thema 3 week 4 taal verkennen les 19 Dit heb je geleerd Je hebt geleerd dat in een zin minstens 1 Kies uit iedere rij een woord. . twee soorten woorden staan: een Maak vijf zinnen. werkwoord en een zelfstandig naamwoord. Doe het zo: Weet je nog? zelfstandig naamwoord werkwoord In een zin staat één werkwoord. In een zin staan vaak meer zelfstandige het meisje ligt naamwoorden. de jongen verft Juf loopt met twee paarse krukken. het deeg speelt de hond fluit papa rijst 106
2 Schrijf de zin op. Zet een rondje om het werkwoord. Zet een streep onder het zelfstandig naamwoord. 1 Er zit een poes op de stoep. . ¡Doe het zo: 2 Naast de poes ligt een bal. 3 Een jongen speelt op de straat. 4 De poes rolt de bal met haar poot. 5 De jongen lacht om de poes. 3 a Maak bij ieder plaatje een zin. Gebruik in de zin een werkwoord en een zelfstandig naamwoord. ¡Doe het zo: . 3 1 2 45 b Zet een rondje om het werkwoord. nKzeKieeieuelntfsnszwtuojaeeintgr:zdkogiiewngodnoenodearn–admmgeanwaakoeteoewnnredml?–et Zet een streep onder het zelfstandig naamwoord. 107 ¡Doe het zo: .
thema 3 week 4 taal verkennen les 20 Dit heb je geleerd 1 Pas de puzzel-stukjes aan elkaar. Je hebt geleerd dat er in een samenstelling soms een werkwoord verstopt zit. Schrijf de samenstelling op. Doe het zo: Weet je nog? bak eet + lepel trek eetlepel zwem broek dier ren schrift meel schrijf kar 108
2 Maak een zin van de samenstelling. . 1 eetlepel ¡Doe het zo: 2 speeltuin 3 kijkdoos 4 leesboek 5 snijmes 3 Lees het zelfstandig naamwoord. Plak er een werkwoord voor. Maak er een samenstelling van. 1 touw ¡Doe het zo: 2 baan 3 plank 4 stok 5 rek 4 Maak zoveel mogelijk samenstellingen met het werkwoord. , ... je genoeg geoefend samenstellingen? 1 lees Heb met ¡Doe het zo: , , , Kies uit: ja – nee 2 klim 3 slaap 4 dans 5 schrijf 109
thema 4 week 1 Oom Agent kalender Sarmin heeft een oom die agent is. Hij draagt een pet en een uniform. EENernobDEgIeDGEseerWsAoWminttelenwuaoealiatduadkeeenkonetkferrteodsdrekerenszceigluedgdsehnewnvdacrnmvsrhninaotojosfvarooaunteteln,geawhldgederbdreeefm.esvehntendoewwadwainrzateauhaeaedrrvatiagelznetnrazrwetruiielhen.ewvieutvatdeeasrawdrtojhmlaeaeeeaaoraehg.mnlprene.e.naensrilenI.nlvmnesonee.omennrr..ielnaDgte.rro.s ‘Ik wil ook agent zijn,’ zegt Sarmin. 110 ‘Ik wil ook zo’n pet en zo’n pak.’ ‘Als je groot bent,’ zegt oom. ‘Je moet eerst nog opgroeien.’ Opgroeien duurt jaren en jaren. Daar wil Sarmin niet op wachten. Hij heeft een hekel aan wachten. Dus hij gaat alvast oefenen. Een agent heeft altijd een pen op zak. Een pen en een notitieboekje. Want hij moet een verslag maken van wat hij ziet en meemaakt. Anders weet hij het niet meer. Een boekje heeft Sarmin wel, een pen ook. Daarmee gaat hij de straat op. Dan kan hij alvast oefenen. Hij wil een echt verslag maken. Een bejaarde meneer fietst voorbij. Hij rijdt op een ouderwetse fiets. Een zwarte fiets met een hoog stuur.
Bij de hoek steekt hij zijn arm uit. themawoorden Sarmin vergeet vaak een arm uit te steken. Vooral als hij lekker hard fietst. de levensfase De meneer fietst juist niet hard. Een deel van je leven. Eerst ben je kind, Hij doet alles heel rustig. dan volwassen, dan bejaard. Maar hij steekt zijn arm te veel uit. De fiets begint te wiebelen… de peuter Boem, de bejaarde meneer valt om. Een kind van twee tot vier jaar oud. Het verslag moet even wachten. Sarmin gaat eerst de meneer helpen. de volwassene Dat zou een echte agent ook doen. Iemand die geen kind meer is, een groot mens. ‘Wat een nare ervaring,’ zucht de meneer. ‘Die zal ik onthouden, zolang ik leef.’ de bejaarde Hij bedankt Sarmin. Iemand die ouder is dan 65 jaar. Dan stapt hij op en rijdt hij verder. Nu kan Sarmin zijn verslag schrijven. ouderwets Het verslag van de gevallen fietser. Iets van vroeger, wat (bijna) niet meer gebruikt Maar dat valt even tegen. wordt. Het is het tegenovergestelde van modern. Sarmin schrijft en krast en knoeit. Het verslag kost hem de hele middag. modern En dan heeft Sarmin er meteen genoeg van. Iets van nu, wat past in deze tijd. Het is Hij wordt toch maar liever piloot. het tegenovergestelde van ouderwets. het uniform Kleding die bij een bepaald beroep hoort. Een agent draagt bijvoorbeeld een uniform. opgroeien Groot worden, volwassen worden. het verslag Opschrijven wat er gebeurd is. de ervaring Iets wat je meegemaakt hebt. een hekel hebben aan Als je er helemaal niet van houdt. Veel kinderen hebben een hekel aan spinazie. iets op zak hebben Iets bij je hebben. 111
thema 4 week 1 woordenschat les 1 Eerst proberen Dit ga je leren Lees de woorden in het instap-kaartje. Je oefent de themawoorden. Ken je de woorden nog niet goed? Begin bij de ervaring de levensfase Ken je alle woorden? een hekel hebben aan de volwassene de bejaarde Begin bij opgroeien het uniform het verslag iets op zak hebben de peuter 1 Wie hoort bij welk plaatje? ouderwets modern 1 de baby iets van vroeger iets van nu ¡cDoe het zo: Tip: je mag spieken bij het verhaal. 2 de peuter de levensfase 3 de volwassene 4 de bejaarde a d b c 112
2 Maak de zin af. Kies uit: opgroeien ervaring uniform ouderwets verslag een hekel aan op zak modern 1 Je vindt iets niet leuk. Dan heb je er … ¡Doe het zo: 2 Je wordt steeds ouder. Dat heet … 3 Je hebt iets meegemaakt. Dat is een … 4 Je hebt iets gezien. Je schrijft het op. Je maakt een … 5 Het is iets van vroeger. Je gebruikt het niet meer. Het is … 6 Het is het pak van een agent. Het is een … 7 Iets is van nu. Het hoort bij deze tijd. Het is … 8 Je hebt iets bij je. Je hebt het … 3 Maak een verslag over jezelf. Gebruik deze woorden. volwassene baby bejaarde peuter schoolkind kleuter Doe het zo: . Welk woord kende je al? . 113 .
thema 4 week 1 taal verkennen les 2 Eerst proberen Dit ga je leren Is de zin goed of fout? Je leert wat een zin is. 1 Agent een altijd pen heeft een op zak. Dit moet je weten Een zin is een rij woorden die samen iets betekenen. ¡Doe het zo: Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. 2 Hij heeft een pen en een dun boekje. 3 want hij moet een verslag schrijven Dit is een zin: Heb je een fout? De agent heeft een pen. Begin bij Heb je alles goed? Begin bij 1 Welke zin is goed: zin a of zin b? 1 a Sarmin ziet iets raars. b Sarmin iets raars ziet. ¡aDoe het zo: 2 a Verdwaald is peuter een. b Een peuter is verdwaald. 3 a Hij weet niet waar hij woont. b Hij weet niet waar hij woont 4 a kom maar mee, zegt Sarmin. b Kom maar mee, zegt Sarmin. 5 a We gaan samen zoeken. b Gaan samen we zoeken. 114
2 De zinnen zijn niet goed. Waarom niet? het dagboek Kies uit: Een dik schrift waarin je elke dag schrijft a De zin begint niet met een hoofdletter. wat je hebt beleefd of wat je denkt. b De zin eindigt niet met een punt. c De woorden staan door elkaar. 4 d Er staat onzin. 1 mijn buurvrouw is bejaard. ¡aDoe het zo: 2 Ze draagt kleren ouderwetse. 3 Maar ze weet heel. 4 Ze heeft een rij dagboeken 5 ze herinnert zich alles nog. 12 3 5 3 a Schrijf bij elke foto een zin. . Welke opdracht vond je moeilijk? Begin met Ik. Kies uit: geen – – – Dan komt een werkwoord. 115 ¡Doe het zo: b Lees je zinnen over. Beginnen ze met een hoofdletter? Staat er een punt op het eind? Staan alle woorden erin?
thema 4 week 1 taal verkennen les 4 Eerst proberen Dit ga je leren Maak een zin met het werkwoord. Je leert hoe je een zin maakt. Gebruik de twee vragen. Dat doe je door vragen te stellen over het werkwoord. 1 kopen: Wie koopt? mijn zus Dit moet je weten Wat koopt ze? een tas Je maakt een zin door te vragen Doe het zo: een oude man een lied . wie of wat doet. 2 zingen: Wie zingt? Wat zingt hij? aait Wie aait? 3 lezen: Wie leest? het meisje Mijn zusje aait. Wat leest zij? een boek Wat aait mijn zusje? Mijn zusje aait een hondje. Heb je een fout? Begin bij 23 Heb je alles goed? 1 5 Begin bij 1 Geef antwoord op de vraag. . Schrijf de hele zin op. 4 1 Wie bouwt? ¡Doe het zo: 2 Wie speelt? 3 Wie fietst? 4 Wat leest Margo? 5 Wat bakt Sarmin? 116
2 Maak zinnen. de boete Geld dat je als straf moet betalen. ¡Doe het zo: . werkwoord 1 draagt wie …? wat …? 2 steelt de agent een uniform 3 ziet de dief een fiets 4 volgt de agent de diefstal 5 krijgt hij de dief de dief een boete 3 Welk woord hoort op de lege plek? Schrijf de hele zin op. Kies uit: schrijft pakt is Tom een boete ¡Doe het zo: . werkwoord wie …? wat …? 1… de agent een verslag 2… hij zijn boekje 3… Tom Schilder een dief 4 steelt … een moderne fiets 5 geeft de agent … 4 Vul de zin aan met een lidwoord en een zelfstandig naamwoord. 1 De kok bakt … ¡Doe het zo: . WMTiaapta: vkdoeennednkjaezaivnnamndedetwehileees-tv?wraeargkwenoodredwlearte-vnr.aag. 2 De dokter geneest … 3 De meester vertelt … 4 De leeuw vangt … 5 De vogel fluit … 117
thema 4 week 2 Bruidsmeisje kalender Het buurmeisje van Roos gaat trouwen. En Roos mag haar bruidsmeisje zijn. ZSZoEooInmlEnldDdZndsJeoeiZaeoemErjuraeeisosnedmrabnllteiigkssoeggtuokhleggdjelnemoteeeoeurnnojjefseeetdpgonjhestfeeipzepedjbwoanlrapieesllnnosdnemetgonnnejbjeeenereeznzenlsedioiejdepesdkelmbdepneinevileeakjebaorljevneeneolionen.ndremnno.knajtmeenausnetcirmhduemehoeuunerroawirl.sj.alffi.dtkjb.k.to.. ek. Ze krijgt een pracht van een jurk. Het is net een trouwjurk in het klein. Imme Dros Alleen zit er geen sleep aan. De bruiloft is over een week. 118 Er hangt een kalender op de ijskast. Elke dag streept Roos een dag door. Nog zes dagen, nog vijf, nog vier. De nieuwe jurk hangt in de kast. Roos trekt hem elke dag even aan. ‘Doe dat nou niet!’ zegt mama. ‘Dan is het mooi er algauw af.’ Maar Roos kan het toch niet laten. Nog drie dagen, nog twee, nog eentje. Morgenochtend vroeg begint de bruiloft. Dan mag ze mee in de witte auto. Dan draagt ze de sluier van de bruid. Dan is ze heel erg belangrijk. En morgenmiddag is de receptie. Dan komen er veel grote mensen. En misschien ook een paar kinderen. Die hebben een kaart gekregen. Daar staat alles over de bruiloft op.
Martha en Jerrel gaan trouwen, themawoorden om half elf op de burgelijke stand. De receptie is van vijf tot zeven uur. de bruiloft Het feest van twee mensen die trouwen. U bent van harte welkom. de bruidegom Roos hoeft niet weg om zeven uur. De man die trouwt. Zij mag blijven bij het feestmaal. En ook bij het dansfeest na het eten. het bruidsmeisje Je bent bruidsmeisje of niet. Het meisje dat helpt op de bruiloft. De nacht voor de bruiloft droomt Roos. Haar jurk is opeens heel erg vies. morgenochtend De mensen op straat lachen haar uit. De ochtend van de dag na vandaag. De bruid en de bruidegom zijn boos. Zo willen ze haar niet op de feestdag. morgenmiddag Gelukkig zijn dromen bedrog. De middag van de dag na vandaag. Er is niks mis met de jurk. Het wordt een erg mooie dag. gisteravond Maar wel een lange dag. De avond van de dag vóór vandaag. Met steeds lange toespraken. Roos valt aan tafel in slaap. de sleep Jammer van het toetje en het dansfeest. Een lang stuk stof aan de achterkant van een trouwjurk. algauw Snel. de receptie Een soort feest waar veel mensen bij elkaar komen. Ze komen iemand feliciteren, bijvoorbeeld een bruidspaar. het feestmaal Een maaltijd tijdens een feest. de toespraak Iets vertellen aan een heleboel mensen tegelijk. gewoonlijk Meestal. 119
thema 4 week 2 woordenschat les 6 Eerst proberen Dit ga je leren Lees de woorden in het instap-kaartje. Je oefent de themawoorden. Ken je de woorden nog niet goed? Begin bij algauw de bruiloft Ken je alle woorden? het feestmaal Begin bij gewoonlijk de bruidegom het bruidsmeisje de receptie de sleep morgenmiddag de toespraak morgenochtend gisteravond 1 Dit is de agenda van Kimberly. Vandaag is het woensdag. Tip: je mag spieken bij het verhaal. Wanneer zijn de afspraken? Kies uit: vandaag morgenochtend morgenmiddag gisteravond ¡Doe het zo: december donderdag zondag maandag 3 ochtend: 4 middag: dinsdag vrijdag 1 avond: zaterdag woensdag 2 middag: 120
2 Bekijk de foto’s. 4 2 Welke woorden horen bij de cijfers? 5 3 Kies uit: 1 het feestmaal de sleep de bruiloft het bruidsmeisje de bruidegom ¡Doe het zo: 3 Lees de zinnen. Welke woorden betekenen hetzelfde? 1 De avond van gisteren was ik niet thuis. ¡Doe het zo: 2 We waren op een feest om iemand te feliciteren. 3 Meestal vind ik dat soort dingen maar saai. 4 Vaak houdt iemand een lange iets vertellen aan een heleboel mensen tegelijk. 5 Maar gisteren sprak de man die trouwt. 6 Ik moest snel hard lachen, hij sprak zo grappig! 4 Kijk nog eens naar de kalender bij opdracht 1. . Wat doet Kimberly? Welk woord gebruik je thuis nooit? 1 Vandaag 121 ¡Doe het zo: 2 Gisteravond 3 Morgenochtend 4 Morgenmiddag
thema 4 week 2 taal verkennen les 7 Eerst proberen Dit ga je leren Verdeel het woord in klankgroepen. Je leert hoe je woorden verdeelt in klankgroepen. 1 muren + Dit moet je weten In een klankgroep staat altijd een klinker. ¡Doe het zo: vis heeft één klankgroep: vis 2 idee meester heeft twee klankgroepen: mees + ter 3 bruin Heb je een fout? Begin bij Heb je alles goed? Begin bij 1 Schrijf het woord op. Onderstreep de klinkers. 1 boeken ¡Doe het zo: 2 pet 3 prikpen 4 leunstoel 5 haai 122
2 Verdeel het woord in klankgroepen. de klankgroep Een stukje van een woord met een klinker en meestal één of meer medeklinkers. 1 draaideur + ¡Doe het zo: 2 wieldop 3 muizen 4 peuter 5 bejaarde 3 a Verdeel het woord in klankgroepen. 1 bedrag + ¡Doe het zo: 2 bewijs 3 gebak 4 gebaar 5 voordeur 6 voornaam b Bedenk zelf nog twee woorden die beginnen met be, ge en voor. Verdeel de woorden in klankgroepen. 4 Bedenk twee woorden die eindigen op je, pje of tje. Verdeel de woorden in klankgroepen. Doe het zo: + Was de uitleg in het instap-kaartje duidelijk? Kies uit: duidelijk – niet duidelijk 123
thema 4 week 2 taal verkennen les 9 Eerst proberen Dit ga je leren Wat betekent het pictogram? Je leert wat pictogrammen zijn. 1 Dit moet je weten Een pictogram is een plaatje dat iets vertelt. Een pictogram moet heel duidelijk zijn. ¡Doe het zo: 2 3 Heb je een fout? Begin bij Heb je alles goed? Begin bij 1 Wat betekent het pictogram? 1 ¡Doe het zo: 4 . 23 5 124
2 Welke uitleg past het best bij het pictogram? het pictogram 1 23 Een plaatje dat iets duidelijk vertelt. 45 a Hallo! a tuin a knippen a telefoon a drinkwater b Stop! b straat b kapper b Niet bellen! b limonade c Leuk! c speeltuin c scheuren c Niet praten. c ijs ¡bDoe het zo: 3 Kijk naar het pictogram. 3 Hoe kan het beter? lift Teken jouw nieuwe pictogram. 12 lift ¡Doe het zo: WKiaetsveoenndpjeicvtoagnrdame l.es? 125
thema 4 week 3 Eén voor één kalender Na zondag komt maandag. Na maart komt april. ? En na de winter begint het voorjaar. : In die volgorde – nooit andersom. •. •. Als ik naar bed ga, zeg ik: • a, b, c, d... Welterusten. •. Ik zeg dat niet als ik opsta. •. Want dan draai ik de volgorde om. Ik trek mijn vieze kleren uit. . . Ik slaap, ik snurk. . Ik rust uit en ik droom. . Tot de wekker gaat: biep biep! . Dan breekt de ochtend weer aan. Dan trek ik schone kleren aan. ... Eerst tanden poetsen dan eten… In die volgorde – niet andersom. Eerst was ik zeven en nu… Joehoe, tegenwoordig ben ik acht. Ik zit nu in leerjaar vier. Maar later ga ik naar leerjaar vijf. En dan naar leerjaar zes, zeven, acht… In die volgorde – niet andersom. 126 Hans en Monique Hagen
Mijn opa zei vanochtend: themawoorden ‘Weet je wat ik voortaan wil? Dat de tijd terug tikt. de volgorde Dan word ik weer jong.’ De manier waarop dingen na elkaar komen. Opa één voor één Na elkaar, niet allemaal tegelijk. Vroeger HWHeeaetslkieknrgonpelajtenzgvoaggnerlhoeeodttenlailcshjtij andersom De bel, de kraan Tegengesteld of omgekeerd. De koektrommel rangschikken Ik kon er ook niet bij Iets op volgorde zetten. Vroeger Heel erg lang geleden de grootte WIkawseoeptanoieotkoefehnetkiwnadar is Afmeting van iets, bijvoorbeeld de lengte. Of dat hij het verzint het aanbreken van de ochtend Het beginnen van de dag. het vallen van de avond Het eindigen van de dag, het beginnen van de avond. tegenwoordig Nu. voortaan Vanaf nu. het geduld Als je geduld hebt, kun je goed wachten. Je wordt niet zenuwachtig of boos. het tijdstip Een bepaald punt in de tijd. schrappen Doorstrepen. 127
thema 4 week 3 woordenschat les 11 Eerst proberen Dit ga je leren Lees de woorden in het instap-kaartje. Je oefent de themawoorden. Ken je de woorden nog niet goed? Begin bij het geduld één voor één andersom Ken je alle woorden? schrappen Begin bij tegenwoordig de volgorde het tijdstip voortaan rangschikken de grootte 1 Rangschik de kleurpotloden op grootte. het aanbreken van de dag het vallen van de avond Doe het op volgorde van groot naar klein. de dag begint de dag eindigt ¡ dDoe het zo: Tip: je mag spieken bij het verhaal. abcde f gh i 128
2 Welke woorden horen bij de nummers? Kies uit: donker licht komt op gaat onder het aanbreken van de dag het vallen van de avond 1 de zon ... 3 de zon ... 2 het wordt ... 4 het wordt ... ¡Doe het zo: 3 Welk woord betekent hetzelfde? néé roov néé naatroov Kies hiernaast een woord. ettoorg ed pitsdjit teh Let op: elk woord staat andersom! dludeg teh gidroowneget Schrijf het woord goed op. nepparhcs 1 na elkaar ¡Doe het zo: 2 een bepaald moment in de tijd 3 nu 4 vanaf nu 5 goed kunnen wachten 6 doorstrepen 7 de afmeting van iets 4 Pak vijf kleurpotloden. Welke twee woorden vind je het moeilijkst? Rangschik ze op kleur. Op volgorde van licht naar donker. 129 Teken het in je schrift.
thema 4 week 3 woordenschat les 12 Eerst proberen Dit ga je leren Lees het woord en de betekenis. Je leert dat je een woord kunt onthouden Maak nu een tekening van dat woord. door er een tekening van te maken. Dit moet je weten 1 De rolstoel: een stoel met wielen, voor Als je een tekening van een woord mensen die niet kunnen lopen. maakt, denk je aan de betekenis. Je vergeet het woord niet gauw meer. ¡Doe het zo: 2 De grietjebie: een vogel met geel-bruine, 2 De sluier: een dunne doek die vrouwen veren en een witgrijszwarte kop. over hun hoofd dragen. abc 3 Het boeket: bloemen die bij elkaar zijn gedaan. 3 De pinus: een boom met naalden. abc Heb je een fout? Begin bij Heb je alles goed? Begin bij 1 Lees het woord en de betekenis. Wat kun je het best tekenen om het woord te onthouden? 1 De sleep: een stuk stof aan de achterkant van een trouwjurk. ab c ¡aDoe het zo: 130
2 Lees het woord en de betekenis. de wijzer Maak een tekening van het woord. Wijzers zitten op een klok. Tip: met een pijl geef je aan wat het belangrijkst is in de tekening. Ze draaien rond en geven de tijd aan. 1 De vlecht: in elkaar gedraaid haar. Sommige meisjes hebben een vlecht. Doe het zo: 2 De wijzer: een klok heeft wijzers. Wijzers draaien rond en geven de tijd aan. 3 De wekker: een klokje voor naast je bed. 3 Maak een tekening van één van de woorden. Kies uit: 1 het uniform: blauwe kleding (pet, jas en broek). In de broek zit een riem met handboeien en een pistool. 2 de waterlelie: een waterplant met grote groene bladeren die drijven op het water. In het midden is een gekleurde bloem te zien. 3 de mammoet: een grote harige olifant met grote slagtanden. Tips: SWJecehhlrkeiebjfttheteekkteewnnioniongrgdveinonpdv.ajne hweotomrdoeonisgte?maakt. Maak de tekening duidelijk en eenvoudig. Vergeet de belangrijkste dingen niet. 131 Gebruik een pijl om iets aan te wijzen. 4 Kies een themawoord van bladzijde 127. Maak er een tekening van.
thema 4 week 3 taal verkennen les 14 1 Om de beurt Dit ga je doen Je oefent voor de toets. Kies een bingo-kaart. Je leert dat het bij samenwerken Gooi de dobbelsteen. belangrijk is dat je op elkaar wacht. Leg een schijfje op het goede vakje. Dit moet je weten Om de beurt Kies een bingo-kaart. Gooi de dobbelsteen. Samen delen Leg een schijfje op het goede vakje. Dit heb je nodig Wie heeft het eerst zijn kaart vol? • 2 schrijfblaadjes • 2 potloden of pennen oud sleep modern • dobbelsteen • schijfjes peuter voortaan tijdstip andersom groot toespraak bruiloft klein verslag algauw ouderwets geduld feest Doe het zo: Gooi nog een keer. Woord met 1 klankgroep. Gooi nog een keer. jong aanbreken Woord met 2 klankgroepen. Gooi nog een keer. Woord met 3 klankgroepen. 132
2 Samen delen . Bekijk de kaarten. Kies ieder een kaart. Welk werkwoord past bij de kaart? Maak er een zin mee. Doe dit bij drie kaarten. Lees de zinnen. Zijn de zinnen niet goed? Verbeter ze. Doe het zo: 3 Samen delen Bekijk de pictogrammen. Denk na: wat betekent het pictogram? Waar zie je het? Schrijf het op. Vergelijk jullie antwoorden. 1 23 We hebben steeds netjes op elkaar gB•••eewnJJNaaajc,e,ehbebhti,i.ejjbtaeilhjelnenieaorpnmpaodaeorreiatoc.ephedtnersna?c. hten. 4 56 133
thema 4 week 4 woordenschat les 15 Dit heb je geleerd 1 a Kijk naar je toets. Je oefent nog een keer met de woorden uit de toets. Zoek de woorden die je fout had. Weet je nog? Zet er een kruisje voor. b Maak van elk woord een woordkaart. de boete Schrijf het woord op de voorkant. Schrijf de betekenis op de achterkant. gewoonlijk Of maak een tekening van het woord. Je mag de woorden opzoeken. een hekel hebben aan de levensfase de volwassene de bejaarde Doe het zo: de klankgroep morgenmiddag opgroeien schrappen de sleep de peuter uitnodigen voortaan het aanbreken van de dag het vallen van de avond de dag begint de dag eindigt 134
2 Lees de zinnen. Welk zin is goed? 1 Ik nodig Ruben uit om binnen te komen. / om buiten te blijven staan. ¡Doe het zo: . 2 Ik verdeel een woord in klankgroepen. Ik krijg losse letters. / Ik krijg stukjes van het woord. 3 Ik krijg een boete. Ik krijg geld. / Ik moet geld betalen. 4 Ik groei op. Ik word steeds groter. / kleiner. 5 Ik poets voortaan twee keer per dag mijn tanden. Ik deed het vroeger. / Ik doe het vanaf nu. 6 Ik laat gewoonlijk de hond uit. Ik doe het soms. / meestal. 3 Maak de woordkast af. ... Doe het zo: het vallen van de avond ... ... 4 Bij welke levensfase horen deze plaatjes? Kies uit: de peuter de volwassene de bejaarde 1 234 5 67 KKiLnieeesnestsajupedi-tezk:eawjaanor–uotjreeadelnelnenombgveaaeeanetlnjehgseo.–tedn?ee 135
thema 4 week 4 taal verkennen les 16 Dit heb je geleerd Je hebt geleerd wat een zin is. 1 Rakesh houdt een toespraak. Op beide briefjes staan zinnen. Weet je nog? Is de blauwe of de zwarte zin goed? Een zin is een rij woorden die samen iets betekenen. Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met ¡Doe het zo: een punt. Dit is een zin: De agent heeft een pen. 1 JIHujknuleolwliltgeieegnglaazasaniajtjngnuvlsaaltialrseomltauggneewognleue.snkda...men. 1 BJGGuTlirolejlofieleuundkwzovigeijaknnslajtaujnulhlgllleilaeitsenawgggmaeasanaeatsnn.m... en. 2 2 3 3 4 4 5 5 136
2 Wie doet wat fout? Iwan zegt: Hoe laat spreken af? Schrijf de naam op. Ronald zegt: Mij goed lijkt morgenmiddag. Sila zegt: Morgenmiddag veel te laat. 1 Wie zet de woorden door elkaar? Iwan zegt: Vind morgenochtend goed. Ronald zegt: Altijd ik slaap uit op zondag. ¡Doe het zo: Sila zegt: Dat je morgen maar niet. Iwan zegt: Dan zie jullie om elf uur. 2 Wie laat het werkwoord weg? Ronald zegt: Te vroeg dat is. 3 Wie laat ‘ik’ of ‘we’ weg? Sila zegt: Dat te laat. 3 Maak drie zinnen met de puzzel-stukjes. Tip: je mag de zin aanvullen met eigen woorden. 1 een lange zin 2 een korte zin 3 een grappige zin bijvoeglijk naamwoord zelfstandig naamwoord werkwoord oude jongen vrouw gaat loopt bejaarde saaie peuter vaas springt rent groene boek hond jonge leest zingt fijne Zie jij meteen of een zin goed is? Kies uit: altijd – soms – nooit 137
thema 4 week 4 taal verkennen les 17 Dit heb je geleerd Je hebt geleerd hoe je een zin maakt. 1 Maak een zin met de woorden. Dat doe je door vragen te stellen over het werkwoord. 1 Wie maait? opa . Weet je nog? ¡Doe het zo: Je maakt een zin door te vragen wie of wat doet. 2 Wie kamt? Marijke 3 Wie wast? Sarmin aait 4 Wat maait opa? het gras Wie aait? 5 Wat borstelt Marijke? haar hond Mijn zusje aait. Wat aait mijn zusje? Mijn zusje aait een hondje. 138
2 Stel eerst de wat-vraag. . 5 Schrijf dan de zin op. 34 ¡Doe het zo: 12 blaast op spuit veegt weg prikt huilt 3 Geef antwoord op de vragen. Maak daarna een zin met de woorden. 1 harken 3 graven 5 Wie harkt? Wie graaft? wassen Wat harkt …? Wat graaft …? Wie wast? 2 4 Wat wast …? Doe het zo: poetsen Wie poetst? krijgen ¡ Wat poetst …? Wie krijgt? Wat krijgt …? . Kun jij nu goed van een werkwoord een zin maken? Kies uit: heel goed – goed – niet zo goed 139
thema 4 week 4 taal verkennen les 19 Dit heb je geleerd 1 De woorden zijn verdeeld in klankgroepen. Je hebt geleerd hoe je woorden verdeelt in klankgroepen. Schrijf het hele woord op. 1 voor + deur Weet je nog? In een klankgroep staat altijd een klinker. ¡Doe het zo: vis heeft één klankgroep: vis 2 mo + tor meester heeft twee klankgroepen: mees + ter 3 pa + leis 4 feest + maal 5 ei + gen 140
2 Hoor je één, twee of drie klankgroepen? nieuwjaarsfeest horen zien peuter kijk slagroomtaart tijdstip bruidegom Doe het zo: : 1 b. .k 2b.j.. 4b.g.n 5 p..t.r 3 a Welk woord is het? Verdeel het woord dan in klankgroepen. ¡Doe het zo: –+ 3 ..d.g.m b De woorden zijn in klankgroepen verdeeld. Is het goed of fout? Is het fout? Schrijf erachter hoe het wel moet. 1 paarden: pa + arden ¡Doe het zo: – + KkKliuaensnkujei+te:gehrneoeewl +ogoopreeddnv–?ergdoeelden– in niet 2 klokjes: klok + jes zo goed 3 bloempot: bloem + pot 4 tijdstip: tijds + tip 141 5 trouwdag: trou + wdag
thema 4 week 4 taal verkennen les 20 Dit heb je geleerd Je hebt geleerd wat pictogrammen zijn. 1 Bekijk de pictogrammen. Weet je nog? Welke zin past erbij? Een pictogram is een plaatje dat iets vertelt. Tip: de pictogrammen vertellen een verhaal. Een pictogram moet heel duidelijk zijn. Kies uit: 3 Ik ga naar school. Ik word wakker. De wekker gaat. Ik eet een boterham. Ik poets mijn tanden. ¡Doe het zo: . 12 4 5 142
2 Bekijk de pictogrammen. 2 3 Wat moet erbij? a een jongen of meisje Kies het juiste antwoord. b een boek a twee handen in de lucht 1 b een hand voor de mond 5 a een sigaar erbij 4 b een streep erdoor a een ijsje a een lopende kraan b een meetlat b een jongen ¡ bDoe het zo: 3 Teken een pictogram voor jouw slaapkamerdeur. Denk goed na. Wat wil je zeggen? Is jouw pictogram duidelijk? Weet je nu wat een pictogram is? 143
taalboek A Taal met plezier is een Surinaamse versie van Taal actief. In tekst en beeld zijn er aanpassingen gedaan. Het concept, de leerlijnen, leerroutes en werkvormen zijn identiek gebleven. © Minov Uitgave van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Dit ga je leren thema 1 les thema 2 les Het zelfstandig 2 Het werkwoord 2 naamwoord mens Roy valt op straat. dier ding Het lidwoord 4 de het een Het bijvoeglijk 4 de witte broek een lieve mama naamwoord De samenstelling 7 fiets + bel Leestekens: de punt 7 De jongen is blij. fietsbel Het alfabet 9 abcdefghijklm Het verkleinwoord 9 vis + je = visje nopqrstuvwxyz boom + pje = boompje de tv de e-mail deur + tje = deurtje De woordspin 12 het beeldscherm de vis de computer De woordparachute 12 de baars de schol de tong Samenwerken 14 Praat rustig. Samenwerken 14 Kijk elkaar aan en gebruik elkaars naam. Woordenschat 41 themawoorden Woordenschat 41 themawoorden
thema 3 les thema 4 les Klinkers en 2 klinkers De agent heeft een pen. medeklinkers a, e, i, … De zin 2 medeklinkers b, c, d, f, … hoofdletter punt Het bijvoeglijk 4 Een zin maken 4 Mijn zusje aait een hondje. naamwoord de gekke, rode stoel Werkwoord Woorden verdelen in 7 meester heeft 2 klankgroepen: en zelfstandig mees + ter 7 Juf loopt met twee paarse krukken. klankgroepen naamwoord in een zin De samenstelling 9 eet + lepel Het pictogram 9 eetlepel Woorden leren door 12 Woorden onthouden 12 naar een plaatje door er een tekening te kijken van te maken de vitrine rolstoel Samenwerken 14 Praat om de beurt. Samenwerken 14 Wacht op elkaar. Woordenschat 41 themawoorden Woordenschat 41 themawoorden
Colofon Taal met plezier: Taalboek A Aanpassingen en revisie: Phillis Blokland Philibert Derveld Margo Kramp Saby de Bies Cynthia Krind-Hoefdraad Henna Fung-Loy - Tan-A-Kiam. Auteur themaverhalen: Phili Derveld en Margo Kramp Thema week : Lief zijn! Thema week : Op schoolreis naar zee Thema week : Mildred en Marian gaan logeren Redactie themaverhalen: Saby de Bies Phillis Blokland Coordinatie: Saby de Bies Referentie: Taal actief groep Opmaak: Henk Derby Illustraties: Gerold Slijngard Foto’s: Henk Derby Quinton Nitidrono Vormgeving en beeldverwerving: Henk Derby Gerold Slijngard Realisatie: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling nd BEIP André Kramp, Program Manager nd BEIP Henk Esajas, Task Officer Curriculum Ontwerp omslag: Henk Derby Gerold Slijngard
Inhoud thema 2 vakantie thema 1 vriendschap bladzijde 8 bladzijde 42 thema 3 mijn school thema 4 kalender bladzijde 76 bladzijde 110
Instapspel Dit heb je nodig woordenschat KZBDKDVDLgDeeoiieeeaeejetwonkgnsslvoreebhjcokupieieiojedlrijs:lgtitrakejtheegldarsignesnekjotd2ee.tioemjeweIk2s1dpr2to3ds4a3s5 Ad6 epD7 8paoAotlgEEszVoErJlueEMenDiusGeearefVejnaneennfgndejDlenahnlteugddvbhcsibaeketonwhceeoteak.iktarathaeehraieeularkvmeetbekmzhjntdgioekheiekottkoednneeliineanehko:tletrtdonsitnroéoa¡fzegadviezdesemikanzhfeaerzvséoonmeaidfrgetwerttdt:uhnixreitenhoevidtaeHeetwaidslamtirn?eugunwrajitobknreagerk,lHeatavieoveenjaabernnzoeamnnrnadgrfneeddsid.t.nmhna,tdoozjteneedglannjezazjonieeaiereeaa:beotiuiobdnegeh?pjebzjwinkeseeejidn.eejdnneengeegknldetieir1g.gdrursneedvouateededaiabmvsr.peaindemeai.nterpnek.aud..ro.erb.d.ngarneidieelkesftle.a..sn. thema 1 week 1 • 1 dobbelsteen • Voor elke speler eenDJeitogeafejnetledreenthemawoorden. pion • Antwoordenboek taalddeehkaanmdeterkaaedning les 1 ELKeBereeesnsgt idjpneerobwwbiojoeororerdndeennninoghnetiektagaortejde.? • Pen en papierddeersatmakpker de boezemvriend de vriend de bekende Vooraf de stam de onbekende vluchten ¡ de boezemvriend1 KBZe1enogeiDjDnekeobbaevliiljjrehieeewlnktodznoomur:dmeetmnw?eirehjeethgeot emdeeewstoeosrdp.eelt. DKieesleeidenerdelesreipdddeereerl.t de veiligheid mee. zelf niet eHnijhcooundtrtoTdilpe:ejeemsractgosdprieeekenabbniij jht.ewt veorhoaalr. den GGHaoetozisopmveeeletl23456IAeEDIlmeesanmaajengrardsznoniddtoetitedlenowieznedijeggeeleigktgluaeaikknask.tt.e.onmvdaantejeenbabnogombeanat.n vast. de onbekende onbekende. de dobbelsteen. De leider houdt de score bij. rondjes vooruit. Zoek de opdracht: ? He De winnaar na Speel door tot iedereen bij het einde is. K Tel je punten op. de ramp de bekende De speler met de meeste punten is de winnaar. de stakker 10 Ga naar bladzijde 10 in je taalboek. vluchten de boezemvriend = Gooi nog een keer. = Sla één beurt over. de stam 10 6
94 88 86 10 114 136 80 20 96 120 60 22 116 112 124 56 44 46 52 7
Colofon Taal actief groep 4: Taalboek A Concept: Illustraties Ankerverhalen: Adri van den Brand Els van Egeraat: , , Frans van den Heuvel Ronald Heuninck: , Charles Kalkhoven Sandra Klaassen: , , John Lommen (Fontys OSO) Caroline van Pelt: , Geert Peeters Inge Voets: , Advies Woordenschatlijn: Dirkje van den Nulft Illustraties lessen: , ,, Marianne Verhallen Petra Baan: , , Eindredactie: Miriam Bos: , , , , , , Michal Janssen Saskia Daniels: Marijke van Ooijen Jan Heylen: , Auteurs: Eefje Kuil: , , , , Wendy Dannenburg Tineke Meirink: , , Annemiek de Groot Karin Poiesz: , , , , , Cyril Lansink Milja Praagman: , , , , , , Dianne Manders Daniëlle Schothorst: , , Gijs van Raamsdonk Gunter Segers: , , , Liesbeth Rosendaal Nynke Talsma: , , , , , , , Pieter Schouten Helen van Vliet: , Jan de Waard Jasper Wansink: , , Auteurs Ankerverhalen: Fréderiek Westerweel: , , , , Thema : Hans en Monique Hagen: Liefste Illustraties algemeen: Hans en Monique Hagen: Drie keer raden Leonie Bos: themawoorden en instapkaartjes Thema : Studio Kluif: vormgeving ankerverhalen Sjoerd Kuyper: Een lied voor de zon Jan Pieter van Laar: strips les Thema : Wendy Panders: instapspel Anke de Vries: Een nieuwe klas Anke de Vries: Een been van steen Foto’s: Anke de Vries: Een taart voor juf Chidi Onwuka: , , , Thema : Shutterstock.com Imme Dros: Oom agent Imme Dros: Bruidsmeisje Overgenomen teksten en illustraties: . Hans en Monique Hagen: Eén voor één / Opa • Gedicht Liefste: 16 Eindredactie en Coordinatie ankervarhalen: Marieke de Geus en Hans Hagen Hagen, H. & M. Hagen, Jij bent de liefste, Querido, Realisatie: Amsterdam . Projectgroep Malmberg b.v. Illustratie: Marit Tornqvist Geert-Jan Bruins, GJBruins vormgeving • Omslag: 92 Marjan Koudhuis, beeldredactie De Vries, A., Een feest met een stunt, Zwijsen, Tilburg, . Annelies Kuiper, Anniche redactie • Gedicht: 127 Hagen, H. & M. Hagen, Van mij van jou, Querido, Amsterdam De namen in het verhaal zijn ten behoeve van de methode Taal met plezier gewijzigd of er zijn beperkte aanpassingen gebracht in het verhaal. De strekking en de bood- schap zijn ongewijzigd gebleven. De karakters in de tekeningen zijn aangepast ten behoeve van de methode Taal met plezier, maar de compositie van de tekeningen is ongewijzigd gebleven.
Search
Read the Text Version
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148