Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Akkers en moestuinen - GranenIn spoor 4306 is pollen aanwezig van granen-type, gerst/tarwe-type en rogge.Het gaat wederom niet om zeer hoge percentages. Rogge (3% van depollensom) is waarschijnlijk verder weg verbouwd. De zandgronden in hetZuid-Kempisch heuveldistrict ten zuiden van Geel waren daar erg geschiktvoor, omdat rogge zelfs nog op arme zandgronden een goede opbrengst kanleveren. Van gerst/tarwe-type (1-3% van de pollensom) kan gesteld wordendat het waarschijnlijk in de omgeving van de waterput verbouwd en verwerktis. - Oliehoudende gewassenEen ander gewas waarvan in spoor 4306 pollen is aangetroffen in allebestudeerde vullingen, is vlas. Dit toont aan dat vlas in de omgeving isverbouwd en/of verwerkt. In de 11e eeuw gebruikte men vlas waarschijnlijkvoor de vezelhoudende stengels en voor de oliehoudende zaden. - AkkeronkruidenHet pollenonderzoek laat zien dat er zich tussen de granen en het vlas op deakkers ook diverse andere akkerplanten bevonden. Gewone spurrie,schapenzuring en korensla (Arnoseris minima) gedijen goed op matigvoedselrijke, kalkarme akkers. Korensla wordt ook wel geassocieerd decontinue verbouw van (winter)rogge, of de \"eeuwige roggebouw\" die zokenmerkend was voor de landbouw op de Noordwest-Europesezandgronden.54Verder kwamen hauwmossen, klaprozen, die het grote klaproos-type enduizendknopen die perzikkruid-type produceren voor op akkers. Daarnaast ishet goed mogelijk dat deze duizendknopen ook in voedselrijke ruigten op hetnederzettingsterrein zelf te vinden waren. Hier kwamen ook alsem en detypische tredplant gewoon varkensgras voor.54 Behre 1993. 414
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Heide en veenHet aandeel pollen van heide- en veenplanten, zoals struikhei en veenmos istoegenomen ten opzichte van de 8e en 9e eeuw. Mogelijk reflecteert dit eenverschraling van het landschap, waardoor struikhei naar voren kon treden inzandgebieden.GraslandOok in de 11e eeuw waren graslanden in de omgeving van de nederzetting tevinden. Hoogstwaarschijnlijk vormden grassen een belangrijke component inde vegetatie van de komgebieden, maar konden zij -zoals eerder vastgesteld-ook voorkomen op de akkers, op het nederzettingsterrein zelf en op oevers enandere (vaak vochtige) plekken in het landschap. Waarschijnlijk werden dezegraslanden ook in de 11e eeuw begraasd, getuige de vondst van pollen vansmalle weegbree-type en veldzuring-type en ascosporen van mestschimmels.Oevers en natte plaatsenOp natte plekken in het landschap, zoals oevers en natte plekken in graslandenen op akkers kwamen cypergrassen, varens en lisdodde voor.In het water van de waterput leefden zoetwateralgen (T.128A sensu van Geel). 12.5.5. Late-Middeleeuwen (12e/13e eeuw): spoor 5950 (pollen en botanische macroresten)De drie geanalyseerde pollenmonsters (zie bijlage B3.9e en Afbeelding 12.74.) uitspoor 5950 geven naar verwachting een beeld van de regionale en lokalevegetatie in de 12e/13e eeuw. Deze waterput behoort vermoedelijk tot eennaastgelegen hoeve. Het is dan ook goed mogelijk dat deze waterputbotanische resten (stuifmeel, macroresten) bevat van huishoudelijk afval van devoormalige bewoners van deze hoeve. Twee lagen van de vulling van dezewaterput zijn onderzocht op de aanwezigheid van botanische macroresten(lagen 1730 en 1733). De resultaten hiervan zijn weergegeven in bijlage B3.10a. 415
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)BossenDe ontbossing die plaats had vanaf de IJzertijd zet ook in Late-Middeleeuwendoor. Hiervan getuigt het afgenomen percentage pollen van bomen. Het zijnniet enkel de bomen op droge gronden, zoals eik, hazelaar, berk en linde, diehet moesten ontgelden, maar ook op de nattere plekken was er sprake vanafname in het aandeel aan elzenbossen (van circa 15% in spoor 4306 naar 10%in de bovenste bestudeerde vulling van spoor 5950). Waarschijnlijk is debevolkingsdruk in de loop der jaren toegenomen, met als gevolg dat meer houtnodig is voor constructies en het maken van bijvoorbeeld