Important Announcement
PubHTML5 Scheduled Server Maintenance on (GMT) Sunday, June 26th, 2:00 am - 8:00 am.
PubHTML5 site will be inoperative during the times indicated!

Home Explore Geel 1 rapport

Geel 1 rapport

Published by dirk.mervis, 2017-02-14 16:49:46

Description: Geel 1 rapport

Search

Read the Text Version

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) - Horizontally everted and thickened with a slightly rounded pointed edge.Deze dekseltypes dateren voornamelijk in de late 9de eeuw en in één enkel geval eerder deeerste helft van de 10de eeuw.Een zelfde beeld komt naar voor in de 83 contexten die werden geselecteerd door deaardewerkspecialist.Enkele opvallende vondsten zijn onder meer het voorkomen van manchetranden in 15vondstcontexten, dewelke worden gedateerd tussen 1050 en 1075. Ook werden 9 schervenherkend met een tapering pointed rim, uit de eerste helft van de 10de eeuw.Acht scherven werden opgemerkt met verfversiering. Het baksel van één scherf is zo fijn dathet mogelijk beschilderde Badorf-waar betreft. Ook werd beschildering in combinatie metrolstempelversiering vastgesteld. Dit wordt gecategoriseerd als het zogenaamde Hunneschans-type, hetgeen dateert uit de tweede helft van de 9de eeuw.Het merendeel van de aangetroffen types zijn vooral Huy 9a/b en 9c, maar ook het metallique,gespikkelde blauwgrijs Huy 4b aardewerk komt voor. Deze laatste wordt gedateerd in de late8e tot eerste helft 9de eeuw.Opvallend binnen deze contexten is dat ook hier versinterde waar (fused ware, near-stonewareof stoneware-like ware) toch meer dan sporadisch voorkomt.Tot slot komen in mindere mate grijs aardewerk, Andenne-type aardewerk, Mayen-type enBadorf/Walberberg-type aardewerk voor.Ten slotte werd ook een getracht de voorheen ongedateerde waterput S5950 aan de hand vanhet aardewerk te herevalueren. Opmerkelijk is dat in de onderzochte assortimenten uit dezewaterput het Midden-Maaslands aardewerk meer dan 90% van alle scherven beslaat. Het groshiervan is te determineren als type Huy 9c, gevolgd door Huy 10 en Huy 9a/b. Huy 8/9e en9d komen slechts één maal voor.De resterende 10% wordt gevormd door intrusieve aardewerkfragmenten met onder anderehandgevormde waar, grijsbakkend aardewerk en Andenne-type aardewerk (productiefase IIIb-IV). Mogelijk zijn de handgevormde scherven in de waterput verzeild geraakt bij aanleg vande put. De anderen kunnen mogelijk bij demping of naderhand door bioturbatie in de vullinggeraakt zijn. 251

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) 10.6.3. Korte schets van het Geels vroegmiddeleeuws assemblage.Onderstaande Tabel 10.21. geeft bondig overzicht van het aantal aangetroffen schervenper baksel- en/of aardewerktype vroeg-middeleeuwse sporen residueel totaal percentageMerovingisch gladwandig 3 3 2,33%Merovingisch ruwwandig 13 1 14 10,85%Hessen-Schortens/kogelpot 8 8 6,20%Handgevormd 24 24 18,60%\"Kogelpot\" 4 4 3,10%Badorf 24 19 43 33,33%Walberberg 12 6 18 13,95%Mayen 6 4 10 7,75%Gedraaid vroegmiddeleeuwws grijs 3 3 2,33%Karolingisch gesmoord/Mayen 2 2 1,55% totaal 99 30 129 100,00%Tabel 10.21.: Schets van het aantal aangetroffen scherven per per baksel- en/of aardewerktype, volgens “context”, zonder Huy aardewerk.Met de interpretatiegegevens van Geel moet met enige voorzichtigheid wordenomgesprongen.In de directe omgeving van de site Eikevelden is slechts één kwantificeerbare contextals vergelijkingsmateriaal bekend. Het betreft spoor S81 op de site Brecht-Hanenpad.114Het aandeel Karolingisch gesmoord betreft op beide sites minder dan 2%. Badorf isrelatief minder aanwezig in Brecht (24,5%) dan in Geel (33% of eerder 47%115). Hetroodverschraald handgevormd vormt in Brecht circa 6% van het aardewerkspectrum.Deze waarde is min of meer gelijkwaardig aan deze aangetroffen in Geel.Wanneer men voor voor context S81 op de site Brecht kijkt naar het percentage lokaalaardewerk dan is dat 67% voor de individuele context en 56% op siteniveau. OpGeels siteniveau is dit eerder ongeveer 28%, hetgeen impliceert dat importen hierdomineren in de vroege middeleeuwen.114 Verbeeck, Delaruelle & Bungeneers, 2004, p. 304-305.115 Gezamenlijk percentage van Badorf en Walberberg. 252























































































Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)10.10. Natuursteen 10.10.1. Inleiding Tijden de opgravingen Eikevelden zijn in totaal circa 520 fragmenten natuursteen (exclusief vuursteen) verzameld (Bijlage B9.3u). De stenen zijn ondergebracht in 121 verschillende spoor- en laagnummers. In sommige gevallen is gebruik gemaakt van een zoutzuuroplossing om vast te stellen of kalk aanwezig is de stenen. Verder zijn de stenen onderzocht op de aanwezigheid van bewerkings- of gebruikssporen zoals krassen, groeven, slijpvlakken, snijsporen, maar ook sporen ten gevolge van verbranding of verhitting. Deze laatste zijn in de praktijk moeilijk te onderscheiden van secundaire oppervlakteverschijnselen die bijvoorbeeld door verwering ontstaan.Hieronder worden de diverse soorten verder gespecifieerd, wordt er getracht hunherkomst te bepalen en een eventuele gebondenheid aan een bepaald periodeonderzocht. 10.10.2. Soorten natuursteenDe categorie natuursteen werd in 6 grote groepen ondergebracht: graniet/gneiss,tephriet182, leisteen, zandsteen/kwartsiet, kalksteen onbekend/ondetermineerbaar(Tabel 10.28).graniet/gneiss kalksteen leisteen tephriet zandsteen/kwartsiet onbekend/niet gedetermineerd19 40 3 391 22 454% 8% 1% 75% 4% 9%Tabel 10.28: Natuursteen en hun relatieve aanwezigheidHet tephriet, afkomstig van maalstenen, is sterk aanwezig ten opzichte van alle anderesteensoorten. Er is geen enkele aanwijzing dat deze steensoort als bouwmateriaal isaangewend. Geen van de fragmenten vertonen de vorm van bouwstenen of hebben182 Oftewel basaltlava afkomstig uit het gebied rondom Mayen en de Laacher See in Duitsland. Tevenswerden twee fragmenten basalt aangetroffen (Vondstnr. 1292 en 1674). 296

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)sporen van mortel. De aangetroffen stukken mogen derhalve geïnterpreteerd wordenals restanten van maalstenen. Wel moeten worden opgemerkt dat ook nauwelijkskenmerkende fragmenten, zoals billen, asgaten of opstaande randen, zijnteruggevonden die op een dergelijke functie kunnen wijzen.Kalksteen, zandsteen183/kwartsiet en graniet/gneiss nemen samen net een aandeel invan circa 15%.Tot de categorie kalksteen werden eveneens de fragmenten (kalk)mortel/specietoegerekend. Kalkmortel wordt over het algemeen geassocieerd met Romeinsesteenbouw. Echter dit is grotendeels uitgesloten op onderhavige site. Er zijn nergensfundamenten van een stenen gebouw waargenomen. Daarnaast zijn de hoeveelhedenbouwsteen en dakpan absoluut onvoldoende om aan een gebouw te denken. Verderzijn de bouwstenen en dakpannen evenals de mortel overigens niet geconcentreerd opéén stuk nederzetting gevonden, maar verspreid over het hele nederzettingsterrein.Het kan niet uitgesloten worden dat de bewoners vindplaatsen in de ruimere regiobezochten en bouwmateriaal meegenomen hebben. Mortelresten aan de meegenomenbouwstenen kunnen de schaarse vondsten van brokjes mortel in deze nederzettingverklaren.Waarschijnlijk behoren alle stenen uit de categorie onbekend/niet gedetermineerd184tot één van de vijf eerste soorten uit de tabel, omdat het vaak gaat om kleinerestfragmenten. Hiertoe behoren ook rolkeitjes, die wellicht lokaal in beek- en/ofrivierafzettingen dagzomen. Een aantal van deze rivierkeitjes vertonen sporen vanverbranding.Omdat het natuursteen met eenvoudige hulpmiddelen is geanalyseerd en niet doormiddel van methoden als bijvoorbeeld slijpplaatonderzoek, is geen poging tot eenmeer gedetailleerde classificatie ondernomen. In principe maakt een indeling in eenalgemenere classificatie een vergelijking met de vondsten van andere vindplaatsengemakkelijker. Hoewel dit in de praktijk vaak wordt bemoeilijkt door de verschillendeterminologie en indelingen die individuele onderzoekers gebruiken.183 Sporadisch werd ook wat “ijzerzandsteen” aangetroffen.184 O.a. fragmentjes calciet, ryoliet en schist. 297

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) 10.10.3. GebruikssporenEnkele fragmenten vertonen sporen van één en/of twee bewerkte zijdes.Twee fragmenten werden overduidelijk herkend als zijnde staafvormige wet-/slijpstenen. Deze voorwerpen zijn goed herkenbaar door hun in verhouding tot dedoorsnede grote lengte en in veel gevallen ook door de uitholling van de platte zijdendoor het gebruik. De wetstenen zijn gebruikt voor het scherp houden van allerleiwerktuigen. Afbeelding 10.60.: Slijp of wetsteen.Alsook een stuk maalsteen zowel in tephriet als in graniet/gneiss. Maalstenen ingraniet/gneiss dateren uitsluitend uit de periode neolithicum tot en met ijzertijd.Meerdere steensoorten zijn vanaf de prehistorie gebruikt als maalsteen: graniet,zandsteen en tephriet. Het nadeel van de eerste twee genoemde soorten is dat zesteeds opnieuw moeten worden opgeruwd om de maalcapaciteit op peil te houden. Bijtephriet ligt dit anders, gezien deze uit vele kleine holtes bestaat. Hierdoor ruwt hetmaalvlak zichzelf tijdens gebruik telkens opnieuw op.Eén onbekende steensoort vertoont een uitgesleten del in het midden (Vondstnr. 232). 10.10.4. DateringIn het algemeen kan het natuursteen niet eng worden gedateerd. In de meeste zoneswerden daarenboven resten uit alle perioden door elkaar heen gevonden, zodat uit delocatie evenmin een datering kan worden afgeleid. Slechts een summier gedeeltewordt op basis van de associatie met vooral aardewerk gedateerd in de volle 298

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)middeleeuwen en late middeleeuwen. Ook hier kan er echter opgespit materiaalaanwezig zijn binnen de vondstcontexten. 10.10.5. Verspreiding van het natuursteenBij het bestuderen van de verspreiding is niet gekeken naar de afzonderlijkenatuursteensoorten. De grootste concentratie natuursteen komt, niet geheelonverwacht, voor in de drukst bewoonde gebieden (Bijlage B9.3u). Zo is de grootsteclustering te bemerken in de zone met de volmiddeleeuwse bootgebouwen, alsook inde zone met de vroeg-middeleeuwse bewoning. Aangezien het onmogelijk isnatuursteen te dateren, is het zeer goed mogelijk dat de fragmenten aangetroffen indeze zones, na opspitten en een eventuele herbruikfase, secundair begraven geweestzijn.10.11 Vuur- en hardsteen 10.11.1 Algemene inleiding Ook al valt vuur- en hardsteen logischerwijze onder de categorie natuursteen, wordt het hier als een aparte categorie beschouwd. Twaalf stuks werden geteld over evenveel spoornummers. Zes daarvan zijn werktuigen. Gezien de voornamelijke A/C profielen is dit zeer lage aantal niet verwonderlijk, gezien de extreme lage conservering/gaafheid van dergelijke vuursteenplaatsen in onderhavige bodemopbouw. Secundair en in veel mindere mate is het ook het resultaat van de gehanteerde onderzoeksmethode, die gericht was op een vlakdekkend onderzoek van een groot areaal met nederzettingssporen uit latere tijden. Dit houdt in dat machinaal een vlak aangelegd wordt op het niveau waar de grondsporen zichtbaar zijn, vervolgens wordt het vlak geschaafd en tenslotte worden de sporen onderzocht door middel van coupes en verder uitgraven. Of stenen artefacten opgemerkt worden bij een op grondsporen gericht onderzoek is sterk afhankelijk van hun grootte en kleur. In het algemeen geldt bij opgravingen die gericht zijn op grondsporen dat eerder de grotere stenen artefacten verzameld worden. De bodemopbouw en de onderzoeksmethode bepalen dus in sterke mate wat we (maar) over de bewoning uit de steentijden op het terrein aan de Eikevelden kunnen vertellen. 299

Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) 10.11.2. Grondstof en typologie-chronologieEr werd een schrabber op afslag, een hardstenen gepolijste bijl, een vuurstenengepolijste bijl, een schrabber uit een fijnkorrelige vuursteen met rondom rond steileretouches en een fragment met retouches aangetroffen.Ook een afslagfragment van een gepolijst stuk bevindt zich onder het vondstmateriaalnaast twee distale klingfragmenten, een kernrandkling, twee afslagen, een chip en eenfragment verbrande Valkenburgvuursteen.De gepolijste vuurstenen bijl (S4146) situeert zich als opspit in een vanaf de vollemiddeleeuwen daterend spoor.De basalten geslepen bijl was enkel in gebruik gedurende het vroeg neolithicum (vanafcirca 5250 voor Chr.). Terwijl vuurstenen gepolijste bijlen dateren uit het midden enlaat neolithicum, tussen 4300 en 2500 voor ChristusAfbeelding 10.61: Silexvondsten V513 (boven) en V663 (onder) 300


Like this book? You can publish your book online for free in a few minutes!
Create your own flipbook