Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)behoren en werden ze gedurende verschillende generaties gebruikt.Ook de traditie van lijkverbranding werd in ere gehouden. Crematieresten werden uitde brandstapel verzameld en samengebracht in een pot of urn. Dit recipiënt werdnaderhand, al dan niet met houtskoolresten van de brandstapel, in een individueel grafbijgezet in een grafheuvel. Bijgaven worden slechts sporadisch aangetroffen enbestaan vaak uit een klein potje of een sieraad uit metaaldraad.Afbeelding 8.5.: Reconstructie van kringgreppels en langbedden op Bosoverheide, het grootste grafveld van Nederland (© Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) 51
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Bovenop de graven werd een grafmonument opgericht als visueel kenmerk in hetlandschap. In de Maas-Demer-Schelde regio worden veelal ronde grafheuvels oflangwerpige langbedden opgericht, al dan niet met extra palenkransen ofingangsconstructies. Beide types hanteren hetzelfde principe, zijnde een aardenheuvellichaam met omcirkelende greppel (Afbeelding 8.5).Bij een grafheuvel is deze greppel circulair met soms één enkele onderbreking. Dezeopening is vaak naar een dominante windrichting geörienteerd.Langbedden bestaan uit twee rechte parallelle greppels die tot 40 meter of meerkunnen worden. Vermoedelijk werd een dergelijk imposant grafmonument voormeerdere individuen gebruikt.Tijdens de late ijzertijd evolueert het grafritueel naar een bijzetting van decrematieresten zonder recipiënt. Ook wordt steeds vaker de oprichting van eengrafmonument achterwege gelaten, waardoor het herkennen van graven uit dezeperiode vaak zeer moeilijk is.Naast de veranderingen in rituele praktijken, is er ook een verschuiven van grote,continu gebruikte begraafplaatsen, naar kleinere, dicht bij de nederzetting gelegengrafvelden. Afbeelding 8.6.: Reconstructie van het openluchtheiligdom Kontich - Alfsberg (© VIOE)De bij een begraving horende cultus is tot op heden nog steeds een mysterie. De enigebronnen over deze religieuze belevingen zijn de vroegste historische geschriften.Hieruit blijkt dat de religie tijdens de late ijzertijd vooral was gefocust op de natuur en 52
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)de veranderingen de verschillende seizoenen met zich meebrengen. Wouden,bronnen, rivieren en moerassen speelden een belangrijke rol en zijn vaak aan een ofmeerdere godheden gewijd. Tijdens deze periode komen ook nog steeds demoerasdeposities voor, hetgeen eveneens een traditie voortvloeiend uit de bronstijd is.Hierbij werden metalen voorwerpen in een kuiltje begraven. De exacte reden voor hetachterlaten van deze, economisch gezien, waardevolle voorwerpen is tot op heden nogsteeds een mysterie.De enkele cultusplaatsen die tot op heden gevonden en onderzocht zijn blijken allensteevast grote omheinde ruimten in open lucht te zijn, die afgeschermd werden dooreen ondiepe gracht en een lage wal en soms een palisade (Afbeelding 8.6). 8.1.2. De Romeinse periode6NederzettingenAfbeelding 8.7.: Illustratie van nederzetting uit de Romeinse periode.76 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 177-188.7 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 176 53
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Ook het begin van de Romeinse periode is voornamelijk een overnemen van detradities en gewoontes van de late ijzertijd. Zo verblijft het merendeel van debevolking nog steeds in agrarische gemeenschappen. De Romeinse cultuur isvermoedelijk alom gekend, maar toch wordt ze maar zeer selectief overgenomen.Toch vindt er in deze periode een belangrijke evolutie plaats in de constructiemethodevan de hoeves. Tijdens de Romeinse periode zal er gaandeweg meer en meer getrachtworden vrije ruimte te creëren binnenin het woonhuis. Dit zal men trachten doormiddenstaanders te verwijderen uit de constructie en dit te compenseren door steedszwaardere wandpalen.Afbeelding 8.8.: Evolutie van de Romeinse gebouwen op de sites Brecht - Zoegweg en Ekeren - Het Laar (Schaal: 1/400). 1. BZW S24, 2. EHL S99, 3. BZW S10, 4. BZW S19, 5. BZW S30.88 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 232. 54
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)De plattegronden van de hoeves kenmerken zich door een rij van drie tot zeven zwaremiddenstaanders en muren opgebouwd uit een raamwerk van palen met daartussenvlechtwerk besmeerd met leem. De nok van het dak kon tot zes meter hoog zijn.Tijdens de 2de en 3de eeuw na Christus is er een vergroting van het traditionele Alphen-Ekeren woonhuis merkbaar. De huizen worden tot tien meter langer en gemiddeldeen tot twee meter breder, met een maximale lengte van 40 meter en een breedte tot 9meter (Afbeelding 8.8.).De essentie van het woonhuis blijft echter ongewijzigd en is nog steeds eenwoonstalhuis, waarin mens en vee onder één dak verbleven. Dat komt overeen met deprehistorische huistypes en benadrukt de onverminderde waarde die de inheemsebevolking toekende aan hun vee als bron van voedsel en nevenproducten. Het isopvallend dat er in de nederzetting opmerkelijk weinig bijgebouwen wordenaangetroffen. Enkel kleine spiekers worden nabij de woning aangetroffen. Hetgebruik van slechts een paar van deze kleine opslaggebouwtjes met een verhoogdevloer, impliceert dat de meeste opslag van goederen in de woning gebeurde.De geteelde gewassen lijken sterk op deze van de ijzertijd. Gerst is nog steedsdominant aanwezig, met emmertarwe, gierst en haver als aanvulling. Spelt enbroodtarwe, twee gewassen kenmerkend voor de Romeinse periode, blijven alsnogafwezig. Peulvruchten, zoals erwt en duiveboon, en vlas worden ook geteelt.Tot slot werd steeds centraal een waterput aangetroffen. Deze constructies waren vanlevensbelang voor de nederzetting en ze werden dan ook met grote omzichtigheidaangelegd. In bijna alle gevallen worden waterputten in deze periode gebouwd doormiddel van liggende eiken planken rond vier zware hoekpalen. De constructie van dewaterputten duidt vaak op groot vakmanschap. Sommige putten gaan tot 5 à 6 meterdiep en zijn vervaardigd zonder enige vorm van ijzerbeslag. Voorts blijkt uit deinplanting van de waterputten op de site dat vermoedelijk meerdere huishoudens vandezelfde waterput gebruik maakten.GrafveldenTijdens de Romeinse periode blijkt er een versterkt gemeenschapsgevoel aanwezig tezijn. Waar in de ijzertijd de overledenen hoofdzakelijk begraven werden op kleinegrafveldjes die zeer kortstondig in gebruik waren, werden er in de Romeinse periode 55
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)grotere grafvelden in gebruik genomen die door meerdere huishoudens of zelfsnederzettingen gebruikt werden. De methode van begraven blijft grotendeelsbehouden uit de late ijzertijd. De overledene werd gecremeerd op een brandstapel,gelegen naast de begraafplaats, de crematieresten werden ingezameld en vervolgensbijgezet in een grafkuil, al dan niet met enkele aardewerken recipiënten of een kleinsieraad.Tijdens deze periode worden vaak oude begraafplaatsen uit de late bronstijd en vroegeijzertijd terug uitgekozen om nieuwe begraafplaatsen in te planten. Hiermeeincorporeerde de inheems-Romeinse lokale gemeenschap de prehistorische doden ineigen vooroudergroep. Ze verlengde daarmee haar ouderdom en vergrootte zo haaraanspraken op het territorium. Het laatste kwam ook tot uitdrukking in de positie vanveel grafvelden aan de rand van de dekzandruggen. Wanneer bezoekers hetterritorium via de beekdalen betraden, kwamen ze eerst langs het grafveld. Hetcollectieve gevoel van de lokale groep kon ten slotte versterkt worden door de eerstebijzettingen van het grafveld een monumentaal karakter te geven. Aldus werd deeerste overledene de symbolische stichter van de gemeenschap, rond wiens grafeeuwen later nog mensen begraven werden.8.1.3. De middeleeuwse periode tot heden9Historische kaderingNa de Romeinse periode volgen een aantal eeuwen van relatieve rust in de Kempen.Vanaf 250-275 na Christus raakt de streek meer en meer ontvolkt en tegen het eindevan de vierde eeuw zijn is Kempen nagenoeg onbewoond. Deze ‘post-RomeinseLeegte’ hangt nauw samen met de volksverhuizingen, waarbij de invallers deze streekvan zandgronden en veengebieden schijnbaar links lieten liggen en zich vooralfocusten op de vruchtbare leemgronden van Noord-Frankrijk. Pas vanaf het middenvan de 6de eeuw worden er sporadisch weer sporen van bewoning terug gevonden..Deze weder ingebruikname hangt nauw samen met de opkomst van hetMerovingische koninkrijk. Clovis bekeert zich in 496 in Frankrijk. Aanvankelijk9 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 259-264. 56