gereedschappen enals brandstof.Zowel in vulling 1730 als 1733 zijn macroresten aangetroffen, die afkomstigzijn van bomen. Het betreft knoppen van els, knoppen en knopschubben vanpopulier, een (verkoolde) knop en knopschubben van eik, een knopschub vaneen plant van de rozenfamilie (Rosaceae) en een knopschub welke mogelijkafkomstig is van lijsterbes.Mogelijk zijn de knoppen en knopschubben op natuurlijke wijze in de putterecht gekomen en zijn ze afkomstig van bomen in de nabijheid van dewaterput. Echter, gezien het feit dat er sprake is van een verkoolde knop vaneik, is het goed mogelijk dat de knoppen bijvoorbeeld zijn verwijderd van houtdat bewerkt zou worden en zijn ze als (deels verbrand) afval in de waterputterecht gekomen.Adelaarsvaren, welke vaak voorkomt op kap- en brandvlakten in bossen,bereikt een percentage van 2% in de middelste vulling van spoor 5950, hetgeenvrij hoog is voor deze sporen. Ook is een blaadje van adelaarsvaren in vulling1730 aangetroffen. 416
10 Diepte vanaf top bovenste pollenbak (cm) Condor Archaeological Research 15 20 GABHABCRMBΣlokooAeuurogakismmilPgeedtsekurtmeeerlerauauon-nkesrnindreg-n(edukenneeeniprndawunlhkeastiatordntoneursoeetursiegednvieknveegneeenrrnnpeolnr(anudpdnldretaoeenngrn)taeelrneengronden) Geel, Eikevelden, pollendiagram spoor 5950 25 vondstnummers 1727, 1726 en 1725 30 ΣNAP 35 PTBAFAPPSFPUHPRCSSACCQPHairptierheoanoleoloeieaulnncematigaetlcllrtearrrdreuyiuycusxrheydpxauueremirpiissliod(lgaeaincalscusorne(BoicuialuuBu((aussciu(d(()BBealsm(srmiBe)BaBshaiB(ir-))uarBt)(e)e)/aboy)BmT(alx)mBrpesirq)xvciet)tauleeuia(ccinlBllesuuiusn)ivsmoliuosisr(-ms-Bttayy)-ppteyep(eB) 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 20 40 60 80 100 Afbeelding 12.74.: Geel-Eikevel 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 1020 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 Ei4 10 10 Bomen (droog) Bomen (nat) Bos Cultuur Rela
417 lden, pollendiagram van spoor 5950. atieve aanwezigheid (%) 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 2030 40 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 APAFHCCCTKPZVSVFCPPSRARPAPRPPPRDCSSEMRECPBryairqoroorooleoihrlsprolospyhuhuaoearaaulaacaaiaineniygtpbtcpolryralrtudhapmnnrbeuylrmitnnllyeentdbdesiioaydneeratautecaouuritcezttunigtsertirtensaieasoaaepeo-unnecacecnedaasrgsmmaanontoeuirtkcuparxtrnxrauycsmceecpgaaoagginccodepciimntlmoe-charaapoaorslhaauooeeeesoouuauoasiaertauimaovre-y-y/emicanimemepraapaclmcolsdoCe-tattmuu>l(elmalaapeyy-ctaaoe--Beeoiesifl(y(aattfplsiat-4eelfaptpecgBcynarrrott(raa(yiytp)cra.o0oaastlpBccnBaeeyeyaaepncpiivp-ujp()(eegavioiesgsupat-BTtareeu))cnes.emcbey(((rtaiuaeairmnecn(TrBT-a.emsyoard)f(u-pe2(lBi-lt.i(eBcuumpmisltl.lge.yB)teleB(fa(aii655titl)ysels-Te)(pBfu)eaapno)ett)1l5B5p((aoye.sttr.t)(r((T(dPB3)Aeuper)eBapBr-Tt*ai.a(6ats.)n1a-))ee1y).)T(st8e10(P-yp1(p.Bt()6T20pye)3Boe)9.60pe)r4)()2ae(B4k(B)Bo)()()BTr)r.)e1l7s1/m) l) Akker en ruderaal ikevelden (Geel) Algemene kruiden Heide/veen Grasland Ruigte Pollenanalyse: M. van Waijjen (2013) Oever/moeras Alg Mest 702 22 636 24 NPP 680 35
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Akkers en moestuinen - GranenHet aandeel pollen van granen, zoals gerst/tarwe-type en rogge is niet zeer hoog in delaat-middeleeuwse waterput. Blijkbaar waren de akkers verder weggelegen en/ofbevond de waterput zich niet direct nabij een dorsplaats.Dat de granen niet in de directe nabijheid van de nederzetting werden verbouwd, wilblijkbaar niet zeggen dat ze niet werden verwerkt en/of gegeten door de vroegerebewoners van de hoeve. Zo zijn in de waterput diverse verkoolde graankorrelsaangetroffen van gerst (Hordeum vulgare), rogge en mogelijk ook van haver (Avena). Omzeker te weten dat de bewoners van de hoeve haver gebruikten, is het kroonkaf nodig.Op basis van dit kroonkaf is het namelijk mogelijk om een onderscheid te makentussen echte haver (Avena sativa), evene (Avena strigosa) en het akkeronkruid oot (Avenafatua).55 Deze kafresten zijn echter in spoor 5950 niet aangetroffen, waardoor niet metzekerheid is te zeggen of haver een rol speelde in de lokale voedseleconomie.Opvallend is de vondst van tientallen aarspilfragmenten van rogge, met name in laag1730, maar ook in laag 1733. Aarspilfragmenten zijn, zeker als er sprake is behoorlijkehoeveelheden zoals het geval is in spoor 5950, indicatief voor lokale verbouw. Echter,in pollenmonster BX6220 maakt pollen van rogge slechts 1.3% van de pollensom uit.56Zeker van rogge, een grote pollenproducent, waarvan het pollen bovendien door dewind wordt verspreid, zou men hogere percentages verwachten indien het in deomgeving van de onderzoekslocatie verbouwd zou worden. Over het algemeen wordtaangenomen dat de verwerking van vrijdorsende granen, zoals rogge plaatsheeft op deproductienederzetting.57 Echter, in de Kempen werd rogge in de Late-Middeleeuweneerst ‘gebaarslaagd’ of ‘gegeseld’. Dit houdt in dat de de rogge eerst op een houtenbank werd uitgeslagen, zonder de schoven (samengebundelde graanhalmen) los temaken. Zodoende kon het beste graan reeds geborgen worden. Later, in de winter55 Van evene wordt aangenomen dat het pas vanaf 1399 na Chr. werd verbouwd. Echter, in de eeuwendaarvoor kan het bijvoorbeeld als akkeronkruid zijn voorgekomen. Een dergelijkeontwikkelingsgeschiedenis (van akkeronkruid naar verbouwd gewas) zien we ook bij rogge en haver. Ineen gedicht maakt van Maerlant in omstreeks 1270 melding van evene. Het is op basis hiervan echterniet vast te stellen of het reeds een zelfstandig verbouwd gewas was in deze periode.56 Laag 1730 komt volgens de coupetekening van spoor 5950 overeen met pollenmonster BX6220.57 Voor niet-vrijdorsende granen, zoals emmertarwe en spelt geldt dit niet; hier worden de graankorrelspas geheel van het kaf ontdaan vlak voor consumptie, tijdens de tweede dorsronde, welke plaatsheeft opde consumptienederzetting. 418
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)(tijdens de vrieskou) dorste men ‘voor goed’.58 Het is dus goed denkbaar dat debewoners van de hoeve schoven hadden opgeslagen van graan dat bijvoorbeeld in hetZuid-Kempisch district werd verbouwd. In de wintertijd (als er nauwelijks pollen vanrogge in de lucht is) dorsten zij de rogge goed, waarbij aarspilfragmenten vrijkwamen.Van gerst en Avena zijn geen kafresten aangetroffen en bovendien is het pollen vangerst/tarwe-type slechts sporadisch aangetroffen in spoor 5950, waardoor lokaleverwerking niet bewezen kan worden. - Fruit en notenOok in de 12e/13e eeuw at men hazelnoten, blijkens de vondst van dopfragmenten vanhazelaar. Eén fragment was verkoold; mogelijk zijn de noten eerst geroosterd of zijnde doppen na consumptie van de noot als afval in het vuur gegooid.Bovendien is een pit van druif (Vitis vinifera) aangetroffen in laag 1733. Druif werd veelverbouwd in Zuid-Europa en was naar verwachting goed te verkrijgen op markten.Ook kon druif lokaal zijn verbouwd, op een beschutte plek op het erf.59 Ook is hetmogelijk dat de pit afkomstig is van een krent of rozijn; in de Late-Middeleeuwenwaren deze nog niet pitloos, zoals dat vandaag de dag wel het geval is. Van krenten enrozijnen wordt aangenomen dat deze geïmporteerd zijn uit Zuid-Europa. - GroentenResten van groenten zijn schaars in de waterput. Dit wil echter niet zeggen dat er geenof nauwelijks groente op het menu van de bewoners van de hoeve stond. Veelgroenten worden namelijk geoogst voordat de plant zaad kan zetten. Hierbij kanbijvoorbeeld gedacht worden aan bladgroente, zoals spinazie. In spoor 5950 zijn tweemacroresten aangetroffen die afkomstig zijn van biet (Beta vulgaris). Biet komt vannature voor in het kustgebied; de wilde biet wordt ook wel strandbiet genoemd. Opbasis van de aangetroffen resten is het niet mogelijk om een onderscheid te makentussen de wilde en gecultiveerde biet. Echter, indien vondsten van biet landinwaartsworden gedaan zoals hier het geval is, mag worden aangenomen dat het omgecultiveerde biet gaat. Deze zal in een moestuin nabij de hoeve verbouwd. De bieten58 Lindemans, 1952, p. 89.59 In de Volle-Middeleeuwen en ook nog aan het begin van de Late-Middeleeuwen is er sprake van eenrelatief warm klimaat in Noordwest-Europa, de zogenoemde Medieval warm period. 419
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)werden waarschijnlijk verbouwd voor het blad (snijbiet) of de witte, zoete penwortel.Rode bieten of suikerbieten bestonden in de Middeleeuwen nog niet. - Oliehoudende gewassenResten van vlas zijn zeer talrijk aanwezig in spoor 5950. Zo zijn meer dan 1000vruchtkapselfragmenten aangetroffen in laag 1730. Dit geeft aan dat vlas lokaal isverwerkt door de bewoners van de hoeve. Of het verbouwd was voor hetoliehoudende lijnzaad, waarvan tientallen in de waterputvulling zijn aangetroffen,en/of voor de vezelhoudende stengels, is niet te zeggen. Voor beide doeleindenworden de zaadbollen, die bestaan uit vruchtkapsels met zaden, van de rest van deplant verwijderd.Ook van hennep (Cannabis sativa) zijn diverse zaden aangetroffen. Eén zaad wasverkoold. Hennep kon voor vergelijkbare doeleinden als vlas verbouwd worden. Uit destengels konden vezels gewonnen worden, welke bijvoorbeeld tot textiel of touwverwerkt konden worden. De zaden van hennep zijn oliehoudend. Bovendien kondeze veelzijdige plant om medicinale redenen in een lokale tuin zijn aangeplant.Schriftelijke bronnen uit de 12e/13e eeuw uit de Lage Landen waarin het nut vanplanten wordt beschreven zijn zeer zeldzaam. Een voorbeeld van een 12e eeuwsegeschrift is ‘Physica’ (weliswaar niet uit Vlaanderen of Nederland), geschreven door deDuitse kloosterlinge Hildegard von Bingen. Zij weet dat hennepzaad goed is voorgezonde mensen; het is gemakkelijk te verteren en veroorzaakt een goede stemming.Von Bingen waarschuwt echter dat het degenen die zwak in het hoofd zijn(zwakzinnig) niet goed zal doen. Bovendien weet zij dat mensen met maagproblemenbaat kunnen hebben van hennep: in water gekookte hennepplanten in een doekjegewikkeld en warm geplaatst op de maag, kan deze mensen genezen. Ten slotte wijstzij erop dat doeken, gemaakt van hennepvezels uitstekend zijn bij het verbinden vanwonden en zweren.60Een derde oliehoudend gewas waarvan kapselfragmenten zijn aangetroffen in spoor5950 is huttentut (Camelina). Het kan zijn dat dit gewas zelfstandig is verbouwd. Het isechter ook bekend dat huttentut voorkwam als akkeronkruid op vlasakkers.61 Gezien60 Hozeski, 2001, p. 13-14.61 Van Haaster, 1997, p. 71. 420
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)het feit dat er in spoor 5950 duizenden resten van vlas zijn aangetroffen, lijkt het zeerwaarschijnlijk dat huttentut tussen het vlas op vlasakkers voorkwam. - Overige gebruiksgewassenHennep kon als geneeskrachtig kruid worden verbouwd. Er zijn in het macrobotanischspectrum nog meer planten aanwezig die mogelijk tot medicijn zijn verwerkt.Voorbeelden hiervan zijn bilzekruid (Hyoscyamus niger) en gevlekte scheerling (Coniummaculatum). Beide planten zijn uiterst giftig, maar konden in lage doses ook als medicijndienen. Van gevlekte scheerling wordt zelfs beweerd dat het deel uitmaakte van degifbeker van de Griekse filosoof Socrates.62 Het komt van nature voor op stikstofrijke,humeuze omgewerkte grond in bermen, ruigten en op akkers.63 Het oogsten vangevlekte scheerling met graan kan dus een groot gevaar vormen voor de gezondheid. Ook van het venijn van bilzekruid was men in de 12e/13e-eeuw op de hoogte. Zovermeldt Hildegard von Bingen in haar kruidenboek ‘Physica’ dat degene die ‘Bilsa’ eetof het olie uit de zaden nuttigt, dodelijk vergiftigd is.64 Echter, de olie uit de zaden vanbilzekruid, vermengd met koud water en op het voorhoofd, de slapen en de keelgesmeerd, kan een dronkenman weer tot zichzelf brengen weet von Bingen.65 OokVlaamse dichter en schrijver Jacob van Maerlant (1230-1300), die in dezelfde periodeleefde als de bewoners van de hoeve, kent bilzekruid. Hij laat in zijn boek ‘der NaturenBloemen’ zien dat niet enkel de mens bedwelmd kan raken van bilzekruid:62 Weeda et al., 1987, p. 26963 Van der Meijden, 2005, p. 562; Weeda et al.,. 1987, p. 269.64 Hozeski, 2001, p. 102.65 Hozeski, 2001, p. 103. 421
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)‘Den gonen die den slaep hevet quatmen neme sine blade of sijn saet,ende stampt ende bindet dananden slaep, est wijf of man;hi sal rusten, est dach ende nacht.Sijn saet hevet sulke crachtslaep ende ruste te ghevene:men neme tarve, corne ende evene,ende belne saet, ende late valledit te gadre met allen,ende laet dit den voglen eten,si sullen slapens hars verghetendat mense mach nemen metter hant’66 - Akkeronkruiden en ruderale plantenHet aandeel pollen van akkeronkruiden is, evenals dat van granen, niet zeer hoog.Hauwmossen zijn hierin het beste vertegenwoordigd. Hoewel dit typischeakkeronkruiden zijn op vochtige plekken op leemgrond, is het niet uitgesloten dat dezemossen zich zeer lokaal bij de waterput bevonden. Indien daar geknoeid is met water,kunnen drassige en vervolgens dichtgeslagen plekken ontstaan, waar deze mossen naaralle waarschijnlijkheid prima kunnen gedijen.In de samenstelling van pollentypen van akkeronkruiden is nauwelijks iets veranderdten opzichte van de 11e eeuw. Pollen van korensla is echter niet aangetroffen.In het botanisch macrorestenspectrum daarentegen zijn diverse onkruidenaangetroffen, welke op de akkers, in moestuinen of in voedselrijke ruigten op hetnederzettingsterrein voorkwamen. Deze kunnen met het pollenonderzoek niet alleopgespoord worden. Met name van beklierde duizendknoop en zwaluwtong zijn deresten talrijk in spoor 5950. Deze waren waarschijnlijk op (zeer) voedselrijke ruigtennabij de hoeve te vinden en/of zijn meegeoogst met de granen en zodoende op hetnederzettingsterrein terecht gekomen.66 Van Maerlant ~1270. 422
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Daarnaast zijn resten van diverse akkeronkruiden aangetroffen, die duiden op eenmatig voedselrijke ondergrond op de akkers. Voorbeelden hiervan zijn knopherik,gewone reigersbek (Erodium cicutarium), kromhals/gewone ossentong (Anchusaarvensis/officinalis), hanenpoot en schapenzuring.In de omgeving van de waterput en de hoeve kwamen diverse tredplanten voor, zoalsgewoon varkensgras, straatgras en gewoon herderstasje. Op ruderale plekken, dielokaal sterk zijn verrijkt in voedingsstoffen waren grote brandnetel, akkerdistel/kalejonker (Cirsium arvense/palustre), gevlekte scheerling en bilzekruid te vinden.Heide en veenDe percentages pollen van heide- en veenplanten zijn min of meer gelijk ten opzichtevan die in de 11e eeuw. In het landschap is heide nog steeds aanwezig, maar speelt daargeen gezichtsbepalende rol. In de waterput zijn enkele bloemhoofdjes van struikheiaangetroffen.GraslandIn de graslanden lijkt er ten opzichte van de 11e eeuw ook weinig te zijn veranderd.Wel is er sprake van een toename in het percentage graspollen dat groter is dan 40 µm.Mogelijk is dit pollentype geproduceerd door wilde grassen, maar het is niet geheeluitgesloten dat het afkomstig is van rogge. Pollen van grassen wordt gekenmerkt dooréén pore met daaromheen een ring (de annulus). Bij granen (dat zijn ook grassen) zijnzowel de pore als de annulus relatief groot, hetgeen ze -naast een grotere diameter vanhet pollen- onderscheidt van ‘normale’ grassen. Het pollen van rogge onderscheidtzich van andere granen door onder andere de langwerpige vorm; over het algemeen ispollen van andere granen redelijk rond. Nu suggereert de grootte van destuifmeelkorrels van dit grotere grassentype, dat ze afkomstig zijn van granen. Sterkernog, de vorm van het pollen lijkt sterk op dat van rogge, hoewel het stuifmeel watkleiner is. Echter, ook de pore en de annulus zijn te klein om deze stuifmeelkorrels aanrogge toe te wijzen.De vondst van pollen van weegbree en veldzuring-type en ascosporen vanmestschimmels laat zien dat de graslanden waarschijnlijk nog steeds begraasd werden 423
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)door grote herbivoren. Ook wollige distel (Cirsium eriophorum) en scherpe/kruipendeboterbloem, waarvan zaden zijn aangetroffen, kwamen aldaar voor.Oevers en natte plaatsenCypergrassen en varens die sporen van het niervaren-type produceren zijn nog steedsnadrukkelijk op vochtige tot natte plekken in het landschap aanwezig. Tevens kwamdaar paardenstaart (Equisetum) voor. Van paardenstaart zijn zowelepidermisfragmenten als sporen aanwezig in spoor 5950. Verder zijn meer dan 100zaden van waterpeper gevonden. Waterpeper kan aan een oever van een wateraanwezig zijn geweest, maar ook op drassige plekken op de akkers of bij de waterput.Dit geldt ook voor veerdelig tandzaad en greppelrus.In de bovenste vulling van de 12e/13e-eeuwse waterput is een rest van een groenwier(Zygnemataceae) aangetroffen. Verder lijken er in het water van de waterput geenplanten aanwezig te zijn geweest. 424
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)12.6. Samenvatting en conclusiesTijdens een archeologische opgraving in het plangebied Eikevelden te Geel zijn onderandere diverse waterputten aangetroffen, daterend van de IJzertijd tot in de Late-Middeleeuwen. Deze zijn onderzocht op hout, pollen en botanische macroresten,teneinde meer informatie te vergaren omtrent de constructie van dergelijke structuren,en het (biotische) landschap en het gebruik van planten door de tijd op één locatie.Het feit dat het hier dezelfde typen contexten betreft, maakt het landschappelijkonderzoek aan deze site zo uniek. Immers, dit zorgt voor een goede vergelijkbaarheidtussen de monsters. Aan de hand van het onderzoek is een goed beeld verkregen vande regionale en lokale vegetatie in de omgeving van het nederzettingsterrein en van delokale voedseleconomie van de vroegere bewoners van de huidige stad Geel. 12.6.1. Conclusies onderzoek aan pollen en botanische macrorestenUit het pollenonderzoek is gebleken dat het landschap in de IJzertijd behoorlijk bebostwas. Zowel op drogere als nattere gronden waren bossen te vinden. Op de hogeregronden bestonden deze bossen voornamelijk uit eik, berk en een zoom van hazelaar,terwijl de nattere gronden begroeid waren met els en wilg. Akkerbouw speelde geengrote rol in de directe omgeving van de ijzertijdnederzetting. Wel is bepaald dat gersten/of tarwe een rol speelden in de toenmalige voedseleconomie. In de omgeving waswat heide en grasland te vinden.In de Vroege-Middeleeuwen (8e/9e eeuw) nam het bosareaal in de natte (kom)gebiedenaf, terwijl vochtige tot natte graslanden zich uitbreidden. Deze graslanden werdenbegraasd door grote herbivoren. Het aandeel heide in het landschap verminderde.Bovendien lijkt er tussen de tweede helft van de 8e eeuw en de eerste helft van de 9eeeuw ontbossing op de drogere gronden te hebben plaatsgehad. Akkerbouw werdbelangrijker in deze periode. Op de voedselrijke tot matig voedselrijke akkers werdzowel tarwe als gerst, en mogelijk ook haver verbouwd. Bovendien is er sprake van eennieuwe introductie onder de granen: rogge werd in de Vroege-Middeleeuwengeconsumeerd door de bewoners van de nederzetting. Naast granen aten de bewonersook fruit en noten, zoals hazelaar, braam en vlier. Deze konden uit de omgeving 425
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)verzameld zijn; het zijn immers inheemse, wilde planten in Vlaanderen. Vlas of lijnzaadwerd verbouwd voor de vezels en/of oliehoudende zaden.Ten opzichte van de 8e/9e eeuw is de mate van bebossing in de 11e eeuw ongeveergelijk gebleven. Wel is er sprake van een lichte afname in het aandeel eik, terwijl berken linde juist meer in het landschap voorkwamen. Mogelijk werd eik selectief gekaptom constructiemateriaal of brandstof te verkrijgen. Op de akkers werd rogge gebouwden vermoedelijk ook gerst en/of tarwe. Ook in de Volle-Middeleeuwen speeldevlas/lijnzaad een rol.In de Late-Middeleeuwen is het landschap verder ontbost geraakt; zowel op de natteals op de droge gronden. De rol van heide en (begraasd) grasland is ongeveer hetzelfdegebleven ten opzichte van de Volle-Middeleeuwen. Op basis van het pollenspectrumlijken de voedselrijke tot matig voedselrijke akkers, waarop rogge, gerst en mogelijkook tarwe relatief ver van de nederzetting gelegen en/of bevond de waterput zich nietdirect naast een dorsplaats. Wel is rogge verwerkt door de bewoners van de 12e/13e-eeuwse hoeve. Gerst, en mogelijk ook haver en tarwe werden gebruikt. Hierbij zullengerst en haver in eerste instantie als veevoer hebben gediend en enkel in tijden vangraannood als broodgraan zijn aangewend. Tarwe en rogge waren geschikter om broodvan te bakken. Verder werd door de bewoners van de hoeve hazelnoot, druif (ofkrent/rozijn) en biet gegeten. Van vlas, hennep en huttentut kon olie geperst worden,terwijl de vezels van vlas en hennep mogelijk ook tot textiel en touwen kunnen zijnverwerkt.Uit het onderzoek aan het bladeren- en takkenpakket uit spoor 1377 is gebleken datdeze grotendeels afkomstig zijn van Quercus robur, namelijk zomereik. Echter, hetpollenonderzoek laat zien dat er tussen de bladeren relatief weinig stuifmeel van eikaanwezig is, terwijl van pollen van granen en grassen, en resten van de mestschimmelSporormiella-type zeer talrijk is. Deze schimmels komen voor op rottende plantendelen,maar voornamelijk op mest, en vormen daarnaast geen sporen onder water. Dezemoeten dus buiten de waterput gevormd zijn op mest of mogelijk op de rottendebladeren. De resultaten van het onderzoek aan botanische macroresten en pollen vanhet pakket heeft geleid tot tal van speculaties over de oorzaak of reden van dedepositie van dit materiaal in de waterput. Het is niet met zekerheid te zeggen of er 426
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)sprake is van natuurlijke depositie (bijvoorbeeld als gevolg van een storm en/of vaneen eik die direct naast de waterput te vinden was) of van een niet-natuurlijke depositie(zoals dat het geval is bij afval, dat al dan niet intentioneel in de waterput terecht isgekomen). 12.6.2. Conclusies houtonderzoekOver het algemeen blijft archeologisch hout alleen onder het grondwaterniveaubehouden. Dit was ook het geval bij de houtvondsten van de vindplaats in Geel-Eikevelden. Hier zijn circa 130 houtvondsten opgegraven uit enkele dieper gelegensporen. Naast waterkuilen zonder houten beschoeiing zijn zeven waterputten met eenhouten constructie gedocumenteerd. Vier waterputten bestonden uit een vierkantebekisting met hoekpalen en verticaal (spoor 7802) of horizontaal op hun kantgeplaatste planken van eik. Tevens zijn drie waterputten beschoeid geweest met eenuitgeholde eiken stam, soms ook in combinatie met een houten raamwerk (zoals bijspoor 5950).Waterputten met een houten constructie die in Vlaanderen en hetaangrenzende Nederlandse gebied zijn gevonden, dateren vanaf de IJzertijd.67Met uitzondering van één waterput, namelijk de boomstamput met spoornummer5950, kon de ouderdom van de structuren met behulp van dendrochronologischonderzoek worden achterhaald. De eiken monsters, met name de monsters uit spoor7802, bevatten vaak meer dan honderd jaarringen. Vaak problematisch zijn demetingen aan monsters van uitgeholde boomstammen. Weliswaar is de laatstgevormdejaarring meestal nog aanwezig en daarmee de kans op een jaarnauwkeurige datering,echter is het aantal jaarringen vaak niet voldoende. Dit was het ook geval bij deboomstamput met raamwerk uit spoor 5950.De goede conservering van het hout heeft ervoor gezorgd dat bewerkingssporen vandivers gereedschap zichtbaar bewaard zijn gebleven. Er zijn bewerkingssporen van(beslag)bijlen en van dissels met halfronde bijlsnede herkend, als ookbewerkingssporen van een zaag en van een kantrechtbijl. De beslagbijl komt vanaf de10e eeuw geregeld voor in nederzettingscontext. Voor die tijd was de beslagbijl welbekend in militair-Romeinse context, maar was de inheemse bevolking er minder67 Waterbolk 2009. 427
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)vertrouwd mee. De dissel wordt al sinds prehistorische tijden gebruikt, onder meervoor het uithollen van stammen voor boomstamkano’s en, zoals in Geel-Eikevelden isgebleken, voor het uithollen van stammen voor waterputbeschoeiingen. Vanaf deVolksverhuizingtijd komen boomstamputten voor, meestal van eik. Een enkele keer iseen es of beuk gebruikt.68 Meestal worden de uitgeholde stammen met de licht met eenbijl of dissel afgeschuinde stamonderkant in de grond omlaag geplaatst. Het plaatsenvan stammen andersom, waarbij de stamonderkant omhoog wijst, lijkt eenuitzondering te zijn.Tijdens het grootschalige nederzettingsonderzoek in Noord-Brabant (onder meer inVeldhoven en Geldrop) onder leiding van Prof. dr. Frans Theuws van de Universiteitte Leiden, zijn meerdere boomstamputten opgegraven. In onder meer Veldhoven zijntwee boomstamputten van eik opgegraven, waarbij de stam eerst in vier segmenten isgespleten, uitgehold en vervolgens met behulp van verbindingsgaten en –touwen vanwilgentenen aan elkaar is gevoegd.69 Volgens Theuws heeft een boomstamput eenbelangrijke functie binnen de ruimtelijke inrichting van het nederzettingsterrein. Hijsuggereert dat een boomstamput bewust werd geplaatst in verband met eenstichtersritueel. Het zou interessant zijn om tijdens de verdere uitwerking van deopgraving Geel-Eikevelden de gegevens van het onderzoek van Theuws er bij tebetrekken.Gegevens over de spreiding van boomstamputten in België staan vermeld op de sitevan Erfgoed Vlaanderen.70 Op grond van de huidige kennis komen boomstamputtenvooral voor in de regio van de Antwerpse Kempen en minder in het kustgebied vanVlaanderen. Ook blijken boomstamputten vooral in de Volle-Middeleeuwen eenalgemeen verschijnsel te zijn. Voorbeelden volgens de onderzoeksbalans zijn devindplaatsen Wijnegem, Hove, Poppel en Kasterlee.In de Romeinse periode en ook nog in de Vroege-Middeleeuwen zijn eiken plankenvan waterputbekistingen vooral gekliefd. Daarbij werd een stam met behulp vanwiggen op de houtstraal, dat wil zeggen radiaal, gespleten. Voor één waterput, namelijk68 Lange 2006.69 Lange in voorbereiding a.70 Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen:https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/vroege_en_volle_middeleeuwen/onderzoek/topics/nederzettingsonderzoek/vroege_middeleeuwen 428
Search
Read the Text Version
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
- 151
- 152
- 153
- 154
- 155
- 156
- 157
- 158
- 159
- 160
- 161
- 162
- 163
- 164
- 165
- 166
- 167
- 168
- 169
- 170
- 171
- 172
- 173
- 174
- 175
- 176
- 177
- 178
- 179
- 180
- 181
- 182
- 183
- 184
- 185
- 186
- 187
- 188
- 189
- 190
- 191
- 192
- 193
- 194
- 195
- 196
- 197
- 198
- 199
- 200
- 201
- 202
- 203
- 204
- 205
- 206
- 207
- 208
- 209
- 210
- 211
- 212
- 213
- 214
- 215
- 216
- 217
- 218
- 219
- 220
- 221
- 222
- 223
- 224
- 225
- 226
- 227
- 228
- 229
- 230
- 231
- 232
- 233
- 234
- 235
- 236
- 237
- 238
- 239
- 240
- 241
- 242
- 243
- 244
- 245
- 246
- 247
- 248
- 249
- 250
- 251
- 252
- 253
- 254
- 255
- 256
- 257
- 258
- 259
- 260
- 261
- 262
- 263
- 264
- 265
- 266
- 267
- 268
- 269
- 270
- 271
- 272
- 273
- 274
- 275
- 276
- 277
- 278
- 279
- 280
- 281
- 282
- 283
- 284
- 285
- 286
- 287
- 288
- 289
- 290
- 291
- 292
- 293
- 294
- 295
- 296
- 297
- 298
- 299
- 300
- 301
- 302
- 303
- 304
- 305
- 306
- 307
- 308
- 309
- 310
- 311
- 312
- 313
- 314
- 315
- 316
- 317
- 318
- 319
- 320
- 321
- 322
- 323
- 324
- 325
- 326
- 327
- 328
- 329
- 330
- 331
- 332
- 333
- 334
- 335
- 336
- 337
- 338
- 339
- 340
- 341
- 342
- 343
- 344
- 345
- 346
- 347
- 348
- 349
- 350
- 351
- 352
- 353
- 354
- 355
- 356
- 357
- 358
- 359
- 360
- 361
- 362
- 363
- 364
- 365
- 366
- 367
- 368
- 369
- 370
- 371
- 372
- 373
- 374
- 375
- 376
- 377
- 378
- 379
- 380
- 381
- 382
- 383
- 384
- 385
- 386
- 387
- 388
- 389
- 390
- 391
- 392
- 393
- 394
- 395
- 396
- 397
- 398
- 399
- 400
- 401
- 402
- 403
- 404
- 405
- 406
- 407
- 408
- 409
- 410
- 411
- 412
- 413
- 414
- 415
- 416
- 417
- 418
- 419
- 420
- 421
- 422
- 423
- 424
- 425
- 426
- 427
- 428
- 429
- 430
- 431
- 432
- 433
- 434
- 435
- 436
- 437
- 438
- 439
- 440
- 441
- 442
- 443
- 444
- 445
- 446
- 447
- 448
- 449
- 450
- 451
- 452
- 453
- 454
- 455
- 456
- 457
- 458
- 459
- 460
- 461
- 462
- 463
- 464
- 465
- 466
- 467
- 468
- 469
- 470
- 1 - 50
- 51 - 100
- 101 - 150
- 151 - 200
- 201 - 250
- 251 - 300
- 301 - 350
- 351 - 400
- 401 - 450
- 451 - 470
Pages: