ik kon dit beter dan anderen. Aan de andere kant weet ik ook dat er duizend dingen zijn die ik helemaal niet kan. Daarom zocht ik altijd de juiste mensen om mee samen te werken. Samen ben je ijzersterk en beter dan alle anderen. Ik geloof in teamwork dat onder goede leiding gebeurt. Erg democratisch was ik niet altijd, denk ik. Of misschien ook wel, want ik was altijd bereid om naar de mening van anderen te luisteren en pas daarna de goede beslissing te nemen. ,,Mijn streven was altijd om het anders aan te pakken dan anderen. Als iemand met een idee kwam waarvan ik vond dat ik het had moeten hebben, kon ik weleens jaloers zijn. Na al het harde werken kijk ik voldaan terug op wat ik heb mogen bereiken. En op de geweldige mensen die ik heb ontmoet: Aad ken ik nu al zestig jaar; Theo heb ik vijfenveertig jaar lang mogen meemaken en Faycel inmiddels ook alweer vijfentwintig jaar. ,,Ik dank iedereen die mij geholpen heeft. Mijn allergrootste dank gaat uit naar Aad. Hij heeft me altijd gesteund en door het samenvoegen van onze verschillende talenten hebben we veel bereikt.’’

Hardie Genscher, man van ideeën 32 Speech van Lilian Verburg, uitgesproken bij het 30-jarig jubileumfeest van Hardie’s Modehuis. Hardie’s forever ‘Dankzij Nick Strik kwam ik in contact met De Hardies. In het laatste jaar van de modevakschool werd ik uitgekozen om in de modeshow mee te lopen, samen met de andere leerlingen. Vanaf het eerste moment dat ik in de Javastraat kwam voor het doorpassen van de kleding, klikte het tussen ons. Aad en Hardie boden mij bijna meteen de mogelijkheid aan om bij hen te komen werken na mijn eindexamen. Ik was er blij mee, maar zag ertegenop. De wereld van ‘Hardie’s’, het type klanten, was mijn wereld niet. Ik kom uit een eenvoudig gezin uit Moerwijk. Mijn vader was buschauffeur en mijn moeder werkte in het archief van Nationale Nederlanden. Na mijn eindexamen maakte ik thuis veel kleding voor klanten en verdiende ik goed mijn brood. Mijn vader zei meerdere keren tegen me: ,,Moet je nou die Hardies niet eens bellen?’’ Op een dag belde Aad me op. ,,Kindje, kom je nog?’’, vroeg hij me. Toen ging ik en begon er parttime te werken. In het begin was ik eerlijk gezegd niet echt op mijn gemak tussen al die deftige dames. ’Haagse kakkers’ noemden wij ze thuis. Maar de ontvangst door Aad, Hardie en Theootje maakte alles goed. Aad was de rots in de branding, de ruggengraat van Hardie’s Modehuis. Hardie was de artiest en met hem was het meteen alsof we vier handen op één buik waren. En Theo was de lieve duizendpoot. Op een dag was ineens dat gevoel van minderwaardigheid voorbij. De knop ging om. Er kwam een mevrouw binnen, die haar fiets tegen het raam van de winkel had gestald. Zij zag er niet uit als een klant die ons type kleding zou kunnen betalen. Maar ik merkte toch al snel dat zij niet terugschrok van onze prijzen. Ik kon het goed met haar vinden en ik begreep haar nogal artistieke smaak. Deze dame was geen ‘kakker’ en ik kon mezelf bij haar zijn. Na twee uur liep ze de winkel uit en had ze twintigduizend gulden bij ons uitgegeven. Al heel snel ging mijn parttime dienstverband over in een fulltime. Mijn missie werd mooier en mooier. Hardies was mijn leven. Inkopen in Parijs, Düsseldorf, München en Amsterdam; de eigen collecties volgen die Hardie ontwierp; het organiseren van de grote modeshows in hotel Des Indes en in de Grote Kerk; mannequin lopen in de modeshows; fotomodel zijn voor de mailings van Hardie’s Modehuis; eten in chique restaurants; ontmoetingen met ministers, artiesten en journalisten voor wie wij ook maatkleding maakten… Ik leerde alles over couturekleding, maar evenveel over het leven. Ik vergeet nooit de dag dat Aad tegen mij zei: ,,Kind, toen je begon vanuit de groentewinkel was je wel een beetje ordinair, maar wij hielden meteen van je, hah hah hah… (met zijn speciale lachje!) En hij had gelijk! Ik ben eeuwig dankbaar voor het feit dat Aad en Hardie mij kansen hebben gegeven, mij van alles hebben geleerd en ook gezien hebben wat ik waard was.

Hardie Genscher, man van ideeën 33 In totaal zeven jaren van passie, creativiteit, hard werken en vriendschap met het hele team van Hardie’s Modehuis bracht het bedrijf naar de top van de Haagse en Nederlandse mode. Met Hardie als de creatieve motor. Prachtige artikelen in de kranten en tijdschriften waren onze trots. De dag dat ik mijn vertrek aankondigde was vreselijk! Ik wist niet hoe ik het moest vertellen. Ik wilde Aad en Hardie niet in de steek laten, maar ik wilde ook graag nog meer leren in de mode en Den Haag werd te benauwend. We zijn nu dertig jaar later en nog steeds met elkaar in contact. We houden nog steeds van elkaar. ‘Hardie’s forever’, het was een titel die meteen in mij bovenkwam. Aan ‘Hardie’s’ heb ik alles te danken, zij gaven mij de basis voor mijn professionele- en privéleven. Hier ben ik dankbaar voor en dat zal ik altijd blijven. Dank je wel, lieverds! Love you! Lil


Like this book? You can publish your book online for free in a few minutes!
Create your own flipbook