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)hadden de Merovingers op de Kempen maar weinig greep. De streek was dermatedun bevolkt dat er niet veel te besturen viel. Toch zijn er sporen van een soortbestuurlijke eenheid op te merken, die tijdens deze periode uitgroeiden uit oudetelkens evoluerende netwerken. Rond Antwerpen lag zo vermoedelijk de pagus Rien.Deze behoorde tot het gebied Taxandria en stond onder leiderschap van een graaf.De pagus Taxandria beslaat in deze periode de Belgische Noorderkempen en hetzuiden van Nederlands Brabant. Vanaf de 9de - 10de eeuw groeit het bereik tot aan dePeel in Nederland. Volgens Theuws is deze groei vooral te wijten aan netwerk vanelitegroepen met onderlinge familie-, huwelijks-, bezits- en alliantiebanden. Hij steltook vast dat dergelijke relaties soms over gebieden heen kunnen ‘springen’10Tegen het midden van de achtste eeuw was de macht van de Merovingische koningenzodanig uitgehold, dat het rijk de facto door de hofmeiers werd geleid. Dit resulteerdein een staatsgreep in 751 door Pepijn, dewelke de tijd van de Karolingers inluidde. Hetwas Karel de Grote, die in 800 tot keizer werd gekroond, die het Frankische rijkenorm uitbreidde. Bij zijn dood werd echter het rijk opgesplitst onder zijn zonen,hetgeen resulteerde in drie koninkrijken, vastgelegd door het Verdrag van Verdun in843. De regio van de Kempen werd onderverdeeld in het middenste koninkrijk vanLotharius.Met de invallen van de noormannen in de 9de en 10de eeuw volgde opnieuw een fasevan relatieve onrust in de regio. Vanaf de 11de - 12de eeuw zijn er voor het eerst ookhistorische bronnen over Geel. Hieruit blijkt dat de stad onderdeel is van deHeerlijkheid Geel. De Heerlijkheid omvatte onder meer Geel, Oevel, Eindhout,Varendonk, Veerle, Millegem, Zoerle-Parwijs, Echelpoel, Bouwel, Retie, Vorselaar,Lichtaart en Gierle. In de loop der eeuwen is ze in het bezit geweest van verschillendefamilies, met name: Berthout, van Hoorne, van Merode, van Wittem, van den Berg,van Lorreinen en de Rohan.11De grondleggers van de Heerlijkheid Geel, de familie Berthout, had tijdens de 10deeeuw met vele plundertochten grote gebieden veroverd van Grimbergen overMechelen tot de zuiderkempen. Hun veroveringsdrang zorgde ervoor dat ze in 1159in conflict kwamen met de hertogen van Brabant, tegen wie ze het onderspit zouden10 Theuws, F., 1988, p.112-120.11 Bijl, W., 1977, p. 11 57
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)delven. Als gevolg van dit conflict werden de heren Berthout loyale aanhangers van dehertog, maar dit kon niet vermijden dat hun gebieden later verdeeld werden.De heren in deze feodale maatschappij hadden een zeer grote invloed in het leven vanhun onderdanen. Zo konden zij vrij beschikken over grond, goederen, personen enbezaten ze alle juridische macht.Vanaf de eerste helft van de 13de eeuw blijkt Geel aan belang te winnen. Hendrik IBerthout vestigt zich in Oosterloo, met de bedoeling van Geel een belangrijk agrarischcentrum te maken. Zo richte hij een cijnshof op dat medeverantwoordelijkheid kreeg inhet dorpsbestuur. Vanaf het tweede kwart van de 13de eeuw werd de gemeente Geelverheven tot een ‘Vrijheid’. Deze nieuwe status impliceerde meer vrijheden voor deinwoners en een vervangen van de erfdienstbaarheden naar een recurrente jaarlijksecijns.Rond deze periode werd ook een nieuwe nederzettingskern gesticht rond eenbestaande marktplaats, met een parochie gewijd aan de heilige Amandus. Deze nieuwenederzetting, de huidige markt van Geel met omliggende wijken, werd verbonden metde oude bewoningskern rond Sint-Dimpna door middel van een nieuwe weg, deNieuwstraat.Tussen 1247 en 1271 werd in Geel een schepenbank geïnstalleerd. Ditbestuursapparaat beperkte de autocratische besturing van de heren van Geel en zorgdevoor een meer getemperd beleid. In deze schepenbank zetelde een vertegenwoordigervan de heer samen met zeven schepenen als vertegenwoordigers van het volk.Aanvankelijk werden de schepenen voor het leven benoemd. Zij behoorden veelal totgegoede en invloedrijke families. Om te vermijden dat de heer echter schepenen zoubenoemen die zijn visie welgezind waren, moest de heer kiezen uit een dubbele lijst diewerd opgesteld door het schepencollege zelf. Het college had het dagelijks bestuurvan de gemeente in handen. Ook een rechterlijke macht alsook het opstellen enhandhaven van wetten en regelgeving behoorden tot het curriculum. Door debesluiten van dit bestuurlijk apparaat konden vele burgers gedurende de daaropvolgende periode vele rechten en vrijheden verwerven.De schepenbank zal in bestuur blijven tot de Franse revolutie. 58
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)NederzettingenTijdens de vroeg middeleeuwse periode zijn de huisplattegronden veelal eenbeukig.Het streven naar een maximale open ruimte resulteert in het volledig weg laten vancentrale nokdragers. Tijdens de Merovingische en Karolingische periode hebben dehuizen een rechthoekige vorm en het dak wordt gedragen door een dubbele rij zwarepalen. Veelal worden deze huizen zeer fragmentair aangetroffen, waardoor hetmoeilijk is ze te herkennen in situ.Afbeelding 8.9.: Volmiddeleeuwse huisplattegronden uit het Maas-Demer-Schelde gebied (Schaal: 1/400) 1. Someren 127, 2. Dommelen 13, 3. Dommelen 16, 4. Someren 1, 5. Geldrop 63.12Vanaf het einde van de vroege middeleeuwen komt er een nieuw type woonstalhuis inopmars. Aan beide korte zijden van het rechthoekige Karolingische huis wordt een12 Huijbers, 2012, p. 94. 59
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)extra paal voorzien, waardoor de dakvorm van een zadeldak naar een schilddakverandert. Deze huisplattegrond zal kenmerkend zijn voor de rest van demiddeleeuwen. Waar aanvankelijk de palen langsheen de lange zijde nog een mooierechte lijn vormen, zal gedurende de volle middeleeuwen deze wand steeds bollerkomen te staan. De dakvorm zal steeds meer gelijken op een de vorm van een boot,waardoor we spreken over een bootvormige huisplattegrond.De bijgebouwen die tijdens de vorige periodes alomtegenwoordig waren, worden ooknu nog verder gebruikt. Spijkers komen in verschillende configuraties voor, maar debasis opbouw met verhoogde vloer blijft ongewijzigd.Vanaf de middeleeuwse periode worden ook in de landelijke Kempen gebouwenherkend als stallen. Voordien leefde het vee, weliswaar elk in een apart segment vande woning, samen met mensen. Ook tijdens de middeleeuwen blijft dezebewoningsvorm bestaan, maar toch zien we hier het opkomen van aparte stallingen,hetgeen een mogelijke fysieke weerslag is van de schaalvergroting van de landbouwvanaf deze periode.Waterputten worden nog steeds volgens de Romeinse traditie aangelegd methorizontale eiken planken en zware hoekpalen. Ook worden soms houten tonnenzonder deksel en bodem op elkaar gestapeld.Vanaf de 10de tot de 12de eeuw worden er echter opmerkelijk veelboomstamwaterputten geslagen. Hierbij wordt de constructie uit losse planken enpalen vervangen door een massieve uitgeholde eiken boomstam. Deze putten zijnkenmerkend voor deze periode uit de middeleeuwen, maar komen ook in vroegereperiodes voor13.. Om de boom uit te hollen en de constructie bewerkbaar te houden,wordt de boomstam vaak in verschillende segmenten gespleten. De verschillendesegmenten worden naderhand weer met elkaar verbonden door middel van lerenbanden of twijgen te vlechten door speciaal voorziene ogen in het hout. Momenteelwordt er gewerkt aan enkele theoriën omtrent de rol van deze waterputten. Gezien demonumentaliteit en de moeilijkheidsgraad van de constructie wordt er gedacht aan eenspeciale functie binnen het erf.13 Onder andere in Hove in de 6de-7de eeuw en in Poppel in de 6de eeuw. 60
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Begraving: Reeds vanaf het einde van de Romeinse periode worden overledenen weer begraven door inhumatie. Deze traditie zet zich voort in de 5de en 6de eeuw, ook binnen het dun bevolkte gebied van de Antwerpse Kempen. Vanaf de tweede helft van de 5de eeuw komt er sporadisch weer crematiebegraving voor. Of dit grafritueel een restant is van de traditie uit de ijzertijd of gepaard gaat met een nieuwe kolonisatiegolf is tot op heden nog steeds een discussiepunt14. Vanaf de kerstening van onze gebieden stopt echter de traditie van crematie en bijzettingen in grafvelden zoals deze gekend was in de Romeinse periode. Vanaf de middeleeuwen vinden de begravingen plaats op de begraafplaatsen rond de kerken. Op enkele voorbeelden na (onder andere in Broechem15 en Herentals) zijn er echter tot op heden niet veel vroeg-middeleeuwse kerken en/of begraafplaatsen in de regio onderzocht.8.2. Cartografische bronnenAfbeelding 8.12.: Ferrariskaart met aanduiding van het plangebied (paarse kader) en omgeving.1614 Annaert, 2012, p. 201.15 Annaert, 2012, p. 197-204, In: Annaert et al, 2012.16 www.kbr.be, 2012. 61
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Op de Ferrariskaart uit het eind van de 18de eeuw (Afbeelding 8.12.) is te zien dat hetplangebied ten zuidoosten van de oude bewoningskern van Geel ligt en in gebruik isals braakliggende grond of weidegrond. De weg Eikevelden, direct ten noorden vanhet plangebied, is al een bestaande weg. Het vormt een verbindingsweg naar hetnoordoostelijker gelegen gehucht Kievermont (niet aanwezig op de afbeelding). Aande weg Eikevelden is enige bebouwing aanwezig.De directe omgeving van de weg wordt gekenmerkt door kleine groepjes geïsoleerdgelegen boerderijen. Direct ten noorden van het plangebied ligt het gehucht Laar. Hiergaat de weg Eikevelden ook over in de weg Laar. Het gehucht wordt gekenmerkt dooreen samenkomst van verbindingswegen in een driehoekige vorm. Dergelijke gebiedendie in het verleden als gemeenschappelijke gronden in gebruik waren, werden gebruiktals veeweide of voor de winning van (hak)hout.Afbeelding 8.13.: Atlas der buurtwegen met aanduiding van het plangebied (paarse kader) en omgeving.1717 www.provant.be, 2013. 62
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)De naam Laar is als vaak voorkomend toponiem terug te voeren tot het Germaansehlaeri, wat de betekenis heeft van “bosachtig, moerassig terrein”. Het plangebied zelf isgrotendeels als weiland in gebruik. Het uiterste westelijke en zuidelijke deel lijken inakkerlandpercelen te liggen. Langsheen de oostelijke grens van het plangebied loopteen klein weggetje vanuit het gehucht Laar in zuidelijke richting.De Atlas der Buurtwegen uit circa 1840 (Afbeelding 8.13.) laat een soortgelijke situatiezien als in de 18de eeuw (Afbeelding 8.12.). Het plangebied blijft onbebouwd. Aangeziendeze kaart geen indicatie geeft over het landgebruik is het derhalve niet duidelijk of hetin gebruik is als weiland of als akkerland. Het weggetje dat in de 18de eeuw door hetnoordelijke deel van het plangebied liep, lijkt niet meer aanwezig. De gebouwen tennoordwesten van het plangebied langsheen de Eikevelden zijn eveneens verdwenen.Ter plaatse van het gehucht Laar zijn enkele gebouwen te zien en het globalestratenpatroon uit de 18de eeuw lijkt grotendeels onveranderd.8.3. Archeologische waarden Volgens de data beschikbaar in de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) zijn meerdere vondstmeldingen bekend binnen een straal van 700 m ten opzichte van het plangebied (Afbeelding 8.14.). Op 80 m ten oosten van het plangebied werd door Condor Archaeological Research in 2012 een vooronderzoek uitgevoerd. Het betrof fase 4 van het project Eikevelden, waarvan vooriggende rapport fase 1 tot 3 behelst. Tijdens dit vooronderzoek werden een aantal perifere structuren en greppels aangetroffen van de nederzetting aangetroffen op fase 1 tot 3. Op 185 m ten noordwesten van het plangebied werd in 2006 een opgraving uitgevoerd, waarbij paalkuilen en greppels uit de periode laat-neolithicum – vroege bronstijd en plattegronden van een bijgebouw, waterputten en afval-/buurputten uit de late bronstijd werden aangetroffen. Ook vond men een huisplattegrond en twee waterputten uit de volle middeleeuwen (CAI-inventarisnr. 100.519). Enkele losse sporen en een kuil met middeleeuws aardewerkscherven vond men aan het Laarsveld, op 560 m ten noordoosten van het plangebied (CAI-inventarisnr. 102.864). 63
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 8.14.: Uitsnede uit de Centraal Archeologische Inventaris met aanduiding van het plangebied (paarse kader) en omgeving.18In de stadskern van Geel, op circa 650 m ten noordwesten van het plangebied,bevinden zich nog enkele vondsten. Aan het Sint-Dimpnaplein werden onder dehuidige St.-Dimpnakerk de muurresten aangetroffen van de Romaanse voorganger uitde 12de eeuw. Er werden geen resten aangetroffen van de verwachtevroegmiddeleeuwse kapel (inventarisnr. 101.868). Direct ten westen daarvan vond mende resten van een 16de eeuwse schuur evenals een begravingen van zowel mensen alspaarden uit de 17de eeuw. Mogelijk hangen de graven samen met de Slag van Geel uit1658 (CAI-inventarisnr. 106.128). In de hoek van de wegen Logen en Rijn lag tot voorkort een vondst (Afbeelding 8.14.) die echter niet meer aanwezig of opvraagbaar isbinnen de database van de CAI. Het betreft inventarisnummer 101.862.18 www.CAI.be, 2012. 64
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)9. Resultaten Veldonderzoek 9.1. Inleiding Tijdens de voorbereidende fase van het project Eikevelden had niemand een vermoeden van het rijke verleden van deze site. Waar oorspronkelijk een aantal drassige maïsvelden, geprangt tussen de ringweg, de huizen gelegen aan de weg Eikevelden en een scoutslokaal, lagen, werd het gebied na dertien maanden archeologisch onderzoek omgetoverd tot een van de rijkste sites uit de Antwerpse Kempen. In totaal werd er een oppervlakte van circa 2,86 hectare onderzocht in drie fases, hetgeen resulteerde in 7939 uitgereikte spoornummers. Dit immens aantal sporen en lagen verschafte vele vragen over de geschiedenis van deze kleine dekzandrug, gelegen vlak nabij de Nete op een uitloper van de grote rug van Geel. Evenveel vragen bleven echter na de opgravingscampagne onbeantwoord. Het volgende hoofdstuk zal trachten enkele van deze vraagstukken op te lossen. Om een coherent, overzichtelijk geheel te behouden is er geopteerd het onderscheid tussen de verschillende fases niet te respecteren, maar de volledige site in zijn totaliteit te bespreken. Dit aangezien vele structuren en greppels over meerdere werkputten en fases doorliepen. Een onderscheid creëren op basis van de moderne werkzaamheden zou in sommige gevallen een vertekend beeld kunnen genereren. Daarenboven is de zandrug waarop de site gelegen is, uitgestrekt over de verschillende fases, in zijn totaliteit bewoond geweest, zonder historische onderbrekingen, waardoor een door de onderzoekers opgelegde grens compleet zinloos zou zijn. Derhalve zullen de sporen per structuur of categorie onderverdeeld worden, waarna elke groep besproken wordt. Het is niet mogelijk elk spoor in detail in dit hoofdstuk te bespreken, maar indien gewenst kan meer informatie gevonden worden in de catalogus (deel 2) en de sporenlijst (in bijlage). 65
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)9.2. Problemen bij het veldonderzoekReeds bij aanvang had het project te kampen met een aantal beperkingen. Wegens hetfaillisement van het studiebureau dat het vooronderzoek uitvoerde werden een aantalessentiële onderzoeksdaden niet meer gesteld. Zo werd er geen rapport of grondplanopgeleverd, waardoor enige voorkennis, zoals spoordiepte, aard en enige bijzonderhedenniet gekend waren. Hierdoor werd de site als het ware bij aanvang van de opgravingbehandeld als een eerste onderzoeksfase met extreme aandacht voor de aanleg van hetarcheologisch niveau.Ook de kwaliteit van het onderzoek ging sterk achteruit. Waar tijdens fase één en twee eenarcheoloog met voldoende veldervaring een aanvaardbaar archeologisch niveau tussen 0 en-5 centimeter ten op zichte van het niveau van de opgraving hanteerde, werd fase drie vanhet proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door een projectleider met veel te weinig ervaringop zandgrond. Hierdoor werden er proefsleuven aangelegd die tot 50 centimeter onder hetcorrecte archeologisch niveau lagen (Afbeelding 9.1.). Net deze sleuven werden aangelegd inde zone met de meeste bewonings- en begravingssporen, waardoor het kennisverlies doordit barbarisme onuitspreekbaar is.Afbeelding 9.1.: Schade aangericht tijdens het vooronderzoek. 66
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Tot slot bleven de proefsleuven van de derde fase veel te lang open liggen, waardoor eengroot deel van de sporen verzandden en door winderosie deels verdwenen. Daarbij kwamnog dat deze sporen in eerste instantie niet ingemeten werden, waardoor het plausibel is datfel uitgeloogde sporen niet meer herkend werden.Tijdens het veldonderzoek waren er ook beperkingen die het niet altijd mogelijk maaktendezelfde kwaliteit van documentatie te handhaven. Vooral de weersomstandighedenzorgden tijdens de zomer en in de winter voor de nodige problemen.De site Eikevelden is gelegen op een kleine dekzandrug nabij de Nete. Door (sub)recentebodembewerking is de natuurlijke bodemgelaagdheid verdwenen, waardoor de ploeglaagrechtstreeks op de zandige gele moederbodem gelegen is. Op vele plaatsen zit er in dezemoederbodem een fractie silt, waardoor het sediment iets vettiger is en beter tegenuitdrogen kan. Centraal op het heuvellichaam is dit echter niet het geval en is het sedimentquasi duinzand, hetgeen bij warme temperaturen de neiging heeft te gaan stuiven. Ditfenomeen heeft zich tijdens de opgravingscampagne meermaals voorgedaan, vooral tijdensde hete juli en augustus maanden. Het aanleggen van kleinere werkputten kon ditverstuiven deels beperken, maar niet volledig vermijden.In de winter werd het onderzoek dan weer gehinderd door wateroverlast. Op circa vier àvijf meter onder het maaiveld zit in de gehele regio een ondoordringbare bodemhorizontmet veel ijzeroer. Deze natuurlijke kom zorgt ervoor dat regenwater en smeltwater veeltrager de bodem indringt en veelal stagneert, waardoor op de bodemkaart het terrein wordtomschreven als 'een natte tot zeer natte zandgrond'.Langdurige vorst en sneeuw gedurende het jaareinde 2011/2012 zorgde voor een circa 10 à15 centimeter bevroren ondergrond. De sneeuw die op deze vorstlaag gevallen was zorgdepotentieel voor enkele liters water per vierkante meter. Daarom werd tijdens de eersteweek van januari 2012 beslist het volledige terrein en de drie werkputten die dan nogaangelegd waren volledig ijsvrij te maken, om zo de hoeveelheid water te trachten tebeperken. In de daarop volgende weken passeerden echter meerdere hevigeneerslagsystemen (Afbeelding 9.2.), waardoor de drie werkputten volledig blank kwamen testaan. Een hierop volgende koudegolf zorgde voor een massief blok ijs van enkeledecimeters dik (Afbeelding 9.3.). 67
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.2. (L) en 9.3. (R): Overvloedige regenval zette grote delen van het terrein blank, waarna vorst de sporen onder een dikke ijslaag fixeerden. Hierdoor werd er geopteerd de opgraving enkele weken stil te leggen om zo het water de kans te geven verder de bodem in te dringen. Dit proces werd versneld door regelmatig met een grote aggregaatpomp de werkputten leeg te pompen, waardoor uiteindelijk begin februari 2012 terug gestart kon worden met veldwerk.9.3. Bemerkingen bij de rapportageBij de resultaten van dit onderzoek moeten alleerst enkele bemerkingen geformuleerdworden.Allereerst omtrent de volledigheid van deze rapportage. Het is een illusie te denken dat ditschrijven een volledige weerslag is van het potentieel van de site Geel - Eikevelden. Tallozestructuren kunnen nog verborgen zitten in de sporenclusters die aangetroffen werden tijdensde veldcampagne.Voorts moet de aandacht gevestigd worden op de determinering van de verschillendestructuren. Om een zo volledig mogelijk referentiekader te creëren werd er gekeken naarverschillende sites uit het Maas-Demer-Scheldebekken, en werden de resultaten vanEikevelden hieraan getoetst. Hierdoor konden talloze structuren herkend worden, maarhierin ligt tevens de grootste tekortkoming van een dergelijk onderzoek. Door deze gekendepatronen te vergelijken wordt het oog echter blind voor de anomaliën die afwijken van deze 68
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)gekende waarden, waardoor mogelijk ongekende zaken over het hoofd gezien worden. Hetbewustworden van dit gegeven heeft er echter voor gezorgd een extra open geest te bewarenen de nodige omzichtheid hand te haven omtrent de interpretatie van de sporen enstructuren.9.4. Sporen uit de latere prehistorie (bronstijd - ijzertijd) 9.4.1. BewoningssporenBronstijd 9.4.: Uitsnede uit de allesporenkaart met uitlichting van het gebouw uit de midden-bronstijd.Reeds bij aanvang van het onderzoek was er het vermoeden van een bewoningscomponentuit de metaaltijden. Tijdens het veldonderzoek van fase één konden er zes huisplattegrondenuit deze periode vastgesteld worden. Naderhand werden er aan dit subtotaal, bij uitvoeringvan onderzoeksfase twee en drie, nog respectievelijk één en twee plattegronden toegevoegd. 69
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Eén van de meest controversiële huisplattegronden werd aangetroffen in werkput 21. Bijaanleg van het relevante archeologische niveau dagzoomden talloze kleine palen in een minof meer rechthoekige vorm, met een absidiaal uiteinde aan noordwestelijke korte zijde(Afbeelding 9.5.). Aanvankelijk werd er gedacht in de richting van enkele bijgebouwen, maartijdens het detailonderzoek van de sporen groeide het vermoeden van een veel oudereconstructie. De onderzochte sporen waren quasi allen zeer ondiep. Dit zou kunnenverklaard worden door het graven van zeer ondiepe paalkuilen bij de constructie van ditgebouw, of door verstoring achteraf.Gezien de aanwezige bioturbatiehorizont en het afwezig zijn van een natuurlijkebodemopbouw, is het echter plausibel dat deze sporen grotendeels verstoord werden. Delocatie van deze hoeve moet extra onderhevig geweest zijn aan verstoring doorlandbewerking door zijn ligging op het hoogste punt in de regio, aangezien deze hoogte inhet microreliëf intensiever bewerkt zal geweest zijn, om zo een nivelleren van het terrein tebekomen. Deze intensievere bodembewerking houdt echter inherent in dat deonderliggende sporen in grotere mate verploegd werden.Door de beperkte bewaringssituatie werd er eveneens zeer weinig determineerbaaraardewerk of bemonsterbare sedimenten aangetroffen. Afbeelding 9.5.: Mogelijke bronstijdstructuur.Desalniettemin werd de mogelijkheid geopperd dat deze woonstalhoeve uit de middenbronstijd (tussen 1800/1750 en 1000 v. Chr.) dateert. Gelijkaardige exemplaren komenslechts op enkele sites voor in zowel het Belgische als Nederlandse deel van het Maas-Demer-Schelde gebied, met onder meer hoeves in Oss-Ussen, Venray, Boxmeer, Geldrop en 70
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Loon op Zand (Afbeelding 9.6.). Louter morfologisch zou de hoeve uit Eikevelden kunnenovereenkomen met woonstalhoeve Geldrop 11. Dit gebouw is met circa 18 meter echterkleiner dan de hoeve uit Eikevelden, die ongeveer 25 meter lang was. Ook is de hoeve uitGeel 3 meter breder dan deze uit Geldrop. Er zijn echter hoeves gekend met de afmetingenvergelijkbaar met deze uit Geel, maar deze zijn veelal volledig rechthoekig, zonder absidiaaluiteinde. Een voorbeeld is onder andere te vinden in Oss Ussen bij huis Oss 1282Een mogelijke ingangspartij bevindt zich centraal op de lange zijde. Hier tekent zichschijnbaar een onderbreking in het continue patroon paalkuilen af. Er werd echter geenduidelijke ingang als dusdanig aangetroffen. Soms hebben hoeves met een absidiaal uiteindeeen ingang op de kopse zijde, zoals bijvoorbeeld de hoeve uit Loon op Zand3. Er zijn echterook voorbeelden gekend zonder ingang in de absidiale zijde.4Afbeelding 9.6.: Enkele voorbeelden van bronstijdhoeves met van boven naar beneden: Oss Ussen 128, Geldrop 1 en Loon op Zand 15.1 Wesdorp, 1997, fig. 10.2 Schinkel, 1998, p. 31.3 Roymans en Hiddink, 1991.4 Wesdorp, 1997.5 Gerritsen, 2003, p. 43. 71
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Zoals reeds hierboven vermeld, werden er bijzonder weinig determineerbare archeologischeindicatoren aangetroffen. Hierdoor blijft een datering in de midden bronstijd als dusdanigplausibel, maar hypothetisch.IJzertijdHet merendeel van de grondsporen uit de late prehistorie dateert echter uit de ijzertijd. Erwerden in totaal acht huisplattegronden uit deze periode aangetroffen. Zes van deze huizenvormden een noordelijke bewoningskern en lagen geclusterd in fase één van het onderzoek.Twee huizen vormden een zuidoostelijke cluster tegen de grens van de derde fase van hetonderzoek.Afbeelding 9.7.: Enkele voorbeelden van huizen volgens het Sint-Oedenrode/Oss2 typeprofiel, met van boven naar onder: Oss Ussen 112, Wijk bij Duurstede en Beek en Donk66 Gerritsen, 2003, p. 47. 72
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Opmerkelijk is dat van deze acht huisplattegronden er drie keer twee huizen elkaar deelsoverlappen. Binnen de eerste bewoningscluster resulteert dit in vier bewoningslocaties,terwijl dit in het zuidelijke gebied gereduceerd wordt tot slechts één bewoonde zone.De meeste huisplattegronden zijn typologisch te onderscheiden als huizen van het St.Oedenrode/Oss 2-type (Afbeelding 9.7.). Dit type gebouw is, samen met het Haps-typekenmerkend voor respectievelijk de vroege (800 - 475 v.Chr.) en midden/late ijzertijd (475 -57 v.Chr.).Het St. Oedenrode/Oss 2 gebouwtype kenmerkt zich door de twee tot vierbeukigebinnenindeling. Deze meerdere palenrijen waren nodig om de dakconstructie teondersteunen. De wand uit met leem bestreken vlechtwerk werd gevat in een ondiepegreppel, ook wel standgreppel genaamd en buiten deze greppel gaf een omcirkelende rij palensteun aan de neerwaartse kepers van het schilddak. Centraal op de lange zijde werd eendubbele ingang aan weerszijde van de hoeve ingeplant.Een Haps type gebouwplattegrond kenmerkt zich, in tegenstelling tot de huizen uit devroege bronstijd, door een centrale rij middenstaanders die als nokdragers dienst deden(Afbeelding 9.8.). De kepers werden eveneens onderaan gestut door een omcirkelende rijkorte paaltjes. Een tweede rij paaltjes net binnen deze dakdragers dient als steun voor devlechtwerkwand die de muren van deze hoeve vormen. Een standgreppel, die dewandconstructie accentueert bij het St. Oedenrodetype is vaak afwezig. Centraal op de langezijde werd ook hier aan weerszijden een ingang voorzien. Deze ingangspartij bestaat veelaluit twee tot drie palen, die door herhaaldelijk blootstellen aan weer en wind vaak hersteldmoesten worden. Hierdoor zijn deze sporen vaak als klein greppeltje aan elkaar gesmolten7.7 De Boer en Hiddink, 2012, p. 62. 73
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.8.: Gebouw volgens het Haps typevoorbeeld (Oss type 8C)8Drie huizen (Structuren9 002, 006 en 015) kunnen mogelijk aan het type St. Oedenrode/Oss2 toegeschreven worden. Al deze huizen zijn slechts gedeeltelijk teruggevonden, waardooreen exacte determinering op basis van het grondplan bemoeilijkt wordt.Hoewel van Structuur 002 (Afbeelding 9.10.) slechts de zuidwestelijke kopse kant en de eerstenokdrager teruggevonden werd, werd het toch toegewezen aan bovenvermeld type door hetvoorkomen van een secundaire paal naast de middenstaander aan noordwestelijke zijde.Deze toewijzing zorgt echter voor een discrepantie tussen de vooropgestelde datering vanhet St. Oedenrode/Oss 2 type in de vroege ijzertijd (tussen 800 en 475 v.Chr.) en de 14C-datering van de nokpaal van deze structuur, die tussen 420 en 380 v.Chr. gedateerd wordt.Waarschijnlijk situeert deze structuur zich op de overgangsperiode tussen St.Oedenrode/Oss2 en Haps. Het is zeer goed mogelijk dat de secundaire paal geen onderdeel van deconstructie uitmaakt en dat de vooropgestelde woning gelijkend is aan Structuur 003 (zieinfra), hetgeen een datering op de overgangsperiode zou bevestigen. 8 Schinkel, 1998, fig. 110. 9 In de catalogus worden de structuren weergegeven door de afkorting 'STR' met de desbetreffende volgnummer. 74
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Afbeelding 9.9.: Algemeen overzicht met de structuren uit de ijzertijd. In de noordwesthoek de eerste bewoningscluster, in de zuidoosthoek een tweede. Afbeelding 9.10.: Huisplattegronden 002, 006 en 015. 75
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Uit het profiel ter hoogte van de eerste nokdrager bleek dat deze paal tot circa 50 centimeterbewaard gebleven is. Bovenaan werd de paalkuil afgesneden door een zeer lokale dunnedonkerbruine laag met verbrande leemfragmenten en aardewerk. Het gaat hier waarschijnlijkover de restanten van het instorten van de woonstalhoeve of mogelijk een oud loopniveau.Bovenop deze dunne lens kwam het alom tegenwoordige dunne plaggendek voor die hetgeheel beschermde tegen recente verploegingStructuren 006 en 015 (Afbeelding 9.10.) lijken morfologisch meer op het vooropgestelde type.Hoewel de binnenindeling van structuur 006 licht afwijkt, past Structuur 015 volledig binnende krijtlijnen vooropgesteld door het gebouw Oss Ussen 11210. Hierdoor is Structuur 006mogelijk eveneens een overgangsvorm tussen vroege- en midden ijzertijd huisplattegronden.Een duidelijke ingangspartij kenmerkend voor deze laatste ontbreekt echter. Enkel eencentrale rij palen op de breedterichting markeert mogelijk de scheiding tussen woon enstalgedeelte en is zo een indicator voor de ingang van het gebouw.Afbeelding 9.11.: Overzicht van de noordelijke bewoningscluster met perceelsgreppel en enkele spiekers.10 Schinkel, 1998. 76
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.12.: Overzicht van de zuidelijke bewoningscluster.Van structuur 015 is voornamelijk de noordoostelijke helft bewaard. Van de binnenindelingontbreken enkele nokpalen. Dit gebouw had een zeer geprononcieerde ingangspartij. Nagedetailleerd onderzoek bleken beide kleine greppels echter te bestaan uit drieaaneengesloten paalkuilen. Een dergelijke ingangspartij is eerder kenmerkend voor hetjongere Hapstype. Toch komt dit ook in oudere periodes voor. Zo wordt onder meer huisWaterdael III 401 reeds in de vroege ijzertijd gedateerd, maar toch heeft het een evenduidelijke ingangspartij11.Daarnaast is het opmerkelijk dat de dominante inplantingsrichting van het Oss 2-typeschijnbaar noordwest-zuidoost is, terwijl het jongere Hapstype hier veelal haaks op ingeplantis, namelijk noordoost-zuidwest. Dit is onder andere te bemerken op de vroege ijzertijdsitesvan Someren Waterdael12, Oss Ussen - Mikkeldonk13, Oss Ussen14, Beek en Donk15, Loon op11 De Boer en Hiddink, 2012, p. 60.12 De Boer en Hiddink, 2012, p. 56.13 Woltering, 1991, p.93.14 Schinkel, 1998.15 Huijbers, 1990. 77
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Zand16en Duurstede17 en op de midden/late ijzertijdsites van Someren Waterdael18, Haps19,Oss Ussen20, Ekeren Het Laar21, Meer Zwaluwstraat22, Mierlo Hout23 en Brecht - Hanepad24.Alle huisplattegronden te Geel - Eikevelden hebben echter deze laatste oriëntatie, waardoorwederom de vraag gestelt moet worden of deze huisplattegronden effectief als volwaardigtype St.Oedenrode/Oss 2 kunnen gedetermineerd worden of dat het eerder eenovergangstype is tussen deze laatste en het Hapstype.Vervolgens werden er twee woonstalhoeves aangetroffen die effectief een mengvorm warentussen de typerende huizen uit de vroege en midden/late ijzertijd. Structuren 003 en 014hadden beiden de kenmerkende centrale rij nokdragers, typerend voor het Hapstype en aande buitenzijde werd de dakconstructie gedragen door een omringende rij palen (Afbeelding9.10.). Waar bij een volwaardig Haps huis de binnenwand echter wordt gevormd door eentweede palenrij, is dit bij beide huizen te Geel echter door middel van een standgreppel.Deze greppel diende als extra ondersteuning voor het met leem bestreken vlechtwerk die demuur vormde. In de gangbare literatuur werd tot op heden nergens een huis van het Hapstype aangetroffen met een dergelijke standgreppel.Aan noordwestelijke zijde van Structuur 003 blijkt de standgreppel te zijn onderbroken.Traditioneel ligt echter bij het Hapstype de ingangspartij centraal aan weerszijde van de langezijde. Vermoedelijk berust deze afbuiging eerder op een toeval en is ze een gevolg eenreparatie van de dakconstructie, waardoor beide negatieven met elkaar versmolten tot eengeheel. Aan de zuidelijke lange zijde is de ingang centraal gelegen en bestaat de constructieuit twee palenkoppels aan weerszijde van de deuropening.16 Hiddink en Roymans, 1991, p. 111.17 Hessing, 1991.18 De Boer en Hiddink, 2012, p. 61.19 Verwers, 1972, p. 63 ev.20 Schinkel, 1998, p. 120.21 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 136.22 Verbeek en Dealruelle, 2004, p. 130.23 Tol, 1999.24 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 120. 78
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.13: Gebouwen 014, 003 en 004.Bovenop Structuur 003, ongeveer drie meter naar het zuiden verschoven, ligt een volgendwoonstalhuis ingeplant, namelijk Structuur 004 (Afbeelding 9.13). Dit gebouw beantwoordtvolledig aan het vooropgestelde Hapstype, met centrale palenrij als nokdrager en één rijduidelijke wandpalen25. Een duidelijke ingangspartij kon niet gevonden worden, evenals hetzuidelijke uiteinde van de constructie, die niet in situ bewaard is gebleven. Mogelijk dientdeze constructie als herbouwing of opvolger van het oudere Structuur 002. Zondersluitende 14C-datering van beide gebouwen is dit echter niet met zekerheid te stellen.25 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 153. 79
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.14.: De deels vierbeukige Structuur 016Structuur 16 vervolgens lag ten zuidoosten van Structuur 004 (Afbeelding 9.14.). Dezehuisplattegrond had zowel een afwijkende binnenindeling van het Hapstype en ontbrak eenstandgreppel. Het gaat hier echter hoogstwaarschijnlijk over een gedeeltelijk vierbeukig type.Deze constructievorm werd onder ander aangetroffen tijdens de archeologische begeleidingvan het HSL-project in 2004, en dit op de sites Brecht-Zoegweg, Brecht-Hanenpad enEkeren-Het Laar.26 Afbeelding 9.15.: De vierbeukige structuur te Ekeren - Het LaarHoewel de afmetingen van de eerste twee gebouwen veel groter zijn dan van deze gevondente Geel, komen de dimensies van het huis in Ekeren-Het Laar quasi volledig overeen. Ookheeft het gebouw maar twee palenrijen in het vierbeukige gedeelte in plaats van drie bij delangere varianten. Een functie voor de meerdere beuken wordt mogelijk toegeschreven aande oprichting van een platfom aan een zijde van het gebouw dat mogelijk dienst gedaan heeftals opslagplaats voor goederen.2726 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 154-155.27 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 154. 80
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Deze gebouwen werden onder meer ook in Breda teruggevonden en worden gedateerd in demidden ijzertijd. Een 14C-datering uit een van de paalkuilen van het vierbeukige gedeelte lijktdeze stelling te bevestigen en situeert zich tussen 390 en 110 voor Christus (2σ)28.Aan de twee laatste gebouwen uit deze periode kon geen type toegekend worden. ZowelStructuur 005 als 017 misten te veel typerende kenmerken om een sluitende conclusie tetrekken. Afbeelding 9.16.: De overlappende structuren 005 en 006Structuur 005 lag geschrankt onder of boven Structuur 006. Wegens het ontbreken van eenoverlappend spoor is het onmogelijk te bepalen welke structuur precedeerde. De ondiepe enfragmentarische bewaringstoestand van Structuur 005 doet vermoeden dat dit gebouwmoglijk een voorloper was van Structuur 006. Aangezien enkel de standgreppel werdaangetroffen en er geen spoor van de binnenindeling werd gevonden, is een hypothetischedatering tot de vroege ijzertijd plausibel. Zonder bevestiging via radiokoolstofdatering of 28 Datering LTL13541A, CEDAD, Università di Salento. 81
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)datering via aardewerk blijft deze toewijzing tot het St.Oedenrode/Oss 2 type mogelijk, maarmet de nodige reserve.Van de laatste structuur werden enkel de buitenste keperdragende palen aangetroffen. Dewandconstructie en nokdragers waren allen buiten de opgravingszone gelegen. Hierdoor ishet mogelijk deze structuur toe te wijzen aan zowel de vroege als midden/late ijzertijd. Bijverder onderzoek kan deze plattegrond verder aangevuld worden en kan er mogelijk eenaccuratere uitspraak gedaan worden omtrent datering van deze hoeve.In al de bovenvermelde structuren werd handgevormd aardewerk aangetroffen. Het ontbrakechter aan concreet determineerbare vormen, waardoor de meeste dateringen op basis vanhet aardewerk bleven steken op een zeer ruime periodisering tussen 1100 v.Chr en 90/120n.Chr. 9.4.2. RandstructurenBijgebouwenTijdens de opgravingscampagen werden talloze gebouwen aangetroffen die in devakliteratuur steevast worden omschreven als Spiekers. Deze bijgebouwen zijn een consantefactor op erven vanaf de bronstijd tot in de middeleeuwen. Ze bestonden uit vier ofmeerdere verticale palen waartussen een verhoogd platform werd geconstrueerd. Daarna isde gangbare theorie dat de muren verder dicht gemaakt worden met de gebruikelijkeconstructiemethode en het dak bedekt in riet. Dat al deze gebouwen een dergelijkeconstructie hadden is echter niet met zekerheid vast te stellen.De bedoeling van deze kleine gebouwen was het opslaan van de oogst en anderevoedingswaren, waarbij de verhoogde vloer diende als afscherming tegen ongedierte van delevensnoodzakelijke etenswaren.Gezien de beperkte hoeveelheid palen die deze constructies rijk zijn en de vaak geringebewaringsdiepte is de zoektocht naar determineerbaar aardewerk vaak vruchteloos.Hierdoor wordt er voor de deteminatie en periodisering van deze bijgebouwen vaak gekekennaar de aard van de paalkuilvulling of de nabijheid van een structuur, maar dit zijn allenslechts subjectieve criteria (zie supra), waarmee bij het lezen van deze paragrafen en 82
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)interpretaties rekening moet gehouden worden. In totaal werden er 82 bijgebouwen herkendop deze site. Al deze gebouwen aan een bepaalde periode of erf toewijzen is quasionmogelijk (zie supra). Hierdoor werden enkel de meest markante per periode besproken enhieronder opgelijst. Afbeelding 9.17.: Verschillende bijgebouwen die met enige zekerheid toe te wijzen zijn aan de ijzertijd.Het merendeel van de spiekers die werden aangetroffen waren van de vierpalige variant.Occasioneel werden echter ook zes- of meerpalige bijgebouwen aangetroffen. Structuren050 en 091 kunnen eerder als klein bijgebouw gedetermineerd worden, aangezien ze met vierkeer drie palen niet meer echt onder de term spieker vallen. Structuur 050 kan mogelijkgelieerd worden aan de nabij gelegen ijzertijdhoeve STR016. 83
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)STR091 ligt plomp verloren ten zuidwesten van de gebouwen 015 en 016. De afstand tussenbij- en hoofdgebouw bedraagt echter circa 40 meter, waardoor het onwaarschijnlijk is dat ditbijgebouw noch tot STR015 of STR016 behoorde. Mogelijk behoort deze constructie toteen hoofdgebouw dat ofwel buiten het opgravingsareaal gelegen is, nog niet herkend is of teondiep gefundeerd was, waardoor de resten verdwenen zijn. Afbeelding 9.18.: Mogelijke bijgebouwen bij Structuur 015 of 016Een speciale constructie was STR087. Dit schijnbaar ovaal gebouw wordt eveneens in deijzertijd gedateerd en wordt in verband gebracht met de onvolledig opgegraven, en noghypothetische, Structuur 017. Alle palen werden bijzonder ondiep bewaard, waardoor dekans op het aantreffen van vondsten aanzienlijk verkleint werd. De toewijzing van dezestructuur tot de ijzertijd is derhalve enkel gebeurd op basis van de nabijheid van structuur017. 84
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)PerceelsgreppelsTijdens de veldcampagne van fase één werd twee greppels29 aangetroffen die samen eenerfafsluiting uit de ijzertijd vormen. Eén greppel (A) staat haaks op de noordoost-zuidwestoriëntatie van de woostalhoeves. Na ongeveer 50 meter begint hij af te buigen naarhet zuidwesten om na ongeveer 40 meter samen te komen met de tweede greppel (B) diedezelfde oriëntatie heeft als de woonstalhuizen. Afbeelding 9.19.: Perceelsgreppel en bijbehorende gebouwen. Mogelijk behoren structuur 005 en 006 niet tot deze percelering.Het eerste segment van de perceelsgreppel werd gecoupeerd op regelmatige intervallen.Opvallend was dat hij een zeer diverse bewaringstoestand had, van enkele centimeters totsoms meer dan 40 centimeter. Een volgend segment werd gecoupeerd door middel vanaaneengesloten kruiscoupes, en hieruit bleek dat in deze greppel een wederkerend patroonvan grote en kleinere palen te bemerken was, waarbij er telkens een grote paal om de vijf 29 In de catalogus worden greppels weergegeven door de afkorting 'GRE' met de desbetreffende spoornummer. 85
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)meter werd ingeplant en hiertussen, met een min of meer gelijke verdeling, twee kleinerewerden geplaatst (Afbeelding 9.20.). Deze constructiemethode werd zowel bij de eerste als detweede greppel gedocumenteerd.Overigens werd in de uiterste zuidwesthoek, tegen de grens van de opgraving, in greppel Been strook van circa 15 meter aangetroffen waar bijzonder veel handgevormd aardewerk inwerd aangetroffen. Binnen deze context werd een potrand aangetroffen die door Van denBroeke als rand B1 werd geklasseerd30. Aan deze determinering hangt volgens dezeonderzoeker een datering vast in de vroege- /eerste helft midden ijzertijd. Daarnaast werdeen wandfragment van type B2 aangetroffen, hetgeen een vroegste datering heeft in devierde eeuw voor Christus31Beide dateringen passen binnen de huidige hypothese van deze erven, zijnde een bestaantijdens de overgangsperiode vroege- en midden/late ijzertijd.Afbeelding 9.20.: Zicht op de sequentie paalkuilen (deels) in de perceelsgreppel.Haaks op greppel A werd nog een kleine aanzet van een derde greppeltje (C) aangetroffen.Of deze echter een onderdeel van het perceelsgreppelsysteem was, kon echter niet30 Van den Broeke, 2012, p. 89-90.31 Van den Broeke, 2012, p.117. 86
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)uitgemaakt worden, gezien de geringe lengte die van deze greppel bewaard gebleven is. Deloodrechte oriëntering op greppel A en de gelijke alignering met STR002 zijn echter een zeersterke indicatie dat deze greppel wel tot de perceelsafboording behoorde.De huizen waar deze perceelsgreppels voor dienden zijn hoogstwaarschijnlijk de hoevesSTR002 en STR003. Mogelijk behoorden STR005 en STR006 ook tot dezelfde fase, tenzijgreppel C onderdeel was van het systeem. Indien de greppel fictief verlengd zou wordenvolgens dezelfde oriëntatie, zou deze beide laatste structuren doorsnijden, waardoor eenvoorkomen binnen dezelfde fasering minder plausibel wordt. STR016 zou eveneens doorgreppel C doorsneden worden, hetgeen deze hoeve ook uitsluit.Of deze perceelsgreppel ook een afsluiting vormde tussen de nederzetting en het zuidelijkgelegen grafveld is echter niet geweten, aangezien de zone van de nieuw gebouwdevoetbalkantine, pal in het midden van de opgravingszone, niet archeologisch werdonderzocht. Mogelijk kan dit nog wel achterhaald worden wanneer de parkzone gelegenrondom het huidige plangebied wordt ontwikkeld en deze eveneens archeologischonderzocht zal worden.In de proefsleuven werd ten noordoosten van structuur 002 een derde grachtje aangetroffendie parallel loopt met de noordwest zuidoost lopende greppel A. Deze kon in twee sleuvengedocumenteerd worden en schijnt het erf van structuur 002 aan noordelijke zijde af tesluiten. 87
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.21.: De zuidelijke cluster ijzertijdhuizen met bijbehorende perceelsgreppel.Aan de zuidelijke groep ijzertijdhoeves (STR014 en 015) werd eveneens een deel van eenperceelsgreppel aangetroffen. Deze liep ten zuiden van de gebouwen in noordoost-zuidwestelijke richting. Mogelijk werd ook een deel van een greppel haaks op het eerstespoor aangetroffen.WaterputtenBinnen het opgravingsareaal werden twee waterputten32 aangetroffen die mogelijk aan deijzertijd toe te schrijven zijn, namelijk Spoor 2480 (WAP2480) en de Sporen 1768/1769(WAP1768).Waterput 2480 is eerder een waterkuil dan een put (Afbeelding 9.22.). Er werd geen spoor vaneen houtconstructie of een negatief van een bekisting in vlechtwerk aangetroffen.Vergelijkbare sporen werden onder andere aangetroffen te Oss-Ussen. Ook hier werdendeze putten gedateerd in de ijzertijd, aangezien het gebruik van ongewapende waterkuilen inde Romeinse periode zeer sterk afneemt. Uit het onderzoek van de putten te Oss bleek datde ratio bekist ten opzichte van niet-bekiste structuren in de ijzertijd quasi één op één was, 32 In de catalogus worden waterputten aangegeven met de afkorting 'WAP' gevolgd door de desbetreffende spoornummer 88
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)terwijl dit in de Romeinse periode terugzakte naar zeven op één. De reden hiervoor wasvermoedelijk dat tijdens de Romeinse periode de voorkeur werd gegeven aan een meersolidere structuur, Afbeelding 9.22.: Waterput 2480aangezien een ongewapende put vrij snel verzandde en zo het water ondrinkbaar maakte.Indien het water echter voor andere activiteiten werd gebruikt, zoals het verwerken vangewassen of leer, of het drenken van klei, is het mogelijk dat tijdens de Romeinse periodedeze activiteiten in bassins bovengronds werden uitgevoerd, in plaats van in een kuil in degrond33.33 Schinkel,1998, p. 284. 89
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.23.: Foto van de waterput 2480 Afbeelding 9.24.: Kwartcoupe van waterput 1768/1769.Deze put wordt volgens radiokoolstofdatering geplaatst tussen 400 - 200 voor Christus(2σ34)35. 34 Datering bekomen door bij de ouderdom van het staal twee maal de standaardafwijking (σ) toe te voegen. Zo wordt een datering met 95% zekerheid bekomen. 35 Datering LTL13576A, CEDAD, Università di Salento. 90
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Het merendeel van het aardewerk aangetroffen in deze kuil was van het handgevormde typeen kon niet nader gedateerd worden dan '1100 v.Chr tot 90/120 n.Chr.' Twee schervenkonden specifieker geplaatst worden in de midden/late ijzertijd, hetgeen perfect in de doorde radiokoolstof datering geschetst tijdskader past.De putvulling van de waterput bestond uit verschillende lagen, met een wisselendeaanwezigheid organisch materiaal. Gezien deze rijke organische horizonten was dit spoorideaal voor bemonstering voor pollenanalyse. Een gedetailleerd overzicht van debevindingen van dit onderzoek tezamen met het pollendiagram is te vinden in hoofdstuk 12.In totaal werden er vier lagen uit deze waterkuil geanalyseerd op pollen. Hoewel depollenspectra uit de verschillende vullingen in grote lijn onderling zeer goed vergelijkbaarzijn, zijn er toch kleine verschillen merkbaar.Het grootste deel van de aangetroffen pollen bestaat uit arboreaal pollen36. De ratioarboreaal pollen ten opzichte van niet-arboreaal pollen37 wordt vaak als maatstaf genomenom een uitspraak te doen over de mate van bebossing. Hieruit blijkt dat circa 60% van depollen aangetroffen in de stalen afkomstig is van bos gerelateerde planten. Uit vergelijkendestudies van recente ecosystemen is gebleken dat stalen met een dergelijk aantal boompollente relateren zijn aan een bosrijke omgeving. Zowel bomen die gecorreleerd worden metdroge als natte zandgronden komen nadrukkelijk in het landschap voor.Ten tijde van de vulling van het spoor is een verschuiving in het bomenspectrumopgetreden. In de oudste fase waren berk en eik sterk aanwezig. De pollencurve van beidesoorten neemt echter sterk af naar de jongste fase toe, terwijl in deze periode deaanwezigheid van hazelaar sterk toeneemt. Dit zou mogelijk kunnen wijzen op het rooienvan bomen in de omgeving, waardoor planten die eerder met een bosrand te linken zijn,zoals hazelaar, meer kansen krijgen. Ook de aanwezigheid van adelaarsvaren, een plant diewordt aangetroffen op open plaatsen in het bos waar bomen gekapt zijn of na een bosbrand,duidt mogelijk in die richting.Een interessante vondst zijn enkele pollen van haagbeuk. Dit is een boom die nieuw is inhet ijzertijdlandschap en die zich vanaf de Romeinse tijd verder zal verspreiden. De vondstvan deze pollen is derhalve een interessante, vroege vondst. 36 Pollen afkomstig van bomen en bosgerelateerde planten 37 Pollen gerelateerd aan open weide en heide gebieden. Hier horen ook de cultuurgewassen bij. 91
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Tot slot werden er, welliswaar in zeer lage concentraties, pollen van cultuurgewassenaangetroffen, meerbepaald het stuifmeel van gerst of tarwe. Daarnaast werd er ook stuifmeelgevonden van cultuurvolgers zoals alsem en gewoon varkensgras. Dit zou mogelijk eenindicatie kunnen zijn van akkerbouw, maar de waarden zijn te laag om hierover eenduidelijke uitspraak te kunnen formuleren.Spoor 1768/1769 (Afbeelding 9.24.) werd aangetroffen in de nabijheid van Structuur 016.Deze kuil vertoonde eveneens geen beschoeiing aan de binnenzijde van de put. Opmerkelijkzijn de zeer geleidelijk schuin aflopende wanden bovenaan de put. Vermoedelijk is dit spoorals een waterkuil te interpreteren of als een afvalkuil. Door hevige regenval en uitspoelenvan sediment kon er uit deze put geen staal voor pollenonderzoek genomen worden.AfvalkuilenVooral binnen de nederzetting uit de ijzertijd werden enkele kuilen aangetroffen die in relatieworden gebracht met de depositie van afvalcontexten38. Deze kuilen bevatten veelal één ofmeerdere lagen, rijk aan organisch materiaal, die afgewisseld worden door lagen sediment.Vermoedelijk hadden dergelijke kuilen eerst een functie als opslagkuil of werden ze gebruiktvoor zand- of leemwinning, alvorens ze als afvalkuil werden herbruikt. Vermoedelijk werder ook één opslagsilo (AFK1121) aangetroffen. Deze kuilen hebben naast een vlakke bodemook steile wanden en een wat conisch profiel, gecombineerd met een geringe diameter39.Binnen de noordelijke nederzettingskern werden vier kuilen aangetroffen, in de zuidelijkekern drie (Afbeelding 9.25). Van de eerste groep kuilen kan enkel AFK1121 (Spoor 1121) metenige nauwkeurigheid aan de hand van het aardewerk gedateerd worden. Deze kuil situeertzich38 In de catalogus worden afvalkuilen afgekort door 'AFK', gevolgd door het desbetreffende spoornummer.39 De Boer en Hiddink, 2012, p.65. 92
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) Afbeelding 9.25.: Enkele afvalkuilen met van links naar rechts bovenaan AFK1121 en AFK1305. Onderaan de afvalkuilen AFK369 en AFK6518.tussen 410 en 350 voor Christus en wordt derhalve in relatie gebracht met Structuur 002.Deze kuil ligt ook binnen de perceelsgreppels van het vermoedelijke erf waartoe dit gebouwbehoort, hetgeen deze interpretatie bevestigt.De overige kuilen kunnen slechts zeer globaal gedateerd worden tussen de late bronstijd ende late ijzertijd.Met enige zekerheid behoren de afvalkuilen AFK1305 (Sporen 1305 en 1306) en AFK369(Spoor 369) tot Structuur 003 of 004.In de zuidelijke bewoningskern werden de afvalkuilen AFK6496 (Spoor 6496), AFK6518(Spoor 6518) en AFK6530 (Sporen 6530 en 6531) aangetroffen. Een datering op basis vanaardewerk situeert deze kuilen in het correcte tijdsvak. Een nauwkeurigere toewijzing isechter op dit moment niet mogelijk.Speciale vermelding verdient afvalkuil S3384. Deze afvalkuil bestaande uit despoornummers 3384, 3385 en 3386 bestond drie lagen met bijzonder veel handgevormdaardewerk. Opmerkelijk was dat vele van deze scherven te determineren als misbaksels. 93
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Hierdoor werd deze kuil geïnterpreteerd als veldoven of als de restanten van een veldoven.Of ontbreken van een duidelijke brandlaag of een zone met verbrande leem buiten de putdoet echter vermoeden dat dit een afvalkuil was met de restanten van een veldoven. Van deeigenlijke oven werden geen sporen meer aangetroffen. Afbeelding 9.26.: Zicht op de afvalkuil 3384.Afbeelding 9.27.: Enkele vondsten uit de sporen S3384 en 3385. Links enkele fragmenten handgevormd aardewerkvan verschillende potten. Rechts een prop versinterde klei die mogelijk als afstandshouder tussen potten gezeten heeft. 94
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel) 9.4.3. GrafveldDe opgraving van Geel - Eikevelden kenmerkt zich, naast bewoning uit diverse periodes,ook door een grote necropool uit de late bronstijd/vroege ijzertijd. Deze begraafplaatsbestaat uit kringgreppels, langbedden en solitaire graven. In totaal werden er 85kringgreppels, 16 langbedden en 17 individuele graven aangetroffen. Deze begraafcontextendateren echter niet noodzakelijk allen uit dezelfde periode.Kringgreppels Afbeelding 9.28. Uitsnede uit de allesporenkaart met uitlichting van de kringgreppels.Veelal worden begraafplaatsen uit de ijzertijd in het landschap ingeplant in of naast eenoudere necropool uit de bronstijd. Vaak ligt één grotere bronstijdtumulus centraal, waarrondin de ijzertijd de rest van de bijzettingen worden gesitueerd. Deze oudere begraving wordtdan vaak gezien als een soort oervader, om zo de link met zijn eigen verleden te verstevigen.Grafvelden lijken de ankerplaats in het landschap, waarrond de zwervende erven zichverplaatsten. Een dichtere nabijheid tot de verschillende nederzetting suggereert echter een 95
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)nauwere band tussen familie en voorouders. Tijdens de ijzertijd schijnen necropolen doormeerdere families gebruikt geweest te zijn. Deze families hoeven echter niet tot dezelfdenederzetting te behoren.40De crematieresten worden net onder het maaiveld in het heuvellichaam bijgezet. Hierdoorworden deze vaak verstoord door latere verploeging, aangezien ze vaak net onder hetloopvlak ingegraven werden.De kringgreppels te Geel waren veelal ondiep bewaard. De vulling bestond meestal uitdonkergrijs tot grijs zand, met sporadisch lichte grijze vlekjes of ijzeroerconcreties. Dediepte van bewaring varieerde tussen enkele centimeters tot maximaal, en zeer lokaal, 30centimeter. In sommige kringgreppels werd er aardewerk aangetroffen. Deze washandgevormd en veelal besmeten. Of deze ritueel gebroken werden zoals sporadisch inliteratuur vermeld wordt, is niet geweten.41 Wel werden deze recipiënten steevast zonderbegravingscontext aangetroffen. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat dezemogelijk, door de vaak geringe bewaringstoestand, simpelweg verdwenen kan zijn. Tijdensde aanleg van de werkputten werd bij het ontgraven van de teelaarde en de AC-horizontvaak handgevormd aardewerk aangetroffen. Het vermoeden dat er redelijk veelarcheologische resten verploegd geweest zijn, schijnt hierdoor bevestigd te worden.In totaal werden er zes kernen binnen het grafcomplex herkend (Afbeelding 9.29). Cluster Ais de hoofdkern met de meeste kringgreppels. Deze zone wordt afgesneden door denoordelijke opgravingsgrens van fase twee en drie. Vermoedelijk is deze cluster nog groterdan datgene wat tot hier toe gedocumenteerd werd. Ook tegen de grens met de nieuwgebouwde voetbalcantine werden talloze grafmonumenten afgesneden aangetroffen.40 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 112-113.41 Verbeek en Delaruelle, 2004, p. 113. 96
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Afbeelding 9.29.: Overzicht van de necropool met onderverdeling van de verschillende clusters (voor kringgreppels). Zone Aantal Cluster A 26 Cluster B 14 Cluster C 13 Cluster D 7 Cluster E 4 Cluster F 5 Tabel 9.1. Telling aantal kringgreppels per cluster.Binnen deze cluster werden 26 kringgreppels aangetroffen. Alle grafmonumenten lagenschijnbaar geschikt rond een centraal middelpunt, namelijk kringgreppel KRG2072 (Spoor2072). Deze structuur is tevens de greppel met de grootste diameter die tijdens dezecampagne aangetroffen is. Het lijkt alsof dit spoor het ankerpunt is waarrond de rest van hetgrafveld aangelegd is. Overigens blijkt er een zekere open ruimte rond dit spoor in stand tezijn gehouden, waardoor dit nog meer als centerpunt wordt benadrukt. Binnen deze clusterkon slechts één paar overlappende kringgreppels aangetroffen worden. Een coupe op dekruising van beide structuren kon echter geen duidelijkheid scheppen welke van de tweeprecedeerde. De meeste kringgreppels binnen deze cluster zijn van het gesloten type. 97
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Slechts enkele malen komt een intentionele onderbreking van de greppel voor. Er schijntechter geen patroon te zitten in de oriëntatie van deze onderbrekingen.Afbeelding 9.30.: Detailzicht op kringgreppel cluster A.Afbeelding 9.31 Detailzicht op kringgreppel cluster B. 98
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)Ten zuiden van deze groep lagen nog twee kringgreppels. Mogelijk behoren deze tot clusterA en vormen ze de meest zuidelijke uitlopers van deze zone. In de meest zuidelijkekringgreppel, KRG233142 (Spoor 2331), werd de eerste van twee crematiecontexten centraalbinnen een grafmonument aangetroffen. Vermoedelijk behoren deze beide graven tot deprimaire bijzettingen in het heuvellichaam, aangezien latere bijzettingen meestal acentrischwerden ingepland. Als testcase werd deze crematie opgegraven in een grid van 10 bij 10centimeter met lagen van 5 centimeter dik. De vooropgestelde vraagstelling was te trachteneen eventuele doelbewuste bijzetting van bepaalde grotere beenderen binnen hetcrematiepakket te treffen. De context was echter te hard gebioturbeerd, waardoor ditonderzoek geen resultaat opleverde. Afbeelding 9.32.: Detailzicht op kringgreppel cluster C.Cluster B was ten zuidoosten van cluster A gelegen. Deze zone telde 14 randstructuren, dieelkaar veelal door- of oversneden. De verstoring door jongere grafmonumenten was vaakdermate groot dat soms tot 50% van de oudere kringgreppel werd vergraven. Aangezien eendergelijke greppel niet met loodrechte wanden, maar met een schuin afhellende wandaangelegd is, is het verstoorde areaal bovenaan veel groter dan de resten die door het huidige 42 In de catalogus worden kringgreppels afgekort door 'KRG', gevolgd door het desbetreffende spoornummer. 99
Condor Archaeological Research Eikevelden (Geel)onderzoek aangetroffen zijn. Hierdoor is het mogelijk dat deze nieuwe aanlegfase eencomplete vernietiging van het oudere grafmonument inhield. De hier vertoonde nucleatie isopmerkelijk binnen deze necropool en doet vragen rijzen omtrent mogelijke familialeverbanden tussen de verschillende clusters. Afbeelding 9.33.: Detailzicht op kringgreppel cluster D.Groep C lag nog verder naar het zuidoosten niet ver van de zuidelijke grens van deopgraving. Deze cluster bestond uit dertien randstructuren, waarvan de meeste vollediggesloten waren. In drie kringgreppels kon een intentionele onderbreking vastgesteld worden,maar ook hier was er geen dominante windrichting te bemerken. Net ten noordoosten vandeze cluster werd de tweede grafcontext centraal in een kringgreppel aangetroffen. Deanalyse van het aangetroffen botmateriaal wordt hieronder uitvoerig besproken in hoofdstuk11. Naast crematieresten en houtskoolfragmenten werden er in deze context ook tweebijgiften in handgevormd aardewerk aangetroffen. Studie van dit aardewerk plaatst dezevondst in de periode late bronstijd tot de overgang vroege en midden ijzertijd. Eenradiokoolstofdatering van de crematie én de houtskoolresten dateren dit spoor tussen 920 en810 voor Christus (2σ)43. 43 Datering LTL13590A, CEDAD, Università di Salento. 100
Search
Read the Text Version
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
- 151
- 152
- 153
- 154
- 155
- 156
- 157
- 158
- 159
- 160
- 161
- 162
- 163
- 164
- 165
- 166
- 167
- 168
- 169
- 170
- 171
- 172
- 173
- 174
- 175
- 176
- 177
- 178
- 179
- 180
- 181
- 182
- 183
- 184
- 185
- 186
- 187
- 188
- 189
- 190
- 191
- 192
- 193
- 194
- 195
- 196
- 197
- 198
- 199
- 200
- 201
- 202
- 203
- 204
- 205
- 206
- 207
- 208
- 209
- 210
- 211
- 212
- 213
- 214
- 215
- 216
- 217
- 218
- 219
- 220
- 221
- 222
- 223
- 224
- 225
- 226
- 227
- 228
- 229
- 230
- 231
- 232
- 233
- 234
- 235
- 236
- 237
- 238
- 239
- 240
- 241
- 242
- 243
- 244
- 245
- 246
- 247
- 248
- 249
- 250
- 251
- 252
- 253
- 254
- 255
- 256
- 257
- 258
- 259
- 260
- 261
- 262
- 263
- 264
- 265
- 266
- 267
- 268
- 269
- 270
- 271
- 272
- 273
- 274
- 275
- 276
- 277
- 278
- 279
- 280
- 281
- 282
- 283
- 284
- 285
- 286
- 287
- 288
- 289
- 290
- 291
- 292
- 293
- 294
- 295
- 296
- 297
- 298
- 299
- 300
- 301
- 302
- 303
- 304
- 305
- 306
- 307
- 308
- 309
- 310
- 311
- 312
- 313
- 314
- 315
- 316
- 317
- 318
- 319
- 320
- 321
- 322
- 323
- 324
- 325
- 326
- 327
- 328
- 329
- 330
- 331
- 332
- 333
- 334
- 335
- 336
- 337
- 338
- 339
- 340
- 341
- 342
- 343
- 344
- 345
- 346
- 347
- 348
- 349
- 350
- 351
- 352
- 353
- 354
- 355
- 356
- 357
- 358
- 359
- 360
- 361
- 362
- 363
- 364
- 365
- 366
- 367
- 368
- 369
- 370
- 371
- 372
- 373
- 374
- 375
- 376
- 377
- 378
- 379
- 380
- 381
- 382
- 383
- 384
- 385
- 386
- 387
- 388
- 389
- 390
- 391
- 392
- 393
- 394
- 395
- 396
- 397
- 398
- 399
- 400
- 401
- 402
- 403
- 404
- 405
- 406
- 407
- 408
- 409
- 410
- 411
- 412
- 413
- 414
- 415
- 416
- 417
- 418
- 419
- 420
- 421
- 422
- 423
- 424
- 425
- 426
- 427
- 428
- 429
- 430
- 431
- 432
- 433
- 434
- 435
- 436
- 437
- 438
- 439
- 440
- 441
- 442
- 443
- 444
- 445
- 446
- 447
- 448
- 449
- 450
- 451
- 452
- 453
- 454
- 455
- 456
- 457
- 458
- 459
- 460
- 461
- 462
- 463
- 464
- 465
- 466
- 467
- 468
- 469
- 470
- 1 - 50
- 51 - 100
- 101 - 150
- 151 - 200
- 201 - 250
- 251 - 300
- 301 - 350
- 351 - 400
- 401 - 450
- 451 - 470
Pages: